Commentaar van art. 377, WIB 92 (bijwerking)

Bijwerking Com.IB 92 d.d. 01.06.2017

TITEL VII: VESTIGING EN INVORDERING VAN DE BELASTINGEN

HOOFDSTUK VII: RECHTSMIDDELEN

Afdeling II: Bijzondere bepalingen inzake rechtsmiddelen

Art. 377, WIB 92

INHOUDSTAFEL

I. WETTEKST

377/0

II. COMMENTAAR

377/1-6

I. WETTEKST

377/0

Art. 377. - De termijnen van verzet, hoger beroep en cassatie, alsmede het verzet, het hoger beroep en de voorziening in cassatie schorsen de tenuitvoerlegging van de gerechtelijke beslissing.

II. COMMENTAAR

377/1

Krachtens artikel 377 wordt de tenuitvoerlegging van de gerechtelijke beslissing geschorst:

enerzijds gedurende

- de termijn van verzet, te weten, zodra het vonnis (artikel 1050, Ger.W) of het arrest (artikel 1067, Ger.W) is uitgesproken, één maand te rekenen vanaf de betekening van het verstekvonnis (art. 1048, Ger.W);

- de termijn van hoger beroep, te weten zodra het vonnis is uitgesproken en ten laatste één maand te rekenen vanaf de betekening van het vonnis (art. 1051, Ger.W, behalve incidenteel hoger beroep);

- de termijn voor het instellen van cassatieberoep, te weten drie maanden vanaf de dag waarop de bestreden beslissing is betekend (art. 1073, Ger.W).

en

anderzijds gedurende de termijn waarin

- het verzet

- het hoger beroep

- het cassatieberoep wordt behandeld door de rechterlijke macht.

377/2

Artikel 377, WIB 92, vormt een uitdrukkelijke afwijking van het gemeen recht (artikel 1397 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek). Elke gerechtelijke stap in fiscale zaken schorst bijgevolg de tenuitvoerlegging van de rechtelijke uitspraak.

De wetgever heeft zijn wil uitgedrukt om alleen bewarende maatregelen toe te laten in de in artikel 377, WIB 92, vermelde gevallen. Dat is ook het standpunt dat is ingenomen gedurende de voorbereidende werken (zie Gedr. St. Senaat, zitting 1998-1999, 966/11, Verslag, blz. 171 - 172).

Een vordering tot uitvoerbaarheid bij voorraad (dat wil zeggen een vordering tot voorlopige tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing niettegenstaande de mogelijkheid tot het instellen van een gewoon rechtsmiddel, en in fiscale zaken door artikel 377, WIB 92, uitgebreid tot het buitengewone rechtsmiddel van de voorziening in cassatie) van een vonnis of arrest zal dan ook als ongegrond worden afgewezen.

377/3

Krachtens artikel 377, WIB 92, mag de administratie de uitvoering van een voor de Belgische staat ongunstig vonnis of arrest opschorten tot de termijnen voor het instellen van hoger beroep of cassatieberoep verstreken zijn, en indien hoger beroep of cassatieberoep wordt ingesteld, totdat de hogere rechtsinstantie uitspraak heeft gedaan.

Dezelfde regels gelden ten aanzien van een arrest van een hof van beroep, dat optreedt als hof van verwijzing na een arrest van het Hof van Cassatie dat een arrest van een ander hof van beroep heeft verbroken.

Wanneer een cassatieberoep het dispositief van het bestreden arrest slechts gedeeltelijk betwist, mag de teruggave van de belasting worden verleend die voortvloeit uit de beschikkingen van het arrest die niet worden betwist.

In dezelfde zin kan de administratie een voor de Belgische staat gunstig vonnis of arrest niet laten uitvoeren zolang de bovenvermelde termijnen die de uitvoering ervan schorsen niet verstreken zijn, tenzij tegenpartij uitdrukkelijk heeft bevestigd onvoorwaardelijk te zullen berusten in het vonnis of arrest.

377/4

In principe kan een betwiste belasting dus niet ingevorderd worden vooraleer de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan. Kracht van gewijsde is de toestand waarin een rechterlijke beslissing niet meer ongedaan kan worden gemaakt door verzet, hoger beroep of een voorziening in cassatie (zie art. 28, Ger.W).

Vonnissen en arresten van de hoven van beroep krijgen kracht van gewijsde wanneer de termijnen voor het indienen van de gewone of buitengewone rechtsmiddelen verstreken zijn, nadat het vonnis of arrest aan de tegenpartij werd betekend.

Tegen arresten van het Hof van Cassatie kan geen enkel rechtsmiddel worden ingesteld.

Het arrest waarbij cassatie wordt uitgesproken, kan evenwel worden ingetrokken op verzoek van de niet verschenen verweerder die wegens een onregelmatigheid in de betekening van de voorziening geen gelegenheid heeft gehad om hierop te antwoorden (art. 1113, Ger.W).

In de praktijk vragen partijen aan elkaar welke houding zij ten aanzien van het uitgesproken vonnis of arrest zullen aannemen alvorens tot betekening over te gaan.

377/5

Op 05.05.2003 werd een akkoordprotocol afgesloten tussen de FOD Financiën en de Ordre des barreaux francophones et germanophones om de verhoudingen te regelen tussen de advocaten en de ambtenaren die de staat in rechte vertegenwoordigen in betwistingen met betrekking tot een belastingwet (zie bijlage aan de circulaire Ci.RH.863/557.192 (AOIF 34/2003) van 18.12.2003, Bull. nr. 843, 3226-3252, Fisconetplus).

Vanaf 07.07.2003 (datum van inwerkingtreding) heeft het protocol zowel voor de ambtenaren van de FOD Financiën als voor de advocaten die deel uitmaken van de Franstalige en Duitstalige Orde van advocaten een dwingend karakter. De advocaten moeten het overeenkomstig de artikelen 495 en 496, Ger.W naleven en kunnen de toepassing ervan vragen in alle gevallen waar zij een ambtenaar als tegenstrever hebben, zelfs wanneer de zaak in het Nederlands wordt behandeld.

Er is een balie per gerechtelijk arrondissement.

Worden beoogd door het protocol de Orde van advocaten te Aarlen, Bergen, Charleroi, Dinant, Doornik, Hoei, Luik, Marche-en-Famenne, Namen, Neufchâteau, Nijvel, Verviers en Eupen en de Franse Orde van advocaten bij de balie te Brussel; zij vormen tezamen de Ordre des barreaux francophones et germanophone (artikel 488, 2de lid, Ger.W).

Het protocol betreft evenwel niet de advocaten die deel uitmaken van de Orde van Vlaamse balies, zelfs wanneer die advocaten tussenkomen in Franstalige procedures. Het bestuur verzet zich evenwel niet tegen de toepassing van dit protocol indien advocaten van de Orde van Vlaamse balies er zich willen op beroepen.

De Orde van Vlaamse balies wordt gevormd door de Orde van advocaten te Antwerpen, Brugge, Dendermonde, Gent, Hasselt, Ieper, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oudenaarde, Tongeren, Turnhout en Veurne en de Nederlandse Orde van advocaten bij de balie te Brussel (artikel 488, eerste lid, Ger.W).

De lijst van de balies en hun adres kunt u terugvinden op de website www.avocats.be (Frans- en Duitstalige balies) of www.advocaat.be (Vlaamse balies).

Er wordt opgemerkt dat de advocaten bij het Hof van Cassatie ingeschreven zijn bij de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie en in principe niet vallen onder de toepassing van dit protocol.

377/6

Artikel 14 van dit protocol bepaalt: 'De partijen verbinden er zich toe elkaar te verwittigen alvorens tot betekening van de vonnissen en arresten over te gaan, alsook wanneer één van hen in hoger beroep gaat of binnen acht dagen na het indienen van een voorziening cassatie.

De nutteloze betekeningkosten die een partij heeft gemaakt zonder voorafgaande kennisgeving, zijn te zijnen laste'.

De partij die een gunstig of gedeeltelijk gunstig vonnis heeft bekomen en die zich neerlegt bij dat vonnis moet informeren naar de intenties van de andere partij alvorens over te gaan tot de betekening van dat vonnis.

Indien één van de partijen meent een voorziening in hoger beroep tegen een vonnis of een voorziening in cassatie tegen een arrest te moeten indienen, moet ze schriftelijk de andere partij informeren van de voorziening die ze heeft ingeleid.

Er wordt opgemerkt dat er niets voorzien is met betrekking tot een verzet tegen een verstekvonnis. Indien het protocol correct wordt nageleefd zouden de gevallen waarin een partij bij verstek veroordeeld wordt zeldzaam moeten zijn. Wanneer deze situatie zich toch zou voordoen, is het logisch dat de andere partij in kennis wordt gesteld van het ingestelde beroep.

Niettegenstaande de afschaffing van artikel 806, Ger.W dat (vóór de wijziging door de wet van 19.10.2015 houdende wijziging van het burgerlijk procesrecht en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 22.10.2015, blz. 65084 e.v.) bepaalde dat 'Het verstekvonnis moet binnen een jaar worden betekend, anders wordt het als niet bestaande beschouwd', is de betekening van een verstekvonnis noodzakelijk om de termijn van verzet te laten beginnen lopen (art. 1048, Ger.W). Het verzet tegen eindvonnissen schorsen de tenuitvoerlegging ervan (artikel 1397, Ger.W). De schorsende werking van het verzet blijft dus behouden in het gerechtelijk wetboek en is in elk geval van toepassing krachtens artikel 377, Ger.W.

Niettemin is het logisch dat, indien het geval zich voordoet, de andere partij wordt verwittigd dat een voorziening werd ingediend.

De arresten van het Hof van Cassatie kunnen enkel worden uitgevoerd na de betekening ervan aan de partij, op straffe van nietigheid van de tenuitvoerlegging (artikel 1115, Ger.W).

Indien één van de partijen van mening is dat het 'nuttig' is om tot betekening van het vonnis of het arrest over te gaan, bepaalt het protocol dat de tegenpartij van zijn intenties voorafgaandelijk moet worden verwittigd.

De door één van de partijen onnodig gemaakte kosten van betekening, zonder voorafgaandelijke kennisgeving, zijn te zijnen laste.