Commentaar van art. 219, WIB 92 (bijwerking)

Bijwerking Com.IB 92 d.d. 01.03.2017

TITEL III: VENNOOTSCHAPSBELASTING

HOOFDSTUK III: BEREKENING VAN DE BELASTING

Afdeling II: Afzonderlijke aanslag

Art. 219, WIB 92

I. WETTEKST

219/0

II. TOEPASSINGSGEBIED VAN DE AFZONDERLIJKE AANSLAG

1. Kosten zoals bedoeld in art. 57, WIB 92 en de voordelen van alle aard zoals bedoeld in de art. 31, tweede lid, 2° en 32, tweede lid, 2°, WIB 92

A. Grondslag van de afzonderlijke aanslag

219/1

B. Wettelijke afwijkingen

219/6

C. Tarief

219/13

D. Aftrek als beroepskosten

219/15

2. Verdoken meerwinsten

A. Grondslag van de afzonderlijke aanslag

219/18

B. Wettelijke afwijking

219/25

C. Tarief

219/27

D. Aftrek als beroepskosten

219/33

3. Financiële voordelen of voordelen van alle aard zoals bedoeld in art. 53, 24°, WIB 92, en betalingen verricht naar staten zoals bedoeld in art. 307, § 1, vijfde lid, WIB 92

A. Grondslag van de afzonderlijke aanslag

219/35

B. Tarief

219/37

C. Aftrek als beroepskosten

219/39

III. BEREKENING EN AANSLAGJAAR

219/40

IV. BELASTINGVERHOGING, BOETE EN STRAFRECHTELIJKE SANCTIE

219/43

V. CONCRETE GEVALLEN

219/47

Art. 219, WIB 92

Laatste besproken wettelijke of reglementaire bepaling(en): PW 19.12.2014 (BS 29.12.2014)

I. WETTEKST

219/0

Art. 219. - Een afzonderlijke aanslag wordt gevestigd op kosten als bedoeld in artikel 57 en op voordelen van alle aard als bedoeld in de artikelen 31, tweede lid, 2°, en 32, tweede lid, 2°, die niet worden verantwoord door individuele fiches en een samenvattende opgave alsmede op de verdoken meerwinsten die niet onder de bestanddelen van het vermogen van de vennootschap worden teruggevonden en op de in artikel 53, 24°, bedoelde financiële voordelen of voordelen van alle aard.

Die aanslag is gelijk aan 100 pct. van die kosten, voordelen van alle aard, financiële voordelen en verdoken meerwinsten, tenzij kan worden aangetoond dat de verkrijger van die kosten, die voordelen van alle aard en die financiële voordelen een rechtspersoon is, of dat de verdoken meerwinsten terug zijn opgenomen in de boekhouding, als bedoeld in het vierde lid, in welke gevallen de aanslag gelijk is aan 50 pct.

Als verdoken meerwinsten worden niet aangemerkt, de reserves als bedoeld in artikel 24, eerste lid, 2° tot 4°.

Verdoken meerwinsten kunnen terug in de boekhouding worden opgenomen in een later boekjaar dan het boekjaar tijdens hetwelk de meerwinst werd verwezenlijkt, zelfs indien de toepasselijke aanslagtermijnen als bedoeld in artikel 354, eerste lid, zijn verstreken, voor zover de belastingplichtige niet schriftelijk in kennis is gesteld van lopende specifieke administratieve of onderzoeksdaden.

Bovendien worden de voormelde verdoken meerwinsten slechts onderworpen aan deze aanslag in het geval zij niet het gevolg zijn van een verwerping van beroepskosten.

Deze aanslag wordt niet toegepast indien de belastingplichtige aantoont dat het bedrag van de kosten, vermeld in artikel 57, of van de voordelen van alle aard als bedoeld in de artikelen 31, tweede lid, 2°, en 32, tweede lid, 2°, begrepen is in een door de verkrijger overeenkomstig artikel 305 ingediende aangifte of in een door de verkrijger in het buitenland ingediende gelijkaardige aangifte.

Wanneer het bedrag van de kosten bedoeld in artikel 57 of van de voordelen van alle aard bedoeld in de artikelen 31, tweede lid, 2°, en 32, tweede lid, 2°, niet is opgenomen in een door de verkrijger overeenkomstig artikel 305 ingediende aangifte of in een door de verkrijger in het buitenland ingediende gelijkaardige aangifte, wordt deze aanslag in hoofde van de belastingplichtige niet toegepast indien de verkrijger op ondubbelzinnige wijze werd geïdentificeerd uiterlijk binnen 2 jaar en 6 maanden volgend op 1 januari van het betreffend aanslagjaar.

II. TOEPASSINGSGEBIED VAN DE AFZONDERLIJKE AANSLAG

1. Kosten zoals bedoeld in art. 57, WIB 92 en de voordelen van alle aard zoals bedoeld in de art. 31, tweede lid, 2° en 32, tweede lid, 2°, WIB 92

A. Grondslag van de afzonderlijke aanslag

219/1

De afzonderlijke aanslag in de VenB is van toepassing op de kosten die niet op de in art. 57, WIB 92, gestelde wijze zijn verantwoord. Die kosten kunnen bestaan uit:

1° commissies, makelaarslonen, handels- of andere restorno's, toevallige of niet-toevallige vacatiegelden of erelonen, gratificaties, vergoedingen of voordelen van alle aard die voor de verkrijgers al dan niet in België belastbare beroepsinkomsten zijn, behoudens de bezoldiging van meewerkende echtgenoten

2° bezoldigingen, pensioenen, renten of als zodanig geldende toelagen, betaald aan personeelsleden, aan bedrijfsleiders en aan gewezen personeelsleden en bedrijfsleiders evenals aan hun rechtverkrijgenden, met uitzondering van de sociale voordelen die ten name van de verkrijgers zijn vrijgesteld

3° vaste vergoedingen toegekend aan de leden van het personeel als terugbetaling van werkelijke eigen kosten van de werkgever.

219/2

Hoewel de in 219/1, 2° bedoelde bezoldigingen, die zijn voorzien in de bepalingen van de art. 30, 1° en 2°, 31 en 32, WIB 92, de door personeelsleden en bedrijfsleiders verkregen voordelen van alle aard omvatten, heeft de wetgever het evenwel nuttig geacht een uitdrukkelijke verwijzing naar die voordelen op te nemen in art. 219, eerste, zesde en zevende lid, WIB 92.

De in de art. 31, tweede lid, 2° en 32, tweede lid, 2°, WIB 92, bedoelde voordelen van alle aard die niet worden verantwoord door individuele fiches en een samenvattende opgave moeten worden onderworpen aan de afzonderlijke aanslag.

219/3

Ter zake worden, bij gebrek aan naleving van de voorwaarden van art. 57, WIB 92, inzonderheid, als niet verantwoorde bezoldigingen beschouwd:

1° een voordeel van alle aard ingevolge een renteloze lening die is toegestaan door een vennootschap aan een personeelslid, zelfs indien daarvan niets in de kostenrekeningen van de vennootschap wordt teruggevonden (zie PV nr. 249, 02.03.2000, Goris, Vr. en Antw., Kamer, 1999-2000, nr. 034, blz. 3949) 2° het gedeelte van de huurprijs en de huurvoordelen dat ten name van de bedrijfsleider als bezoldigingen wordt geherkwalificeerd (zie PV nr. 315, 28.04.2000, Pieters, Vr. en Antw., Kamer, 2002-2003, nr. 153, blz. 19593).

219/4

De in 219/1 gegeven opsomming belet niet dat ook met niet verantwoorde kosten moeten worden gelijkgesteld (zie eveneens de commentaar op de art. 57 en 195, WIB 92):

1° de liberaliteiten waarvoor de naam en het adres van de verkrijgers evenals de reden van de betaling niet worden bekendgemaakt. Het kan inderdaad voorkomen dat vergoedingen als beloning van diensten onder de benaming 'liberaliteiten' bij de beroepskosten worden opgenomen met de bedoeling de desbetreffende inkomsten ten name van de verkrijgers aan de PB te onttrekken (zie Cass., 28.05.1963, NV Ets. Holvoet-Lecomte, Bull. 413, blz. 2250)

2° de drinkgelden en andere gratificaties vanaf een bepaald bedrag (zie 219/5) die door begrafenisondernemingen zijn betaald aan bepaalde niet-geïdentificeerde personen die zouden kunnen bijdragen tot een goed verloop van begrafenissen (zie PV nr. 971, 16.04.2002, Van Weddingen, Vr. en Antw., Kamer, 2002-2003, nr. 157, blz. 20239).

219/5

De afzonderlijke aanslag is daarentegen niet van toepassing op:

1° de sociale voordelen die ten name van de verkrijgers zijn vrijgesteld

2° de in art. 53, 9°, WIB 92, bedoelde kosten met betwistbaar beroepskarakter (jacht, visvangst, enz.) wanneer het niet mogelijk is de werkelijke verkrijgers van die kosten te identificeren (zie de commentaar op art. 195, WIB 92)

3° de geringe giften, bestaande uit fooien, geschenken, enz., verleend aan personen die geen deel uitmaken van het personeel van de vennootschap

4° de kosten waarvan de echtheid en het bedrag verantwoord (zie de commentaar op art. 49, WIB 92) zijn, maar die, bijvoorbeeld wegens hun overdreven karakter, in een bepaalde mate niet als beroepskost worden aanvaard en evenmin aanleiding geven tot het belasten van een voordeel van alle aard ten name van de verkrijgers.

B. Wettelijke afwijkingen

219/6

Overeenkomstig art. 219, zesde lid, WIB 92, is de afzonderlijke aanslag niet van toepassing wanneer de belastingplichtige aantoont dat het bedrag van de kosten zoals bedoeld in art. 57, WIB 92, of van de voordelen van alle aard zoals bedoeld in de art. 31, tweede lid, 2°, en 32, tweede lid, 2°, WIB 92, begrepen is in een door de verkrijger overeenkomstig art. 305, WIB 92, ingediende aangifte of in een door de verkrijger in het buitenland ingediende gelijkaardige aangifte.

219/7

De analogie die wordt gemaakt tussen een overeenkomstig art. 305, WIB 92, ingediende aangifte en een in het buitenland ingediende aangifte is voortaan, in de lijn van de administratieve praktijk, opgenomen in de wettekst. Die analogie is gesteund op het feit dat de opmaak van fiches ook betrekking heeft op de verkrijgers van inkomsten die in het buitenland belastbaar zijn.

219/8

Indien de belastingplichtige te goeder trouw is, wordt de administratie verzocht haar medewerking te verlenen om de aangifte van de betrokken verkrijger terug te vinden, en dat inzonderheid wanneer de relaties tussen de vennootschap en de verkrijger zijn verstoord.

219/9

Wanneer het bedrag van de kosten zoals bedoeld in art. 57, WIB 92, of van de voordelen van alle aard zoals bedoeld in de art. 31, tweede lid, 2°, en 32, tweede lid, 2°, WIB 92, niet begrepen is in een door de verkrijger ingediende aangifte, zoals hiervoor uiteengezet, is de afzonderlijke aanslag bovendien, overeenkomstig art. 219, zevende lid, WIB 92, niet van toepassing indien de verkrijger op ondubbelzinnige wijze werd geïdentificeerd uiterlijk binnen de 2 jaar en 6 maanden volgend op 1 januari van het betreffende aj.

219/10

Er is sprake van een ondubbelzinnige identificatie wanneer er geen twijfel bestaat over de identiteit van de verkrijger en wanneer vaststaat dat het bedrag van de uitgaven, dat als beroepskosten is opgenomen, overeenstemt met het bedrag dat aan de verkrijger is betaald (zie mondelinge PV nr. 6377, 24.09.2015, Wouters, CRIV, Kamer, 2015-2016, nr. 258, blz. 48).

219/11

Aan de voorwaarde van ondubbelzinnige identificatie is bijgevolg bijvoorbeeld voldaan indien de administratie in het bezit wordt gesteld van een schriftelijk akkoord van de verkrijger met vermelding van zijn identiteit, zijn nationaal nummer en het bedrag dat hij heeft verkregen.

219/12

De administratie beschikt vanaf dat ogenblik over een minimum termijn van 6 maand om een aanslag te vestigen ten name van de verkrijger indien die in België belastbaar is. Indien daarentegen de verkrijger zijn fiscale woonplaats in het buitenland heeft, zal de administratie de informatie zonder verwijl overmaken aan de buitenlandse fiscale autoriteiten.

C. Tarief

219/13

Overeenkomstig art. 219, tweede lid, WIB 92, is het tarief van de afzonderlijke aanslag gelijk aan 100 % van die kosten en voordelen van alle aard, verhoogd met 3 % aanvullende crisisbijdrage (ACB) zoals voorzien in art. 463bis, § 1, eerste lid, 1°, WIB 92, hetzij 103 %.

219/14

Het tarief van de aanslag bedraagt niettemin 50 % (51,5 % met de ACB) indien de belastingplichtige kan aantonen dat de uiteindelijke verkrijger van de kosten of de voordelen van alle aard een rechtspersoon is.

D. Aftrek als beroepskosten

219/15

Overeenkomstig art. 198, § 1, 1°, WIB 92, is de afzonderlijke aanslag zoals bedoeld in art. 219, WIB 92, steeds aftrekbaar als beroepskost.

219/16

De sanctie die in art. 198, § 1, 15°, WIB 92, was opgenomen waardoor het bedrag van de kosten ten belope van de voordelen van alle aard zoals bedoeld in de art. 31, tweede lid, 2°, en 32, tweede lid, 2°, WIB 92, in de omstandigheden zoals vermeld in art. 219, vijfde lid, WIB 92, vóór de wijziging ervan, een verworpen uitgave vormde, is opgeheven. 'Die opheffing' schrapt het 'bestraffend' karakter van de afzonderlijke aanslag die dus uitsluitend nog een vergoedend karakter heeft (Parl. St., Kamer, zitting 2014–2015, DOC 54-0672/001, blz. 10).

219/17

Het nieuwe art. 197, WIB 92, verduidelijkt dat, onverminderd de toepassing van de art. 49, 53, 24°, en 198, § 1, 10°, WIB 92, de niet verantwoorde kosten die ingevolge art. 219, WIB 92, aan de afzonderlijke aanslag worden onderworpen, als beroepskosten worden aangemerkt. Met het begrip ('onverminderd' de toepassing van inzonderheid art. 49, WIB 92 (de art. 53, 24° en 198, § 1, 10°, WIB 92, worden besproken in 219/35 tot 39), heeft de wetgever willen zeggen dat 'wanneer de identiteit van de begunstigde niet is aangetoond, de belastingplichtige niet de echtheid en het bedrag kan aantonen van de sommen die hij als beroepskosten wenst af te trekken aan de hand van bewijsstukken of van alle andere bij het gemeenrecht toegestane bewijsmiddelen. Hij kan dus niet voldoen aan de voorwaarden waarin is voorzien bij de artikelen 49, 53, 24°, en 198, § 1, 10°, van het WIB 92' (Parl. St., Kamer, zitting 2014–2015, DOC 54-0672/009, blz. 38).

Als voorbeeld verduidelijkt de minister van Financiën dat 'in het zwart uitbetaalde lonen', die de afzonderlijke aanslag hebben ondergaan niet langer aftrekbaar zijn als beroepskosten in de VenB (Parl. St., Kamer, zitting 2014–2015, DOC 54-0672/009, blz. 36).

Wanneer wordt vastgesteld dat valse of fictieve facturen hebben gediend om sommen aan de vennootschap te onttrekken en uitgaven als bedoeld in art. 57, WIB 92, te betalen, moeten die niet verantwoorde kosten, naar analogie met het voorgaande, in verworpen uitgaven worden opgenomen.

2. Verdoken meerwinsten

A. Grondslag van de afzonderlijke aanslag

219/18

De verdoken meerwinsten die niet onder de bestanddelen van het vermogen van de vennootschap worden teruggevonden werden voorheen als gevolg van een vaste rechtspraak gelijkgesteld met niet verantwoorde kosten waarop de afzonderlijke aanslag van toepassing was.

219/19

Onder verdoken meerwinst moet inzonderheid worden verstaan de door de administratie vastgestelde winsten die niet begrepen zijn in het boekhoudkundige resultaat van de vennootschap en bijgevolg evenmin onder de bestanddelen van het vermogen van de vennootschap worden teruggevonden. Inzonderheid betreft het de omzet die een onderneming in het zwart heeft gerealiseerd (zie PV nr. 15, 01.09.1999, Van De Casteele, Vr. en Antw., Kamer, 1999-2000, nr. 016, blz. 1772).

219/20

Ingevolge het arrest van het Hof van Cassatie van 26.05.1994 (zie Cass., 26.05.1994, SA I., FJF 94/213) kwam het de administratie toe het bewijs te leveren dat dergelijke meerwinsten het vermogen van de vennootschap hadden verlaten en dat ze hadden gediend voor kosten zoals bedoeld in art. 57, WIB 92.

219/21

Om te vermijden dat dit bewijs niet zou kunnen worden geïnterpreteerd als een cascade van vermoedens en om ter zake alle twijfels weg te nemen, is in art. 219, eerste lid, WIB 92, uitdrukkelijk voorzien dat een afzonderlijke aanslag wordt gevestigd op verdoken meerwinsten die niet onder de bestanddelen van het vermogen van de vennootschap worden teruggevonden (zie art. 21, W 04.05.1999 houdende diverse fiscale bepalingen, BS 12.06.1999). Daardoor moet de administratie niet langer aantonen dat die meerwinsten de onderneming hebben verlaten op een wijze zoals vermeld in art. 57, WIB 92 (zie de voormelde W 04.05.1999, Parl. St., Kamer, zitting 1998-1999, DOC 49-1949/1, blz. 11 en 12).

219/22

Dienaangaande worden verdoken meerwinsten geacht deel uit te maken van het vermogen van de vennootschap, wanneer die bijdragen tot een werkelijke verrijking van de vennootschap. De aanwezigheid van verdoken meerwinsten in het vermogen van de vennootschap zal moeten blijken uit het geheel van de feiten die eigen zijn aan elk geval afzonderlijk waaronder inzonderheid de verrichte boekingen. Die boekingen moeten een werkelijke verrijking van de vennootschap uitdrukken naar aanleiding van de verwezenlijkte verdoken verrichtingen. De boekingen die eveneens het ontstaan van een schuld ten aanzien van derden uitdrukken zijn in principe niet te beschouwen als een verhoging van het vermogen van de vennootschap.

219/23

De winsten zoals bedoeld in art. 24, eerste lid, 2° tot 4°, WIB 92, waaronder de verdoken reserves die overeenstemmen met onderwaarderingen van activa en overwaarderingen van passiva, worden overeenkomstig art. 219, derde lid, WIB 92, niet beschouwd als verdoken meerwinsten.

219/24

De afzonderlijke aanslag is bovendien niet van toepassing ten name van vreemde firma's die in België werkzaam zijn en ook niet op de belastbare minima zoals bedoeld in art. 342, §§ 2 en 3, WIB 92 (zie mondelinge PV nr. 11754, 23.05.2006, Van Der Maelen, CRIV, Kamer, 2005-2006, nr. 971, blz. 10).

B. Wettelijke afwijking

219/25

Overeenkomstig art. 219, vijfde lid, WIB 92, worden de verdoken meerwinsten niet aan de afzonderlijke aanslag onderworpen wanneer zij het gevolg zijn van een verwerping van beroepskosten.

219/26

In principe en gelet op de definitie van verdoken meerwinsten waarbij sprake is van een omzet die een onderneming in het zwart heeft verwezenlijkt (zie 219/19) of nog van het bestaan van een verwezenlijkte winst die groter is dan de aangegeven winst (Parl. St., Kamer, zitting 1998-1999, 1949/1-98/99, blz. 12), zal de bedoelde wettelijke afwijking een beperkt toepassingsgebied hebben. De verdoken meerwinsten zijn a priori immers niet het gevolg van een verwerping van beroepskosten.

Een valse of fictieve factuur in geval van de aankoop handelsgoederen bijvoorbeeld, die in principe op de rekening 60 moet worden geboekt, beïnvloedt enkel de brutowinst van de vennootschap en vormt bijgevolg geen kost zoals bedoeld door de fiscale bepalingen inzake beroepskosten (inzonderheid art. 49, WIB 92). Bijgevolg kan er geen sprake zijn van verdoken meerwinsten die het gevolg zijn van een verwerping van beroepskosten.

C. Tarief

219/27

Overeenkomstig art. 219, tweede lid, WIB 92, is het tarief van de afzonderlijke aanslag gelijk aan 100 % (103 % met de ACB) van die verdoken meerwinsten.

219/28

Het tarief van de aanslag is echter 50 % (51,5 % met de ACB), indien de belastingplichtige aantoont dat de verdoken meerwinsten in een later boekjaar terug werden opgenomen in de boekhouding, onder de voorwaarden die hierna worden beschreven.

219/29

Art. 219, vierde lid, WIB 92, bepaalt inderdaad dat de verdoken meerwinsten terug in de boekhouding kunnen worden opgenomen in een later boekjaar dan het boekjaar waarin de meerwinst werd verwezenlijkt, zelfs indien de toepasselijke aanslagtermijnen zoals bedoeld in art. 354, eerste lid, WIB 92, zijn verstreken, maar voor zover de belastingplichtige nog niet schriftelijk in kennis is gesteld van lopende specifieke administratieve of onderzoeksdaden.

219/30

De wederopname van de verdoken meerwinsten moet spontaan gebeuren, in die zin dat de belastingplichtige nog niet schriftelijk in kennis mag zijn gesteld van lopende specifieke administratieve of onderzoeksdaden (Parl. St., Kamer, zitting 2014–2015, DOC 54-0672/001, blz. 11).

219/31

Volgens de parlementaire stukken (Parl. St., Kamer, zitting 2014–2015, DOC 54-0672/001, blz. 11), wordt met 'specifiek' bedoeld dat de administratieve of onderzoeksdaden gericht moeten zijn op de belastingplichtige zelf of de vennootschap waarvan hij of zij een bedrijfsleider is. Bijgevolg zullen 'globale' of 'bijzonder ruime' administratieve of onderzoeksdaden niet kunnen worden tegengeworpen aan de belastingplichtige die de verdoken meerwinsten terug wil opnemen in de boekhouding.

219/32

Daaruit volgt onder meer dat in het kader van het onderzoek van een bezwaarschrift een dergelijke wederopname van verdoken meerwinsten in de boekhouding niet toelaat dat het verlaagde tarief van 50 % kan worden verkregen.

D. Aftrek als beroepskosten

219/33

Zoals onder 219/21 werd verduidelijkt moet de administratie niet meer bewijzen dat de verdoken meerwinsten die het vermogen van de vennootschap hebben verlaten, gebruikt werden om kosten zoals bedoeld in art. 57, WIB 92, te betalen, om de afzonderlijke aanslag toe te passen.

De administratie mag voorts terecht beslissen dat, wanneer gelden uit het patrimonium van de vennootschap zijn verdwenen zonder dat hun werkelijke bestemming is gekend, niet met zekerheid kan worden gesteld dat deze gelden geen in de betekenis van artikel 57, WIB 92, inkomsten zijn. Daarenboven kan van de administratie niet het onmogelijk bewijs worden geëist de anonieme verkrijgers te identificeren en aan te tonen welke de reden van de uitkering was (Parl. St., Kamer, zitting 1998-1999, 1949/1-98/99, blz. 12).

219/34

Naar analogie met de fiscale behandeling van in het zwart uitbetaalde lonen die, niettegenstaande zij aan de afzonderlijke aanslag onderworpen zijn, niet aftrekbaar zijn als beroepskosten in de zin van art. 49, WIB 92 (zie 219/17), moeten de verdoken meerwinsten die aan de afzonderlijke aanslag worden onderworpen in de verworpen uitgaven worden opgenomen, gelet op de afwezigheid van bewijsstukken die het beroepskarakter aantonen.

3. Financiële voordelen of voordelen van alle aard zoals bedoeld in art. 53, 24°, WIB 92, en betalingen verricht naar staten zoals bedoeld in art. 307, § 1, vijfde lid, WIB 92

A. Grondslag van de afzonderlijke aanslag

219/35

De bedragen en voordelen die worden besteed aan de private of publieke omkoping in België of aan de omkoping van buitenlandse of internationale ambtenaren zijn steeds onderworpen aan de afzonderlijke aanslag.

219/36

De betalingen die worden verricht naar staten zoals bedoeld in art. 307, § 1, vijfde lid, WIB 92, kunnen, in voorkomend geval, het voorwerp uitmaken van de toepassing van de afzonderlijke aanslag.

B. Tarief

219/37

Gelet op de hoedanigheid van de verkrijgers zoals bedoeld in het Strafwetboek (zie de art. 246, 250 en 504bis), zijn de financiële voordelen of de voordelen van alle aard zoals bedoeld in art. 53, 24°, WIB 92, in principe, steeds onderworpen aan de afzonderlijke aanslag tegen het tarief van 100 % (103 % met de ACB).

219/38

De betalingen die worden verricht naar staten zoals bedoeld in art. 307, § 1, vijfde lid, WIB 92, zijn onderworpen aan de afzonderlijke aanslag tegen het tarief van hetzij 100 % (103 % met de ACB), hetzij 50 % (51,5 % met de ACB) indien wordt aangetoond dat de verkrijger een rechtspersoon is.

C. Aftrek als beroepskosten

219/39

Overeenkomstig de bepalingen van art. 53, 24°, respectievelijk art. 198, § 1, 10°, WIB 92, zijn de financiële voordelen of de voordelen van alle aard en de betalingen die worden verricht naar de bedoelde buitenlandse staten nooit aftrekbare beroepskosten.

III. BEREKENING EN AANSLAGJAAR

219/40

Zoals hiervoor werd verduidelijkt onder de titels 'Tarief', is de afzonderlijke aanslag verschuldigd tegen het tarief van 100 % of, in voorkomend geval, tegen het tarief van 50 %.

De ACB van 3 opcentiemen moet worden gevestigd op de afzonderlijke aanslag (zie de commentaar op art. 463bis, WIB 92).

219/41

De aandacht wordt gevestigd op de volgende punten:

1° overeenkomstig art. 207, WIB 92, kunnen de in de art. 199 tot 206 en 536, WIB 92, bedoelde aftrekken niet worden uitgevoerd voor de vaststelling van de grondslag van de afzonderlijke aanslag

2° de vermeerdering ingeval geen of ontoereikende voorafbetalingen zijn gedaan, is niet van toepassing op de afzonderlijke aanslag

3° op de afzonderlijke aanslag mag geen verrekening van voorheffingen gebeuren (zie art. 292, tweede lid, WIB 92).

219/42

De afzonderlijke aanslag is verbonden aan het aj. betreffende het belastbare tijdperk in de loop waarvan de omstandigheid waarin gezegde aanslag zijn grond vindt, zich heeft voorgedaan (zie art. 206, KB/WIB 92).

IV. BELASTINGVERHOGING, BOETE EN STRAFRECHTELIJKE SANCTIE

219/43

Voor de toepassing van belastingverhogingen op de afzonderlijke aanslag wordt verwezen naar de algemene regels die zijn opgenomen in de commentaar op art. 444, WIB 92.

Art. 37, PW 19.12.2014 vult art. 444, WIB 92, aan met een lid, zodat de oorspronkelijke overtreding niet wordt bestraft met een belastingverhoging indien de verdoken meerwinsten, zoals bedoeld in art. 219, WIB 92, terug in de boekhouding worden opgenomen in een later boekjaar dan het boekjaar waarin de meerwinst werd verwezenlijkt, onder de in dit art. 219, vierde lid, WIB 92, bedoelde voorwaarden (Parl. St., Kamer, zitting 2014–2015, DOC 54-0672/001, blz. 11).

219/44

Ten slotte, gezien de hoogte van de tarieven van de afzonderlijke aanslag, moet in het bijzonder rekening worden gehouden met het maximumbedrag van de belastingverhogingen die van toepassing zijn overeenkomstig art. 444, derde lid, WIB 92. Zo mag het totaal van de op het niet aangegeven inkomstengedeelte verschuldigde belastingen en de belastingverhoging niet hoger zijn dan het bedrag van de niet aangegeven inkomsten.

Als de aangifte onvolledig of onjuist is, neemt de overtreding in alle gevallen rang in.

219/45

Art. 38, PW 19.12.2014 vult art. 445, WIB 92, aan met een lid, zodat:

- indien de belastingplichtige aantoont dat het bedrag van de kosten, zoals vermeld in art. 57, WIB 92, of van de voordelen van alle aard zoals bedoeld in de art. 31, tweede lid, 2°, en 32, tweede lid, 2°, WIB 92, begrepen is in een door de verkrijger overeenkomstig art. 305, WIB 92, ingediende aangifte of in een door de verkrijger in het buitenland ingediende gelijkaardige aangifte, of

- indien de verdoken meerwinsten, zoals bedoeld in art. 219, WIB 92, terug zijn opgenomen, in een later boekjaar dan het boekjaar waarin de meerwinst werd verwezenlijkt, binnen de in datzelfde art. 219, vierde lid, WIB 92, bedoelde voorwaarden,

de oorspronkelijke overtreding niet wordt bestraft met een administratieve boete (Parl. St., Kamer, zitting 2014–2015, DOC 54-0672/001, blz. 11-12).

Voor de rest wordt verwezen naar de algemene regels die zijn opgenomen in de commentaar op art. 445, WIB 92.

219/46

Art. 39, PW 19.12.2014 vult art. 449, WIB 92, aan met een lid, zodat in de gevallen zoals bedoeld in 219/45, de oorspronkelijke overtreding niet wordt bestraft met een strafrechtelijke sanctie (Parl. St., Kamer, zitting 2014–2015, DOC 54-0672/001, blz. 12).

V. CONCRETE GEVALLEN

219/47

Wat betreft de hangende geschillen, kan nuttig worden verwezen naar titel VII. B. van de circ. AAFisc Nr. 24/2015, nr. Ci.RH.421/636.468, d.d. 11.06.2015.