Parlementaire vraag nr. 3-7854 van de heer Brotcorne van 13.04.2007

Parlementaire vraag nr. 3-7854 van de heer Brotcorne dd. 13.04.2007


Vragen en Antwoorden, Senaat, 2006-2007, nr. 3-90, blz. 10514-10515

Leden van de provincieraden, gemeenteraden, politieraden en de raden van maatschappelijk welzijn - Fiscaal statuut - Representatiekosten

VRAAG

Vanuit administratief oogpunt zijn de presentiepenningen voor de leden van de provincieraden, gemeenteraden, politieraden en de raden voor maatschappelijk welzijn, inkomsten zoals bepaald in de artikelen 23, paragraaf 1, ten tweede en 27 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen. (Com-IB 23/169).

Sommige leden van de politieraad of van de OCMW-raad vullen de inkomsten uit presentiepenningen in op de rubriek « diverse inkomsten ». Ze gaan ervan uit dat hun mandaat een gelegenheidsactiviteit en dus geen hoofdactiviteit is. Deze kwalificatie wordt door de belastingadministratie blijkbaar niet betwist en geeft de belastingplichtige recht op een forfaitaire aftrek voor beroepskosten.

Kan de geachte minister dat bevestigen ? Zo ja, welke werkelijke kosten beschouwt zijn administratie als verbonden met de uitoefening van het mandaat als provincieraadslid, gemeenteraadslid of lid van de politieraad of van het OCMW? Vindt hij dat een abonnement op één of verschillende dagbladen in rekening moet kunnen worden gebracht in het kader van de uitoefening van een dergelijk mandaat ? Zo neen, waarom niet ?

Kan de geachte minister me ook meedelen op welke manier een lid van de provincieraad, de gemeenteraad, de politieraad en het OCMW de uitgaven kan inbrengen die verbonden zijn aan de uitvoering van zijn mandaat ? Welke representatiekosten worden door de administratie over het algemeen aanvaard ? Kunnen uitgaven voor maaltijden of eetfestijnen georganiseerd door verenigingen als beroepskosten worden gekwalificeerd ? Zo neen, waarom niet ? Zo ja, op welke manier moeten ze worden gerechtvaardigd ?

ANTWOORD (vice-eersteminister en minister van Financiën)

Evenzeer als de vergoedingen van de leden van de provincieraden, die uitdrukkelijk vernoemd zijn in artikel 27, tweede lid, 6o, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92), zijn de maandelijkse forfaitaire vergoedingen en de presentiegelden die worden toegekend aan de leden van de gemeenteraden en aan de leden van de raden voor maatschappelijk welzijn, baten in de zin van de artikelen 23, § 1, 2°, en 27, WIB-92.

Hetzelfde geldt voor de presentiegelden die gemeenteraadsleden als lid van de politieraad ontvangen krachtens artikel 22 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.

De voormelde vergoedingen en presentiegelden kunnen nooit als diverse inkomsten (artikel 90, 1°, WIB 92) belast worden, aangezien de activiteit van provincie-en gemeenteraadsleden, die verkozen zijn voor een mandaat van zes jaar, niet als een occasionele activiteit kan worden aangemerkt (Stuk Kamer nr. 50- 1499/003-2001/2002, blz. 8).

Wat de aftrek van werkelijke beroepskosten betreft, wil ik er nog op wijzen dat de beoogde raadsleden, net als alle andere belastingplichtigen, overeenkomstig artikel 49, WIB 92, het recht hebben hun beroepsinkomsten te verminderen met de kosten die zij in het belastbaar tijdperk gedaan of gedragen hebben om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden, voor zover zij de echtheid en het bedrag van hun kosten verantwoorden door middel van bewijsstukken of, ingeval zulks niet mogelijk is, door alle andere door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen, met uitzondering van de eed.

De belastingplichtige moet alsdan niet enkel de werkelijkheid en het bedrag van de kosten aantonen, maar ook het rechtstreeks en noodzakelijk verband met het verkrijgen of behouden van de belastbare inkomsten.

Bij gebrek aan bewijzen worden de beroepskosten met betrekking tot de verkregen baten forfaitair vastgesteld overeenkomstig artikel 51, WIB 92.