Commentaar van art. 194quater, WIB 92 (bijwerking)
Bijwerking d.d. 04.01.2016
TITEL III: VENNOOTSCHAPSBELASTING
HOOFDSTUK II: GRONDSLAG VAN DE BELASTING
Afdeling III: Vrijgestelde inkomsten
Onderafdeling V
Investeringsreserve
Art. 194quater, WIB 92
194quater/0 | |
194quater/1 | |
194quater/2 | |
194quater/3 | |
194quater/6 | |
194quater/19 | |
194quater/20 | |
194quater/21 | |
194quater/31 | |
194quater/33 | |
B. Inbreng van een tak van werkzaamheid of een bedrijfsafdeling of van een algemeenheid van goederen | 194quater/35 |
194quater/38 | |
194quater/45 | |
194quater/46 | |
194quater/47 |
I. WETTEKST
Laatst becommentarieerde wettelijke of reglementaire bepaling : W 22.12.2009 houdende fiscale en diverse bepalingen (BS 31.12.2009).
194quater/0
Art. 194quater. - § 1. De investeringsreserve die bij het verstrijken van een belastbaar tijdperk is aangelegd door vennootschappen die op grond van artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen, als kleine vennootschappen worden aangemerkt voor het aanslagjaar dat verbonden is aan dat belastbare tijdperk, wordt niet als winst aangemerkt binnen de grenzen en onder de hierna gestelde voorwaarden.
§ 2. Het bedrag van de investeringsreserve wordt vrijgesteld tot beloop van 50 pct. van het gereserveerde belastbare resultaat van het belastbaar tijdperk, vóór aanleg van de investeringsreserve, en verminderd met:
1° de krachtens artikel 192 vrijgestelde meerwaarden op aandelen;
2° het gedeelte van de meerwaarde op in artikel 66 vermelde voertuigen dat niet in aanmerking wordt genomen krachtens artikel 24, derde lid;
3° de vermindering van het gestort kapitaal, berekend als gewogen gemiddelde van het belastbaar tijdperk tegenover het vorig belastbaar tijdperk waarin laatst het voordeel van het aanleggen van een investeringsreserve werd genoten;
4° de vermeerdering van de vorderingen van de vennootschap, berekend zoals sub 3°, op de volgende natuurlijke personen:
- personen die aandelen bezitten van de vennootschap;
- personen die een opdracht of functies als vermeld in artikel 32, eerste lid, 1°, uitoefenen;
- de echtgenoot ervan of hun kinderen, wanneer die personen of hun echtgenoot het wettelijk genot van de inkomsten van die kinderen hebben.
Het gereserveerde belastbare resultaat welke, na vermindering, in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de investeringsreserve overeenkomstig het eerste lid, wordt beperkt tot 37.500 EUR per belastbaar tijdperk.
De aldus berekende investeringsreserve wordt slechts vrijgesteld indien en in zoverre de belaste reserves, vó ór aanleg van de investeringsreserve, op het einde van het belastbaar tijdperk hoger zijn dan de belaste reserves op het einde van het vorig belastbaar tijdperk, waarin laatst het voordeel van het aanleggen van een investeringsreserve werd genoten.
De investeringsreserve wordt slechts vrijgesteld voorzover voldaan is aan de voorwaarden als vermeld in artikel 190.
§ 3. Een bedrag gelijk aan de investeringsreserve moet door de vennootschap worden geïnvesteerd:
a) in afschrijfbare materiële of immateriële vaste activa die recht kunnen geven op het voordeel van de investeringsaftrek;
b) binnen een termijn van drie jaar die aanvangt op de eerste dag van het belastbare tijdperk waarvoor de investeringsreserve is aangelegd, en ten laatste bij de ontbinding van de vennootschap.
De vaste activa die als herbelegging in aanmerking worden genomen krachtens artikel 47, worden voor de toepassing van het vorige lid uitgesloten als investering.
§ 4. Indien niet wordt geïnvesteerd op de wijze en binnen de termijn gesteld in § 3 wordt de voorheen vrijgestelde investeringsreserve aangemerkt als winst van het belastbare tijdperk waarin de investeringstermijn verstreken is.
De voorheen vrijgestelde investeringsreserve wordt aangemerkt als winst van het belastbare tijdperk waarin de in § 3 in aanmerking genomen investering, wordt vervreemd, wanneer die investering op het ogenblik van de vervreemding minder dan drie jaar in de vennootschap is belegd, en zulks, naar verhouding tot de nog niet aangenomen afschrijvingen op die investering. Deze bepaling is niet van toepassing wanneer de vervreemding geschiedt naar aanleiding van een schadegeval, een onteigening, een opeising in eigendom of een andere gelijkaardige gebeurtenis.
§ 5. Om het voordeel van de investeringsreserve te rechtvaardigen moet de vennootschap bij haar aangifte in de vennootschapsbelasting een opgave voegen waarvan het model door de Minister van Financiën of zijn afgevaardigde wordt vastgesteld, voor het aanslagjaar waarvoor de reserve wordt aangelegd en de erop volgende aanslagjaren tot wanneer de investering moet zijn verricht.
§ 6. De Koning bepaalt de investeringsmodaliteiten als vermeld in § 3, in geval van inbreng van een tak van werkzaamheid of een bedrijfsafdeling of van een algemeenheid van goederen als vermeld in artikel 46, § 1, eerste lid, 2°, en ingeval van fusie of splitsing als vermeld in artikel 211, § 1.
De Koning kan, bij een na overleg in de Ministerraad vastgesteld besluit, een bedrag vaststellen dat hoger is dan 37.500 EUR.
II. KB/WIB 92
194quater/1
Art. 73^4bis. - In geval van inbreng van een tak van werkzaamheid of een bedrijfsafdeling of van een algemeenheid van goederen als vermeld in artikel 46, § 1, eerste lid, 2° van hetzelfde Wetboek en ingeval van verrichtingen als vermeld in artikel 211, § 1, van hetzelfde wetboek, mag de verrichting niet tot gevolg hebben dat de oorspronkelijke investeringstermijn als bedoeld in artikel 194quater, § 3, van hetzelfde Wetboek wordt verlengd.
Wanneer in geval van inbreng als vermeld in het eerste lid, niet langer is voldaan aan de voorwaarden van artikel 190 of 194quater van hetzelfde Wetboek, wordt het belastbaar geworden gedeelte van de investeringsreserve belast ten name van de inbrengende vennootschap.
III. ALGEMEEN
194quater/2
Art. 6 van de wet van 24.12.2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken maakt het, vanaf het aj. 2004, mogelijk om een vrijgestelde investeringsreserve aan te leggen mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden, waaronder een investeringsvoorwaarde. Deze maatregel, die er in bestaat een vrijstelling ten gunste van de gereserveerde winst toe te staan, beoogt specifiek de autofinanciering van KMO’s en de kleinste ondernemingen in het bijzonder aan te moedigen en de investeringen met eigen middelen te stimuleren (Kamer, 2001-2002, Doc. 50 1918/001, blz. 8, 33 en 34).
Deze ondernemingen kennen inderdaad zeer dikwijls specifieke problemen om hun investeringen te financieren met behulp van de gebruikelijke financieringsbronnen, hetzij door middel van lening, hetzij door middel van verhoging van het kapitaal. Deze moeilijkheden eigen aan KMO’s zijn te wijten aan hun geringe omvang of aan het gebrek aan mogelijkheden garanties te verstrekken voor het verkrijgen van kredieten, en houden verband met de afwezigheid van transparantie ten aanzien van de risico-evaluatie van hun activiteiten of de graad van professionele bedrijfsvoering.
De investering met eigen middelen is voor de kleine vennootschappen traditioneel een veel belangrijkere bron van kapitaal is dan voor de grote vennootschappen, waardoor de stimulering van de autofinanciering het beste middel is gebleken om de onvolkomenheden van de markt te corrigeren. De verbetering van de balans door de reservering van de winst (deze bedragen moeten worden geherinvesteerd) moet hun kansen op het verkrijgen van kredieten voor het uitvoeren van hun business plan verhogen (Kamer, 2001-2002, Doc. 50 1918/001, blz. 33).
IV. TOEPASSINGSGEBIED – BEOOGDE VENNOOTSCHAPPEN
194quater/3
Zoals hiervoor vermeld, vormen de KMO-vennootschappen de doelgroep van deze maatregel. Onder KMO-vennootschappen moet worden verstaan de vennootschappen die beantwoorden aan het begrip 'kleine vennootschappen' in de zin van art. 15, W.Venn.
194quater/4
In essentie komt dit begrip erop neer dat de KMO-vennootschappen voor het laatst en voorlaatst afgesloten boekjaar niet meer dan één van de criteria inzake het personeelsbestand, de jaaromzet en het balanstotaal mogen overschrijden (tenzij het jaargemiddelde van het personeelsbestand meer dan 100 bedraagt), en waarbij deze criteria op een geconsolideerde basis moeten worden toegepast indien het gaat om een vennootschap die is verbonden met één of meer andere vennootschappen in de zin van art. 11 W.Venn.
Aldus zal een vennootschap, die in de loop van twee opeenvolgende boekjaren niet meer dan één van de criteria overschrijdt, als klein worden beschouwd voor de hele duur van het derde boekjaar. De kwantitatieve criteria moeten worden beoordeeld op de afsluitdatum van het boekjaar; vennootschappen die met hun bedrijf starten moeten deze criteria bij het begin van het boekjaar te goeder trouw schatten (CBN-advies 2010/5).
194quater/5
In het kader van de toepassing van art. 194quater, WIB 92, moet een vennootschap als een KMO worden aangemerkt voor het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbaar tijdperk waarin, bij het verstrijken ervan, de investeringsreserve is aangelegd (Kamer, 2001-2002, Doc. 50 1918/001, blz. 34).
De omstandigheid dat de betrokken vennootschap, na het vervullen van de investeringsverplichting en uiteraard zonder afbreuk te doen aan de onaantastbaarheidsvoorwaarde, in een later belastbaar tijdperk niet meer als KMO-vennootschap kan worden aangemerkt, doet geen afbreuk aan het behoud van de vrijstelling van de investeringsreserve (Kamer, 2001-2002, Doc. 50 1918/001, blz. 37; PV nr. 49, 17.09.2010, de heer Van der Maelen, Kamer, 2010-2011, QRVA 53 009, blz. 8).
V. BEDRAG VAN DE INVESTERINGSRESERVE EN BEREKENINGSWIJZE
194quater/6
Art. 194quater, WIB 92, voorziet, onder bepaalde voorwaarden, in een vrijstelling van de vennootschapsbelasting van 50% van het gereserveerd resultaat van het belastbaar tijdperk, vóór aanleg van de investeringsreserve, d.w.z. de aangroei van het gereserveerde belastbare resultaat, met inbegrip van niet alleen de boekhoudkundige reserves, maar ook van de 'niet geboekte reserves' (onderschattingen van activa en overschattingen van passiva), en vóór aanpassing in meer van de begintoestand van de reserves (zie art. 74, tweede lid, 1°, KB/WIB 92), verminderd met de som van de volgende bestanddelen:
1° de in art. 192, WIB 92, bedoelde vrijgestelde meerwaarden op aandelen;
2° het gedeelte van de meerwaarde op in art. 66, WIB 92, vermelde voertuigen dat niet als winst in aanmerking wordt genomen overeenkomstig art. 24, 3de lid, WIB 92;
3° de vermindering van het gestort kapitaal (met inbegrip van de uitgiftepremies en de winstbewijzen die hiermee worden gelijkgesteld – zie Com.IB, art. 184, WIB 92), berekend als gewogen gemiddelde (d.w.z. een gemiddelde rekening houdend met de duurtijd - per dag berekend - en de grootte van het kapitaal) van het belastbaar tijdperk tegenover het vorig belastbaar tijdperk waarin laatst het voordeel van het aanleggen van een investeringsreserve werd genoten;
4° de vermeerdering van de vorderingen van de vennootschap, berekend mutatis mutandis zoals sub 3°, op de natuurlijke personen:
- die aandelen bezitten van de vennootschap;
- die overeenkomstig art. 32, eerste lid, 1°, WIB 92, een opdracht als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of gelijksoortige functies uitoefenen;
- de echtgenoot ervan of hun kinderen, wanneer die personen of hun echtgenoot het wettelijk genot van de inkomsten van die kinderen hebben.
194quater/7
In het kader van de ratio legis van de besproken bepaling, is het coherent dat de meerwaarden op aandelen en de meerwaarden op voertuigen zoals bedoeld in respectievelijk art. 194quater, § 2, eerste lid, 1° en 2°, WIB 92, in mindering gebracht worden van de berekeningsbasis van de investeringsreserve, in de mate waarin deze daadwerkelijk vrijgesteld zijn (door een aanpassing in meer van de begintoestand van de reserves overeenkomstig art. 74, tweede lid, 1°, KB/WIB 92).
194quater/8
In dit verband wordt eveneens opgemerkt dat voor de vermindering van de berekeningsbasis van de investeringsreserve geen rekening moet worden gehouden met de geboekte terugnemingen van waardeverminderingen op aandelen die voorheen als VU zijn belast overeenkomstig art. 198, § 1, 7°, WIB 92. Bij de vaststelling van de belastbare grondslag van de vennootschap worden dergelijke terugnemingen van waardeverminderingen eveneens geneutraliseerd door eenzelfde bedrag op te nemen als aanpassing in meer van de begintoestand van de reserves, overeenkomstig art. 74, tweede lid, 1°, KB/WIB 92. Deze situatie is echter fundamenteel verschillend van de in art. 194quater, § 2, eerste lid, 1° en 2°, WIB 92, bedoelde gevallen, in die mate dat het hier gaat om een op boekhoudkundig vlak geregistreerde kost die fiscaal niet in mindering kon worden gebracht (belast als VU), en waarvan de dubbele belasting moet worden vermeden bij de latere terugneming ervan.
194quater/9
In diezelfde gedachtegang komen de in art. 194quater, § 2, eerste lid, 3° en 4°, WIB 92, bedoelde verminderingen tegemoet aan het streven van de wetgever om zich ervan te verzekeren dat de vennootschap die het voordeel van de investeringsreserve geniet, daadwerkelijk een autofinanciering van haar onderneming bewerkstelligt.
De vermindering met betrekking tot de afname van het gestort kapitaal vindt geen toepassing voor het belastbaar tijdperk waarin de investeringsreserve voor het eerst wordt genoten.
194quater/10
Het begrip 'gereserveerde resultaat' is hetzelfde als datgene wat wordt gebruikt in de inleidende zin van art. 74, tweede lid, 1°, KB/WIB 92, met name het resultaat vóór de aftrekken luidens dewelke de gereserveerde winst wordt vastgesteld. Met het oog op de berekening van de investeringsreserve, moet dus worden vertrokken van dit resultaat dat zich 'hoger' situeert dan de gereserveerde winst en dat te verminderen is met de bedragen die zijn bedoeld in § 2, eerste lid, 1° tot 4° van de hier besproken bepaling.
194quater/11
Bij de eerste bewerking, die ertoe strekt het belastbare inkomen in de Ven.B vast te stellen, wordt nog geen rekening gehouden met de oorsprong van het resultaat (zie art. 75, KB/WIB 92), zodat de investeringsreserve wordt berekend op het totale gereserveerde resultaat van de binnenlandse vennootschap.
Daarenboven voorzien de parlementaire werkzaamheden evenmin dat de investeringsreserve zou moeten worden opgesplitst volgens de oorsprong van het resultaat en dat zij aldus een invloed zou hebben op de vaststelling van de krachtens een dubbelbelastingverdrag vrijgestelde winst.
194quater/12
De aangroei van het gereserveerde belastbare resultaat die in aanmerking moet worden genomen, na toepassing van de in art. 194quater, § 2, eerste lid, 1° tot 4°, WIB 92, bedoelde verminderingen, wordt beperkt tot 37.500 euro, zodat het vrijgesteld bedrag in geen geval 18.750 euro per belastbaar tijdperk kan overschrijden. De Koning kan evenwel, bij in Ministerraad overlegd besluit, een bedrag vaststellen dat hoger is dan 37.500 euro.
194quater/13
De investeringsreserve kan evenwel slechts daadwerkelijk worden vrijgesteld indien en in zoverre de belaste reserves, vóór aanleg van de investeringsreserve, op het einde van het belastbaar tijdperk hoger zijn dan de belaste reserves op het einde van het vorig belastbaar tijdperk waarin laatst het voordeel van het aanleggen van een investeringsreserve werd genoten. Ook hier vindt deze bepaling geen toepassing voor het belastbaar tijdperk waarin de maatregel voor het eerst wordt genoten.
Deze bijkomende beperking heeft tot doel om de vrijstelling enkel te verlenen in het geval van een effectieve toename van de reserves, en dus met een daadwerkelijke autofinanciering van de vennootschap.
194quater/14
Er wordt aan herinnerd dat, onder 'belaste reserves' het totaal van zowel de geboekte als de niet geboekte belaste reserves wordt verstaan, zonder enigerlei correctie ingevolge aanpassingen in meer van de begintoestand van de reserves in aanmerking te nemen (zie nr. 194quater/6). Wat de situatie betreft van de belaste reserves op het einde van het vorige belastbaar tijdperk zoals vermeld hiervoor, wordt er op gewezen dat ter zake de belaste reserves in aanmerking worden genomen ná aftrek van de vrijgestelde investeringsreserve (Kamer, 2001-2002, Doc. 50 1918/001, blz. 36).
194quater/15
In de praktijk moeten voor de vaststelling van de vrijgestelde investeringsreserve de volgende stappen worden gevolgd:
1° Bepalen van de toename van het gereserveerde resultaat (belaste reserves) van het belastbaar tijdperk vóór aanleg van de investeringsreserve;
2° Verminderen van het in 1° verkregen bedrag met de volgende bestanddelen:
- de overeenkomstig art. 192, WIB 92, vrijgestelde meerwaarden op aandelen;
- het gedeelte van de meerwaarden op in art. 66, WIB 92, vermelde voertuigen dat niet als winst in aanmerking wordt genomen krachtens art. 24, derde lid, WIB 92;
- de vermindering van het gestort kapitaal, berekend als gewogen gemiddelde van het belastbaar tijdperk tegenover het vorig belastbaar tijdperk waarin laatst het voordeel van het aanleggen van een investeringsreserve werd genoten;
- de vermeerdering van de vorderingen van de vennootschap, berekend op dezelfde wijze als de vermindering van het gestort kapitaal, op de natuurlijke personen (of de echtgenoot ervan of hun kinderen indien zij het wettelijk genot van de inkomsten van die kinderen hebben) die aandeelhouders zijn of die in de vennootschap een opdracht of functies zoals opgesomd in art. 32, eerste lid, 1°, WIB 92, uitoefenen;
3° Beperken van het aldus verkregen resultaat in voorkomend geval tot 37.500 euro;
4° Bepalen van de aangroei van de belaste reserves, vóór aanleg van de investeringsreserve, ten opzichte van de belaste reserves op het einde van het vorig belastbaar tijdperk waarin laatst het voordeel van het aanleggen van een investeringsreserve werd genoten;
5° Op het laagste bedrag van de punten 3° en 4° de coëfficiënt van 50% toepassen.
194quater/16
Uit hetgeen voorafgaat volgt dat indien de aangroei van de reserves van het belastbaar tijdperk groter is dan 37.500 euro, de vrijgestelde investeringsreserve ten hoogste 18.750 euro zal bedragen.
194quater/17
De berekening van deze beperking kan toepassingsproblemen geven in die zin dat de bepaling van het gereserveerde belastbare resultaat afhankelijk is van de investeringsreserve die op haar beurt het bedrag van de geraamde belastingschuld beïnvloedt. Het bedrag van deze schuld moet boekhoudkundig worden uitgedrukt, in mindering worden gebracht van de winst van het boekjaar en worden toegevoegd aan de VU. Na opeenvolgende aanpassingen moet de maximale investeringsreserve overeenstemmen met 50% van het aangepaste gereserveerde belastbare resultaat, behalve in het geval dat de grens van 18.750 euro wordt bereikt.
Bovendien moet de geraamde belastingschuld correct worden vastgesteld, aangezien zij een rechtstreekse weerslag heeft op het bedrag van het gereserveerde belastbare resultaat en bijgevolg op de berekeningsbasis van de investeringsreserve.
Om deze moeilijkheden op te lossen, stelt de administratie een iteratieve berekeningsmethode voor. Die berekeningsmethode bestaat uit een proces van opeenvolgende aanpassingen in de vorm van een tabel die toelaat het definitieve bedrag van de vrijgestelde investeringsreserve te bepalen. Het berekeningsproces wordt beëindigd wanneer de geraamde belastingschuld of belastingvordering onderaan en bovenaan in de tabel binnen eenzelfde kolom identiek is.
194quater/18
Voorbeeld van een iteratieve berekening:
Gegevens:
- Boekhoudkundige winst van het boekjaar vóór resultaatverwerking: 24.000 euro
- Resultaatverwerking:
Over te dragen winst: 14.000 euro
Dividenden: 10.000 euro
- VU: 4.000 euro, waarvan inzonderheid 3.000 euro voorafbetalingen
- Aftrekbare bestanddelen van de derde tot de negende bewerking: 4.000 euro
Iteratieve tabel:
Raming van | Integratie van | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | |
de | de geraamde | |||||||||
belastingen | belastingschuld | |||||||||
of -vordering | ||||||||||
Boekhoudkundig resultaat vóór raming van de belasting | 24.000,00 | 24.000,00 | 24.000,00 | 24.000,00 | 24.000,00 | 24.000,00 | 24.000,00 | 24.000,00 | 24.000,00 | 24.000,00 |
Geraamde belastingschuld | -3.129,24 | -3.129,24 | -1.679,98 | -1.486,76 | -1.431,85 | -1.425,00 | -1.424,14 | -1.424,03 | -1.424,02 | |
Geraamde belastingvordering | ||||||||||
Boekhoudkundig resultaat | 24.000,00 | 20.870,76 | 20.870,76 | 22.320,02 | 22.513,24 | 22.568,15 | 22.575,00 | 22.575,86 | 22.575,97 | 22.575,98 |
In aanmerking te nemen reserves | 14.000,00 | 10.870,76 | 5.435,38 | 6.160,01 | 6.256,62 | 6.284,08 | 6.287,50 | 6.287,93 | 6.287,99 | 6.287,99 |
Investeringsreserve | 5.435,38 | 6.160,01 | 6.256,62 | 6.284,07 | 6.287,50 | 6.287,93 | 6.287,98 | 6.287,99 | ||
Andere belaste reserves | ||||||||||
Dividenden | 10.000,00 | 10.000,00 | 10.000,00 | 10.000,00 | 10.000,00 | 10.000,00 | 10.000,00 | 10.000,00 | 10.000,00 | 10.000,00 |
Aangifte | ||||||||||
Belaste reserves | 14.000,00 | 10.870,76 | 5.435,38 | 6.160,01 | 6.256,62 | 6.284,08 | 6.287,50 | 6.287,93 | 6.287,99 | 6.287,99 |
Geraamde belastingschuld | 3.129,24 | 3.129,24 | 1.679,98 | 1.486,76 | 1.431,85 | 1.425,00 | 1.424,14 | 1.424,03 | 1.424,02 | |
Andere VU | 4.000,00 | 4.000,00 | 4.000,00 | 4.000,00 | 4.000,00 | 4.000,00 | 4.000,00 | 4.000,00 | 4.000,00 | 4.000,00 |
Dividenden | 10.000,00 | 10.000,00 | 10.000,00 | 10.000,00 | 10.000,00 | 10.000,00 | 10.000,00 | 10.000,00 | 10.000,00 | 10.000,00 |
Aftrekbare bestanddelen van de 3de tot de 9de bewerking | 4.000,00 | 4.000,00 | 4.000,00 | 4.000,00 | 4.000,00 | 4.000,00 | 4.000,00 | 4.000,00 | 4.000,00 | 4.000,00 |
Belastbaar inkomen | 24.000,00 | 24.000,00 | 18.564,62 | 17.839,99 | 17.743,38 | 17.715,93 | 17.712,50 | 17.712,07 | 17.712,02 | 17.712,01 |
Ven.B | 6.129,24 | 6.129,24 | 4.679,98 | 4.486,76 | 4.431,85 | 4.425,00 | 4.424,14 | 4.424,03 | 4.424,02 | 4.424,02 |
Geraamde belastingschuld | ||||||||||
Geraamde belastingvordering | ||||||||||
(Ven.B - verrekening) | 3.129,24 | 3.129,24 | 1.679,98 | 1.486,76 | 1.431,85 | 1.425,00 | 1.424,14 | 1.424,03 | 1.424,02 | 1.424,02 |
VI. VOORWAARDEN VERBONDEN AAN DE VRIJSTELLING
194quater/19
De investeringsreserve die bij het verstrijken van een belastbaar tijdperk is aangelegd door vennootschappen die, op grond van art. 15, W.Venn., als kleine vennootschappen worden aangemerkt voor het aanslagjaar dat verbonden is aan dat belastbare tijdperk, wordt niet als winst aangemerkt binnen de in art. 194quater, §§ 2 tot 6, WIB 92, gestelde grenzen en voorwaarden.
194quater/20
De vrijstelling is onder meer afhankelijk van de naleving van de onaantastbaarheidsvoorwaarde waarvan sprake is in art. 190, WIB 92, d.w.z. dat de investeringsreserve op één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief moet geboekt zijn en blijven (onverminderd de mogelijkheid om ze in het maatschappelijk kapitaal op te nemen), door middel van de volgende boeking: '68x overboeking naar de belastingvrije reserves aan 132x investeringsreserves', en niet tot grondslag mag dienen voor de berekening van de jaarlijkse dotatie aan de wettelijke reserve of van enigerlei beloning of toekenning.
De voorheen vrijgestelde investeringsreserve wordt aangemerkt als winst van het belastbare tijdperk waarin de onaantastbaarheidsvoorwaarde niet langer wordt nageleefd.
194quater/21
De investeringsvoorwaarde houdt in dat een bedrag gelijk aan de aangelegde investeringsreserve door de vennootschap moet worden geïnvesteerd in afschrijfbare materiële of immateriële vaste activa die in aanmerking kunnen komen voor de investeringsaftrek. Die investering moet gebeuren binnen een termijn van drie jaar die aanvangt op de eerste dag van het belastbare tijdperk waarvoor de investeringsreserve is aangelegd, en ten laatste bij de ontbinding van de vennootschap.
Daaruit volgt dat de investering moet gebeuren:
- in materiële vaste activa die in nieuwe staat zijn verkregen of tot stand gebracht;
- of in nieuwe immateriële vaste activa.
194quater/22
De bedoelde vaste activa zijn in principe diegene die in dezelfde omstandigheden recht geven op de investeringsaftrek. Er wordt bijgevolg verwezen naar het geheel van de bepalingen die gelden inzake investeringsaftrek en meer in het bijzonder naar art. 75, 2° en 3°, WIB 92, en de commentaar hierop.
Diezelfde voorwaarde impliceert onder meer dat de in art. 75, WIB 92, vermelde investeringen (waaronder de personenauto’s en auto’s voor dubbel gebruik zoals vermeld in het 5° van dat artikel) niet in aanmerking kunnen worden genomen.
194quater/23
Voor de toepassing van de investeringsreserve komen enkel de materiële of immateriële vaste activa in aanmerking die in België voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt. Bijgevolg komen de investeringen die zijn gedaan door een buitenlandse inrichting van een binnenlandse vennootschap niet in aanmerking als geldige investeringen in de zin van art. 194quater, § 3, 1ste lid, a), WIB 92.
194quater/24
Bij ontstentenis van enige andersluidende wettelijke bepaling, en voor zover voldaan blijft aan de voormelde onaantastbaarheidsvoorwaarde, blijft de investeringsreserve vrijgesteld wanneer het recht van gebruik van een in art. 194quater, § 3, WIB 92, in aanmerking genomen vast actief na het verlopen van de investeringstermijn van drie jaar aan derden wordt afgestaan zoals bedoeld in art. 75, 3°, WIB 92.
Evenwel kan vóór het verstrijken van de investeringstermijn de voorheen vrijgestelde investeringsreserve worden aangemerkt als winst wanneer de feitelijke omstandigheden en andere gegevens reeds uitwijzen dat het recht van gebruik van het betrokken vast actief na het verlopen van deze termijn zal worden overgedragen in de zin van art. 75, 3°, WIB 92 (PV nr. 49, 17.09.2010 van de heer Van der Maelen, Kamer, 2010-2011, QRVA 53 009, blz. 8).
194quater/25
De in leasing genomen vaste activa worden daarentegen wel beoogd door art. 194quater, § 3, eerste lid, a), WIB 92, behalve de in art. 75, WIB 92, vermelde uitsluitingsgevallen inzake investeringsaftrek.
194quater/26
De vaste activa die als herbelegging in aanmerking worden genomen voor de toepassing van art. 47, WIB 92, kunnen niet als geldige investering in aanmerking komen in het kader van art. 194quater, § 3, WIB 92.
194quater/27
De termijn van drie jaar die aanvangt op de eerste dag van het belastbare tijdperk waarvoor de investeringsreserve is aangelegd, en waarvan sprake is in art. 194quater, § 3, WIB 92, omvat drie opeenvolgende tijdperken van twaalf maanden (en niet drie opeenvolgende boekjaren of drie opeenvolgende aj).
Wanneer bijgevolg een vennootschap een investeringsreserve heeft aangelegd tijdens het belastbare tijdperk dat loopt vanaf 01.07.2009 tot en met 30.06.2010, dan moeten de investeringen voor een bedrag gelijk aan die investeringsreserve worden verricht binnen een termijn van drie jaar die aanvangt op 01.07.2009.
194quater/28
Bij niet-naleving van die investeringsverplichting wordt, overeenkomstig de uitdrukkelijke bepalingen van art. 194quater, § 4, eerste lid, WIB 92, het volledige bedrag van de voorheen vrijgestelde investeringsreserve aangemerkt als winst van het belastbare tijdperk waarin de investeringstermijn van drie jaar is verstreken (PV nr. 1297, 17.05.2006, de heer Verhaegen, Kamer, 2005-2006, QRVA 51 128, blz. 25134-25135).
194quater/29
Art. 194quater, § 4, tweede lid, WIB 92, voorziet dat de voorheen vrijgestelde investeringsreserve wordt aangemerkt als winst van het belastbare tijdperk waarin de investering wordt vervreemd, wanneer die investering op het ogenblik van de vervreemding minder dan drie jaar in de vennootschap is belegd, en zulks, naar verhouding tot de nog niet aangenomen afschrijvingen op die investering.
Deze bepaling is niet van toepassing wanneer het gaat om een gedwongen verwezenlijking, d.w.z. indien het gaat om een schadegeval, een onteigening, een opeising in eigendom of een andere gelijkaardige gebeurtenis.
194quater/30
Voorbeeld:
De vennootschap Alpha, die per kalenderjaar boekhoudt, heeft in 2010 een investeringsreserve aangelegd voor een bedrag van 18.000 euro en de bijhorende investering werd tijdens hetzelfde jaar verricht ten belope van:
- 12.000 euro in een nieuwe machine (op 03.03.2010), die zij degressief afschrijft tegen een percentage van 20% (lineair afschrijvingspercentage: 10%);
- 4.500 euro in nieuw elektronisch informaticamateriaal (op 03.03.2010), dat zij lineair afschrijft tegen een percentage van 33,33%;
- 1.500 euro in outillage (op 30.06.2010), dat zij lineair afschrijft tegen een percentage van 10%.
De vennootschap Alpha beantwoordt aan de in art. 15, W.Venn. opgenomen criteria om als een kleine vennootschap te worden beschouwd voor het aj. 2011.
Op 13.11.2011 gaat zij over tot de verkoop van de machine en van het elektronisch informaticamateriaal, zodat de aanvankelijk vrijgestelde investeringsreserve belastbaar wordt voor het aj. 2011 en dat naar verhouding tot de nog niet aangenomen afschrijvingen op die vaste activa, hetzij (12.000 euro x 80%) + (4.500 euro x 66,66%) = 9.600 euro + 3.000 euro = 12.600 euro.
Als de verkoop zich nadien, vanaf 03.03.2013, voordoet, blijft de investeringsreserve vrijgesteld ten belope van 18.000 euro, mits naleving van de onaantastbaarheidsvoorwaarde. In dat geval wordt de investeringsreserve pas belastbaar in de vennootschapsbelasting naar aanleiding van de ontbinding van de vennootschap.
194quater/31
Daarenboven bepaalt art. 207, tweede lid, WIB 92 (zie Com.IB van art. 207, WIB 92) dat o.a. geen van de in de art. 199 tot 206, WIB 92, vermelde aftrekken noch compensatie met het verlies van het belastbare tijdperk mag worden verricht op het gedeelte van het resultaat dat voortkomt uit de niet-naleving van art. 194quater, § 2, vierde lid, WIB 92 (onaantastbaarheidsvoorwaarde voor de investeringsreserve) en de toepassing van art. 194quater, § 4, WIB 92 (niet-naleving van de investeringsverplichting op de wijze en binnen de termijn gesteld in § 3 of van het verbod tot vervreemding van de investering gedurende een termijn van drie jaar).
Dit maakt het mogelijk bepaalde manoeuvres te vermijden die dienen tot het wegwerken van de belastbare winst door een ongepast gebruik van het mechanisme van de investeringsreserve (vrijstelling tijdens een boekjaar met winst en terugname tijdens het eerste boekjaar met verlies).
Op die manier zal de investeringsreserve (of het gedeelte daarvan) die belastbaar wordt steeds daadwerkelijk worden belast.
194quater/32
Uiteindelijk zal de investeringsreserve deel uitmaken van de belastbare grondslag van de vennootschap bij de verdeling van het eigen vermogen, die zal plaatsvinden naar aanleiding van de vereffening.
VII. INVESTERINGSMODALITEITEN IN GEVAL VAN HERSTRUCTURERINGEN VAN VENNOOTSCHAPPEN DIE HET BELASTINGNEUTRAAL REGIME GENIETEN
194quater/33
De Koning (art. 73^4bis, KB/WIB 92) bepaalt de investeringsmodaliteiten in geval van belastingneutrale herstructureringsverrichtingen van vennootschappen die kunnen bestaan in een inbreng van één of meer bedrijfsafdelingen of takken van werkzaamheid (zie Com.IB van art. 46, WIB 92) of van een algemeenheid van goederen (zie dezelfde Com.IB) zoals vermeld in art. 46, § 1, eerste lid, 2°, WIB 92, of in een fusie, splitsing, met fusie door overneming gelijkgestelde verrichting zoals bedoeld in art. 210, § 1, 1°, WIB 92, of met fusie of splitsing gelijkgestelde verrichting zonder dat alle overdragende vennootschappen ophouden te bestaan zoals bedoeld in art. 210, § 1, 1°bis, WIB 92 (zie Com.IB van art. 210, WIB 92), en dat meer bepaald in de gevallen waarin de inbrengverkrijgende vennootschap (in geval van inbreng) of de overnemende of verkrijgende vennootschap (in geval van fusie, splitsing of ermee gelijkgestelde verrichting) zich onherroepelijk verbonden heeft de investeringsverplichting over te nemen (of op wie logischerwijze deze verplichting na de verrichting rust). Daarbij zal, inzonderheid ten aanzien van de investeringstermijn, gehandeld worden alsof de verrichting niet had plaatsgevonden, zodat deze niet tot gevolg kan hebben dat de oorspronkelijke investeringstermijn wordt verlengd.
194quater/34
Er moet een onderscheid worden gemaakt naargelang het verrichtingen betreft die betrekking hebben op een belastingneutrale inbreng en die welke betrekking hebben op belastingneutrale fusies en splitsingen (en de belastingneutrale herstructureringsverrichtingen die ermee worden gelijkgesteld).
B. INBRENG VAN EEN TAK VAN WERKZAAMHEID OF EEN BEDRIJFSAFDELING OF VAN EEN ALGEMEENHEID VAN GOEDEREN
194quater/35
In het kader van de inbreng van een tak van werkzaamheid of een bedrijfsafdeling of van een algemeenheid van goederen, mag de investering waarvan sprake is in art. 194quater, WIB 92, zowel gebeuren door de inbrengende vennootschap die de investeringsreserve heeft aangelegd, als door de inbrenggenietende vennootschap. In het eerste geval, maken de investeringen die de inbrengende vennootschap heeft verricht, deel uit van de inbrengverrichting. In het tweede geval, kunnen de investeringen die de inbrenggenietende vennootschap vóór de inbreng heeft verricht, niet worden aangemerkt als een geldige investering voor de toepassing van art. 194quater, WIB 92.
194quater/36
Indien de investering nog niet is verricht op het tijdstip van de inbreng, mag deze zowel door de inbrengende als door de inbrenggenietende vennootschap worden gedaan, voor zover men zich nog bevindt binnen de investeringstermijn van drie jaar, die aanvangt op de eerste dag van het belastbare tijdperk waarvoor de investeringsreserve is aangelegd.
194quater/37
Evenwel in de gevallen waarin de investeringsreserve belastbaar wordt, d.w.z.:
- hetzij omdat niet of niet tijdig is voldaan aan de investeringsverplichting zoals vermeld in art. 194quater, § 3, WIB 92, of indien de investering buiten de gestelde termijn is verricht;
- hetzij omwille van een voortijdige vervreemding van de investering, in toepassing van art. 194quater, § 4, 2de lid, WIB 92 (dit is wanneer de investering op het ogenblik van de vervreemding minder dan drie jaar is belegd en de vervreemding niet is geschied naar aanleiding van een schadegeval, een onteigening, een opeising in eigendom of een andere gelijkaardige gebeurtenis);
- hetzij omdat de onaantastbaarheidsvoorwaarde zoals vermeld in art. 190, WIB 92, niet langer wordt nageleefd,
is de investeringsreserve (of bij voortijdige vervreemding de pro rata ervan) evenwel steeds belastbaar ten name van de inbrengende vennootschap.
Deze belastingheffing vloeit voort uit het feit dat de belastingneutrale inbreng van een tak van werkzaamheid of een bedrijfsafdeling of van een algemeenheid van goederen geen aanleiding geeft tot enige overdracht van reserves naar de inbrenggenietende vennootschap, met uitzondering in voorkomend geval van de meerwaarden die de gespreide belasting overeenkomstig art. 47, WIB 92, genieten, en van de in art. 362, tweede lid, WIB 92, bedoelde kapitaalsubsidies (definitief vrijgesteld ten name van de inbrengende vennootschap en gespreid belast ten name van de inbrenggenietende vennootschap), zodat de investeringsreserve slechts in het vermogen van de inbrengende vennootschap wordt teruggevonden.
C. FUSIES, SPLITSINGEN, MET FUSIE DOOR OVERNEMING GELIJKGESTELDE VERRICHTINGEN ZONDER DAT ALLE OVERDRAGENDE VENNOOTSCHAPPEN OPHOUDEN TE BESTAAN
194quater/38
In geval van belastingneutrale herstructureringen van vennootschappen die bestaan in een fusie (door overneming of door oprichting van een nieuwe vennootschap), een splitsing (door overneming, door oprichting van nieuwe vennootschappen of gemengde splitsing), of een gelijkgestelde verrichting, blijven de bepalingen van het WIB 92, met inbegrip van deze van art. 194quater, WIB 92, volgens dezelfde modaliteiten en onder dezelfde voorwaarden van toepassing op de bestaande vrijgestelde reserves van de overgenomen of gesplitste vennootschappen, die ten name van de overnemende of verkrijgende vennootschap worden teruggevonden alsof de belastingneutrale fusie of splitsing niet had plaatsgevonden.
194quater/39
Anders dan bij belastingneutrale inbreng van een tak van werkzaamheid of een bedrijfsafdeling of van een algemeenheid van goederen, moet, in geval van belastingneutrale fusie of splitsing (of ermee gelijkgestelde verrichting), de investering, in zover ze niet is verricht door de overgenomen of gesplitste vennootschap, uitsluitend worden gedaan door de overnemende of verkrijgende vennootschap, zonder dat daaruit een verlenging van de oorspronkelijke termijn zoals bedoeld in art. 194quater, § 3, WIB 92, mag voortvloeien.
194quater/40
Art. 213, WIB 92, dat o.a. betrekking heeft op de verdeling van de reserves in geval van splitsing, is eveneens van toepassing op de investeringsreserve. Dat betekent dat de investeringsreserve die zich in het vermogen van de gesplitste vennootschap bevindt, evenredig met de fiscale nettowaarde van de door deze laatste aan de overnemende of verkrijgende vennootschappen gedane inbrengen wordt verdeeld (zie Com.IB van art. 213, WIB 92).
194quater/41
Terzake, en naar analogie met de administratieve onderrichtingen met betrekking tot de verdeling van het vrijgesteld gedeelte van de overeenkomstig art. 47, WIB 92, gespreid belaste meerwaarden en van het vrijgesteld gedeelte van de in art. 362, WIB 92, bedoelde kapitaalsubsidies (zie Com.IB van art. 211, WIB 92), wordt de investeringsreserve bij voorrang toegewezen, hetzij aan de verkrijgende vennootschap waarin de investering is ingebracht, indien de gesplitste vennootschap reeds de vereiste investering heeft gedaan, hetzij aan de verkrijgende vennootschap die de investeringsverplichting op zich zal nemen.
De prioritaire toekenning waarvan hierboven sprake gebeurt volgens de in art. 213, WIB 92, bedoelde verdeelsleutel (zie hiervoor).
194quater/42
Bij een fusie of een splitsing gaat de vrijgestelde investeringsreserve in beginsel integraal over naar de overnemende of verkrijgende vennootschap. Anders dan bij inbreng van een tak van werkzaamheid of een bedrijfsafdeling of van een algemeenheid van goederen, impliceert een fusie- of splitsingsverrichting derhalve dat de gefuseerde (of gesplitste) vennootschap naar aanleiding van de verrichting ophoudt te bestaan, zodat de investeringsreserve die belastbaar zou worden, logischerwijze niet anders kan worden belast dan ten name van de overnemende of verkrijgende vennootschap, d.w.z. waar deze reserve wordt teruggevonden (1).
(1) In geval van een partiële splitsing, wordt voor bepaalde bepalingen de gesplitste vennootschap aangemerkt als de overnemende of verkrijgende vennootschap (zie art. 213, derde lid, WIB 92).
194quater/43
Er wordt aan herinnerd dat in geval van een belastingneutrale fusie of splitsing, de investering, naar analogie met de werkwijze die van toepassing is op de gespreid te belasten meerwaarden, in zover ze niet is verricht door de overgenomen of gesplitste vennootschap, moet worden gedaan door de overnemende of verkrijgende vennootschap, zonder dat daaruit een verlenging van de oorspronkelijke investeringstermijn mag voortvloeien. Zoals bij belastingneutrale inbreng van een tak van werkzaamheid of een bedrijfsafdeling of van een algemeenheid van goederen, kunnen de investeringen die de overnemende of verkrijgende vennootschap vóór de fusie of splitsing heeft gedaan, niet worden aangemerkt als geldige investering met betrekking tot de door de overgenomen of gesplitste vennootschap aangelegde investeringsreserve.
194quater/44
Wanneer de investeringsreserve ingevolge één van de in nr. 194quater/37 opgesomde gevallen belastbaar wordt, moet de investeringsreserve (of bij voortijdige vervreemding de pro rata ervan) worden belast ten name van de overnemende of verkrijgende vennootschap waaraan de reserve werd toegewezen.
VIII. FORMALITEITEN
194quater/45
Om de investeringsreserve te kunnen genieten, moet de vennootschap bij haar aangifte in de Ven.B, voor het aj. waarvoor de reserve wordt aangelegd en de erop volgende aj. tot wanneer de investering moet zijn verricht, een ingevulde, gedagtekende en ondertekende opgave 275R voegen, waarvan het model beschikbaar is op de website www.myminfin.be.
IX. NALATIGHEIDSINTERESTEN
194quater/46
Art. 416, eerste lid, WIB 92, bepaalt dat er een overeenkomstig art. 414, WIB 92, berekende nalatigheidsinterest verschuldigd is op het gedeelte van de Ven.B dat proportioneel verband houdt met de op grond van art. 194quater, § 4, WIB 92, belastbaar geworden investeringsreserve (niet-naleving van de investeringsverplichting of vervreemding van de investering binnen een termijn van drie jaar). Deze nalatigheidsinterest loopt vanaf 1 januari van het jaar waarnaar het aj. wordt genoemd waarvoor de vrijstelling werd toegestaan.
X. BIJZONDERE GEVALLEN
194quater/47
…