Commentaar van art. 145^1, WIB 92

Onderafdeling IIbis - Vermindering voor het lange termijnsparen

A. Algemeen

Art. 145/1, WIB 92

I. Wettekst

145/1/0

II. Algemeen

145/1/1-5

III. Uitgaven voor het lange termijnsparen

145/1/6

IV. Uitgaven voor het bouwsparen

145/1/7

V. Belastbaar tijdperk waarvoor de belastingverminderingen worden verleend

145/1/8-11

VI. Inwerkingtreding

145/1/12

I. WETTEKST

Nummer 145/1/0

Art. 145/1 [De tekst van art. 145/1, WIB 92, is van toepassing met ingang van aj. 1993, met uitzondering van 145/1, 1°, dat van toepassing is met ingang van aj. 1994]. - Binnen de grenzen en onder de voorwaarden bepaald in de artikelen 145/2 tot 145/16 wordt een belastingvermindering verleend die wordt berekend op de volgende uitgaven die tijdens het belastbare tijdperk werkelijk zijn betaald :

1° als persoonlijke bijdragen voor aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood met het oog op het vestigen van een rente of van een kapitaal bij leven of bij overlijden en die door de werkgever op de bezoldigingen zijn ingehouden;

2° als bijdragen van een aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood die de belastingplichtige tot uitvoering van een individueel gesloten levensverzekeringscontract definitief in België heeft betaald voor het vestigen van een rente of van een kapitaal bij leven of bij overlijden;

3° als betalingen voor de aflossing of wedersamenstelling van een hypothecaire lening die is aangegaan om een in België gelegen woning te bouwen, te verwerven of te verbouwen en gewaarborgd is door een tijdelijke verzekering bij overlijden met afnemend kapitaal;

4° als betalingen in geld voor aandelen waarop de belastingplichtige als werknemer heeft ingeschreven en die een fractie vertegenwoordigen van het maatschappelijk kapitaal van de binnenlandse vennootschap die de belastingplichtige tewerkstelt of waarvan de vennootschap-werkgeefster in de zin van de wetgeving op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen onweerlegbaar wordt geacht een dochter- of kleindochteronderneming te zijn;

5° als betalingen voor het pensioensparen.

II. ALGEMEEN

Nummer 145/1/1

De art. 86 en 87, W 28.12.1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen (BS 31.12.1992, 3e uitgave - V 2212, Bull. 725), hebben, hoofdzakelijk met ingang van aj. 1993, de fiscale behandeling van door de belastingplichtige in het kader van het "lange termijnsparen" gedane uitgaven, die voorheen van het inkomen werden afgetrokken, grondig gewijzigd.

Het lange termijnsparen kan verscheidene, eventueel gecombineerde vormen aannemen. Eén van de meest klassieke is de regelmatige storting bij een financiële instelling van bedragen die tegen een bepaalde interestvoet en voor een min of meer lange periode worden belegd en die, gewoon wegens de samengestelde interest, op termijn recht geven op de uitkering, ofwel van een rente, ofwel van een kapitaal dat het totaal van de gestorte sommen ruimschoots overtreft. Het pensioensparen, de individuele levensverzekering en de groepsverzekering zijn daar voorbeelden van.

Met het verwerven van een kapitaal wordt niet noodzakelijk het verkrijgen van een som geld bedoeld. De persoon die periodiek de hypothecaire lening aflost die hij voor het bouwen of verwerven van zijn woning heeft aangegaan, legt ook een spaarpot aan (onder de vorm van een onroerend goed). Hoewel minder vaak voorkomend, is de verwerving door een werknemer van aandelen van de vennootschap die hem tewerkstelt, evenzeer een vorm van investeren voor de toekomst.

Vóór de inwerkingtreding van de W 28.12.1992 konden de in het kader van het lange termijnsparen gedane uitgaven, voorzover ze op een fiscaal voordeel recht gaven, in drie onderscheiden groepen ingedeeld worden :

1° die welke als beroepskosten aftrekbaar waren van één of andere categorie van beroepsinkomsten;

2° die welke van het totale beroepsinkomen aftrekbaar waren;

3° en tenslotte die welke van het totale netto-inkomen aftrekbaar waren.

Nummer 145/1/2

Tot de eerste groep behoorden de in (het thans opgeheven) art. 52,9°, WIB 92, vermelde uitgaven, d.w.z. de door de belastingplichtige betaalde persoonlijke bijdragen voor aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood met het oog op het vestigen van een rente of een kapitaal bij leven of bij overlijden, die door de werkgever op zijn bezoldigingen ingehouden werden, kortom de persoonlijke bijdragen van de werknemers in groepsverzekeringen en pensioenfondsen.

Dienaangaande wordt opgemerkt dat de in het kader van een groepsverzekeringscontract of een extra-wettelijk pensioenreglement gestorte werkgeversbijdragen - zoals voorheen - wel aftrekbaar blijven als beroepskosten (voor zover uiteraard de gestelde voorwaarden en grenzen geëerbiedigd worden - cf. art. 52, 3°, b en 59, WIB 92 en art. 34 en 35, KB/WIB 92).

Nummer 145/1/3

Tot de tweede groep (van het totale beroepsinkomen aftrekbare uitgaven) behoorden de in (het inmiddels opgeheven) art. 81, WIB 92, bedoelde uitgaven, namelijk :

1° de bijdragen van aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood die de belastingplichtige tot uitvoering van een individueel levensverzekeringscontract in België betaald heeft voor het vestigen van een rente of een kapitaal bij leven of bij overlijden (kortom, de premies van individuele levensverzekeringen);

2° de betalingen voor de aflossing of wedersamenstelling van hypothecaire leningen die zijn aangegaan om een in België gelegen woning te bouwen, te verwerven of te verbouwen en die gewaarborgd zijn door een tijdelijke verzekering bij overlijden met afnemend kapitaal (ook "schuldsaldoverzekering" genoemd);

3° de betalingen in geld voor het verwerven van aandelen van de vennootschap-werkgeefster.

Nummer 145/1/4

Tenslotte bestond de derde groep (van het totale netto-inkomen aftrekbare bestedingen) uit de in het (nu ook opgeheven) art. 117, WIB 92, bedoelde bedragen, zijnde de in het kader van het pensioensparen gestorte bedragen.

Die bedragen vormden, samen met de door één enkele echtgenoot verschuldigde onderhoudsuitkeringen, de personaliseerbare bestedingen die bij voorrang moesten afgetrokken worden van de inkomsten van degene die ze verschuldigd is.

Nummer 145/1/5

De W 28.12.1992 kent bij voortduur aan die onderscheiden categorieën van uitgaven een fiscaal voordeel toe, maar vervangt, met behoud evenwel van de meeste van de voorheen geldende grenzen en voorwaarden, het vroegere stelsel van een aftrek op het inkomen (waarbij het voordeel toeneemt naarmate het inkomen stijgt) door een stelsel van verminderingen op de belasting, waarbij een onderscheid gemaakt wordt volgens de aard van de uitgave en meer bepaald volgens het ermee nagestreefde doel.

In die optiek worden de beoogde uitgaven voortaan in twee groepen ingedeeld :

- de uitgaven voor het lange termijnsparen;

- de uitgaven voor het bouwsparen.

III. UITGAVEN VOOR HET LANGE TERMIJNSPAREN

Nummer 145/1/6

Het betreft hier de in 145/1/2, eerste lid, 145/1/3 en 145/1/4, eerste lid, vermelde uitgaven, die reeds onder de vorige wetgeving aan de belastingplichtige toelieten om op een fiscaal aantrekkelijke wijze op lange termijn te sparen.

Tot die categorie van uitgaven behoren :

1° de persoonlijke bijdragen in een groepsverzekering of een pensioenfonds (zie commentaar op art. 145/3, WIB 92);

2° de betalingen in geld voor het verwerven van aandelen van de vennootschap-werkgeefster (zie commentaar op art. 145/7, WIB 92);

3° de stortingen gedaan in het kader van het pensioensparen (zie commentaar op art. 145/8, WIB 92).

Mits zij niet als "uitgaven voor het bouwsparen" kunnen aangemerkt worden (zie 145/1/7 hierna), komen daar nog bij :

4° de premies van individuele levensverzekeringen (zie commentaar op art. 145/4, WIB 92);

5° de kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen die door een schuldsaldoverzekering gewaarborgd zijn (zie commentaar op art. 145/5, WIB 92).

IV. UITGAVEN VOOR HET BOUWSPAREN

Nummer 145/1/7

Het betreft hier :

1° de premies van een individuele levensverzekering die uitsluitend dient voor het wedersamenstellen of het waarborgen van een hypothecaire lening;

2° de betalingen voor de aflossing of wedersamenstelling van een door een schuldsaldoverzekering gewaarborgde hypothecaire lening die is aangegaan om een woning te bouwen, te verwerven of te verbouwen.

Die premies en betalingen kunnen evenwel slechts als "uitgaven voor het bouwsparen" aangemerkt worden indien de volgende voorwaarden vervuld zijn :

- de premies en betalingen moeten betrekking hebben op een lening die is aangegaan om in België een woning te bouwen, te verwerven of te verbouwen;

- die woning moet recht geven op de woningaftrek, indien de lening vóór 1.1.1993 gesloten is;

- die woning moet, bij het aangaan van de lening, de enige woning van de belastingplichtige zijn, indien de lening na 31.12.1992 aangegaan is.

Voor de bespreking van de verhoogde belastingvermindering voor het bouwsparen wordt verwezen naar de commentaar op art. 145/17, WIB 92.

V. BELASTBAAR TIJDPERK WAARVOOR DE BELASTINGVERMINDERINGEN WORDEN VERLEEND

Nummer 145/1/8

De belastingvermindering voor het lange termijnsparen die wordt verleend voor de in 145/1/6 vermelde uitgaven en de verhoogde belastingvermindering voor het bouwsparen die wordt verleend voor de in 145/1/7 vermelde uitgaven, worden berekend op de uitgaven die tijdens het belastbare tijdperk werkelijk zijn betaald (cf. aanhef van de art. 145/1 en 145/17, WIB 92) .

In tegenstelling met wat bepaald is inzake de aftrek van de beroepskosten waarvan sprake in art. 49, WIB 92, heeft het belastbare tijdperk waarin de in 145/1/6 en 145/1/7 bedoelde uitgaven het karakter van zekere en vaststaande schulden hebben verkregen en als zodanig zijn geboekt, geen belang inzake de belastingverminderingen voor het lange termijnsparen en het bouwsparen.

Nummer 145/1/9

Voor levensverzekeringspremies is het dus in beginsel de datum waarop zij werkelijk zijn betaald, die aanleiding geeft tot de toekenning van een belastingvermindering en die het jaar bepaalt waarvoor de belastingvermindering kan worden verleend.

Om de toepassing ervan te vereenvoudigen, mogen die premies evenwel worden aangezien als betaald op de vervaldag, zoals die op het kwijtschrift voorkomt.

Nummer 145/1/10

Wanneer een contract, dat vanaf zijn ondertekening aan de voorwaarden voor de toekenning van een belastingvermindering voldoet, terugwerkende kracht heeft en het eerste kwijtschrift de datum vermeldt waarop het contract ingaat (datum die de vervaldag van de volgende premies bepaalt), mag worden geacht dat de eerste premie betaald is op de datum waarop het contract ingaat, op voorwaarde dat die datum valt binnen de zes maanden die de datum van uitgifte van de polis voorafgaan; in het tegengestelde geval, d.w.z. wanneer de datum waarop het contract ingaat meer dan zes maanden voor de datum van uitgifte van de polis valt, wordt de eerste premie geacht op deze laatste datum te zijn betaald.

Nummer 145/1/11

Wat contracten betreft die, om aan de voorwaarden voor de toekenning van de belastingvermindering te voldoen, na het sluiten ervan zijn gewijzigd, mag de laatste premie die betaald is voor de wijziging van het contract in beginsel niet in aanmerking worden genomen. De belastingvermindering wordt evenwel verleend wanneer die premie vervallen of betaald is binnen de drie maanden die de uitgifte van het wijzigend aanhangsel van de polis of van de vervangende polis voorafgaan.

Wel te verstaan mag de verzekerde, in elk geval, de toekenning van de belastingvermindering vragen met inachtneming van de werkelijke betalingsdatum van de premies, mits hij die datum bewijst aan de hand van een uittreksel van zijn bankrekening of van een ander bewijsstuk.

VI. INWERKINGTREDING

Nummer 145/1/12

Het nieuwe belastingstelsel van het lange termijnsparen treedt in werking met ingang van aj. 1993, behalve wat de (voorheen in art. 52, 9°, WIB 92, bedoelde) persoonlijke bijdragen in een groepsverzekering of een pensioenfonds betreft, waarvoor de nieuwe regels slechts vanaf aj. 1994 van toepassing zijn.