Parlementaire vraag nr. 2534 van de heer Elio Di Rupo van 11.02.2019
Kamer, Vragen en Antwoorden, 2018-2019, QRVA 54/183, d.d. 21.03.2019, blz. 145
Cash for car
VRAAG
In maart 2018 werd het wetsontwerp inzake het beginsel van de mobiliteitsvergoeding, doorgaans cash for car genoemd, aangenomen.
Deze maatregel, die een echte stimulans had moeten zijn voor werknemers om, in ruil voor een hoger loon, voor een andere vorm van mobiliteit te kiezen, heeft niet de effecten gehad die de regering had verwacht. Volgens de op dit moment beschikbare gegevens zouden in 2018 immers slechts 300 mensen van dit mechanisme gebruik hebben gemaakt.
In september 2018 stelde uw voorganger vast dat deze maatregel niet doeltreffend was. Hij diende daarop, in december 2018, een wetsontwerp in dat gebaseerd is op het voorstel van de vakbonden.
Onlangs vernamen we in de pers dat de vakbondsorganisaties beroep hebben ingesteld tegen de wet van maart 2018. Als deze wet nietig zou worden verklaard, en als de wet inzake het mobiliteitsbudget niet wordt aangenomen, bestaat er geen enkele stimulans om de werknemers ertoe aan te moedigen om van de verschillende vervoersmodi gebruik te maken.
1. Wat is uw standpunt in dezen?
2. Blijft u de tekst die in december werd ingediend, verdedigen?
3. Staat u open voor overleg met de verschillende fracties over dit onderwerp, zodat er een mobiliteitsbudget kan worden aangenomen dat tegemoetkomt aan de behoeften van de werknemers?
4. Bent u, gezien de periode van lopende zaken, van plan dit dossier voor het einde van de zittingsperiode af te ronden of wacht u liever het resultaat van het beroep bij het Grondwettelijk Hof af?
ANTWOORD
Het wetsontwerp tot wijziging, van een aantal bepalingen met betrekking tot de mobiliteitsvergoeding werd op 21 februari 2019 door de Kamer aangenomen.
Wat het wetsontwerp betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget betreft, werd op 21 februari 2019 gestemd over de artikelen, en de stemming over het gehele wetsontwerp werd op 28 februari plaatsgevonden. De aangenomen tekst is van aard om aan de behoeften van de werknemers te voldoen, vooral omdat deze werd uitgewerkt op basis van een door de sociale partners opgesteld ontwerp en vervolgens opnieuw ter overweging werd voorgelegd aan de Nationale Arbeidsraad en aan de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.
Uw fractie heeft zich ook uitgesproken ten gunste van dit ontwerp (Integraal Verslag, Kamer, 2018-2019, CRIV 54 PLEN 271, blz. 27).