Commentaar van art. 215, WIB 92 (bijwerking)

Bijwerking dd. 03.11.2015

TITEL III: VENNOOTSCHAPSBELASTING

HOOFDSTUK III: Berekening van de belasting

Afdeling I: Gewoon stelsel van aanslag

Onderafdeling I: Belastingtarief

Art. 215, WIB 92

I. WETTEKST 215/0

II. ALGEMEEN 215/1-7

A. Principe 215/1
B. Afronden van het belastbaar resultaat 215/2
C. Afronden van de belasting 215/3
D. Minimumaanslagen 215/4
E. Afzonderlijke aanslagen 215/5-6
F. Bij verdrag vrijgestelde winst 215/7

III. BASISTARIEF 215/8

IV. VERMINDERD BASISTARIEF 215/9-10

V. VAN HET VERMINDERD BASISTARIEF UITGESLOTEN VENNOOTSCHAPPEN 215/11-52

A. Bedoelde vennootschappen 215/11
B. Financiële vennootschappen 215/12-17

1. Definitie 215/12-13
2. Aandelen 215/14-15
3. Beleggingswaarde 215/16
4. Gestort kapitaal 215/17

C. Vennootschappen waarvan de aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen voor ten minste de helft in het bezit zijn van één of meer andere vennootschappen 215/18-27

1. Principe 215/18-21
2. Controlemaatregelen 215/22-27

D. Vennootschappen waarvan de dividenduitkering hoger is dan 13% van het gestorte kapitaal 215/28-40

1. Principe 215/28-29
2. Uitgekeerde dividenden 215/30-32
3. Gestort kapitaal 215/33-35
4. Voorbeelden 215/36-40

E. Vennootschappen die niet een minimale bezoldiging toekennen 215/41-50

1. Bedoelde vennootschappen 215/43
2. In aanmerking te nemen bezoldigingen 215/44-46
3. Minimumbedrag van de bezoldigingen 215/47-48
4. Voorbeelden 215/49
5. Opmerking 215/50-51

F. Beleggingsvennootschappen en organismen voor de financiering van pensioenen 215/52

VI. BEREKENING VAN DE AANSLAGEN 215/53

VII. BIJZONDERE GEVALLEN 215/54

I. WETTEKST

Laatste becommentarieerde wettelijke of reglementaire bepaling(en): W 21.12.2013 (BS 31.12.2013).

215/0

Art. 215. - Het tarief van de vennootschapsbelasting bedraagt 33 pct.

Wanneer het belastbare inkomen niet meer dan 322.500 EUR bedraagt, wordt de belasting evenwel als volgt vastgesteld :

1 ° op de schijf van 0 tot 25.000 EUR : 24,25 pct.;

2 ° op de schijf van 25.000 EUR tot 90.000 EUR : 31 pct.;

3 ° op de schijf van 90.000 EUR tot 322.500 EUR : 34,5 pct.

Het tweede lid is niet van toepassing :

1 ° op vennootschappen, andere dan door de Nationale Raad van de coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen, die aandelen bezitten waarvan de beleggingswaarde meer bedraagt dan 50 pct., hetzij van de gerevaloriseerde waarde van het gestorte kapitaal, hetzij van het gestort kapitaal verhoogd met de belaste reserves en de geboekte meerwaarden. In aanmerking komen de waarde van de aandelen en het bedrag van het gestorte kapitaal, de reserves en de meerwaarden op de dag waarop de vennootschap die de aandelen bezit haar jaarrekening heeft opgesteld. Om te bepalen of de grens van 50 pct. overschreden is, worden de aandelen, die ten minste 75 pct. vertegenwoordigen van het gestorte kapitaal van de vennootschap die de aandelen heeft uitgegeven, niet in aanmerking genomen;

2 ° op vennootschappen waarvan de aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen voor ten minste de helft in het bezit zijn van één of meer andere vennootschappen en die geen door de Nationale raad van de coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen zijn;

3 ° op vennootschappen waarvan de dividenduitkering hoger is dan 13 pct. van het gestorte kapitaal bij het begin van het belastbare tijdperk;

4 ° op vennootschappen, andere dan door de Nationale Raad van de coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen, die ten laste van het resultaat van het belastbare tijdperk niet aan ten minste één van hun bedrijfsleiders een bezoldiging hebben toegekend die gelijk is aan of hoger is dan het belastbare inkomen van de vennootschap, wanneer die bezoldiging minder bedraagt dan 36.000 EUR;

5 ° …

6 ° op de beleggingsvennootschappen bedoeld in artikel 6 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, alsmede de organismen voor de financiering van pensioenen bedoeld in artikel 8 van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, in de mate dat artikel 185bis, § 1, toepassing vindt .

II. ALGEMEEN

A. PRINCIPE

215/1

De in art. 215, WIB 92, bepaalde tarieven inzake VenB worden toegepast zonder onderscheid tussen de verschillende bestanddelen (reserves, verworpen uitgaven en uitgekeerde dividenden) van het belastbaar resultaat, m.a.w. er wordt een eenvormig tarief toegepast op het gehele resultaat, ongeacht de besteding ervan.

Zo zal de belastbare grondslag tegen de in art. 215, WIB 92, vermelde tarieven in voorkomend geval samengesteld zijn uit:

- de resterende winst (Belgische en de niet bij verdrag vrijgestelde winst) van de verschillende bestanddelen (reserves, verworpen uitgaven en uitgekeerde dividenden) van het belastbaar resultaat, na toepassing van de in de art. 199 tot 206, WIB 92, bedoelde aftrekken;

- de winst uit zeescheepvaart, vastgesteld op basis van de tonnage (zie de art. 116 en 124, § 1 van de programmawet van 02.08.2002);

- het gedeelte van het resultaat dat voortkomt hetzij van verkregen abnormale of goedgunstige voordelen, hetzij van verkregen financiële voordelen of voordelen van alle aard zoals vermeld in art. 53, 24°, WIB 92;

- het gedeelte van de winst, voor de investeringsreserve, uit de niet-naleving van art. 194quater, § 2, vierde lid, WIB 92, (onaantastbaarheidsvoorwaarde) en de toepassing van art. 194quater, § 4, WIB 92 (investeringsverplichting);

- het gedeelte van de winst dat bestemd is voor de uitgaven zoals bedoeld in art. 198, § 1, 9°, WIB 92, namelijk de autokosten ten belope van een gedeelte van het voordeel van alle aard;

- de werknemersparticipatie (het gedeelte van de winst dat bestemd is voor de uitgaven zoals bedoeld in art. 198, § 1, 12°, WIB 92).

Op de in art. 215, WIB 92, vermelde tarieven wordt, uitsluitend in het voordeel van de Staat, een aanvullende crisisbijdrage (ACB) van 3 opcentiemen gevestigd (zie art. 463bis, WIB 92).

B. AFRONDEN VAN HET BELASTBAAR RESULTAAT

215/2

De belastbare grondslag wordt voor de berekening van de aanslagen in de VenB in euro vastgesteld en afgerond op de cent (zie art. 134, KB/WIB 92).

C. AFRONDEN VAN DE BELASTING

215/3

De verschillende aanslagen, met inbegrip van de ACB, worden bij elk onderdeel van de berekening in euro vastgesteld en afgerond op de cent (zie art. 135, KB/WIB 92).

D. MINIMUMAANSLAGEN

215/4

De aanslagen in de VenB worden altijd ingekohierd, ongeacht het bedrag ervan, maar dat bedrag wordt niet gevorderd of teruggegeven wanneer het na verrekening van de voorheffingen, VA en andere bestanddelen, met inbegrip van de ACB, kleiner is dan 2,50 euro (zie art. 304, § 1, derde lid, WIB 92).

E. AFZONDERLIJKE AANSLAGEN

215/5

De in 215/2 tot 4 bepaalde regels gelden ook voor de toepas­sing van de afzonderlijke aanslagen inzake VenB.

215/6

F. BIJ VERDRAG VRIJGESTELDE WINST

215/7

In tegenstelling met wat inzake PB is bepaald (zie art. 155, WIB 92), schrijft geen enkele bepaling inzake VenB voor dat, voor het vaststellen van het toepasselijke tarief, rekening moet worden gehouden met de winsten die op basis van de dubbelbelastingverdragen zijn vrijgesteld.

III. BASISTARIEF

215/8

Het tarief van de VenB bedraagt in principe 33%. Het is van toepassing op de totale belastbare grondslag (bestaande uit reserves, verworpen uitgaven en belastbare dividenden) die overblijft na toepassing van de aftrekken (1) (zoals voorzien in de art. 199 tot 206, WIB 92). De toepassing van die aftrekken wordt evenwel beperkt door de bepalingen van art. 207, tweede en derde lid, WIB 92.

(1) De bedoelde aftrekken worden nooit toegepast op bepaalde bestanddelen van het resultaat, zoals op de winst uit zeescheepvaart, vastgesteld op basis van de tonnage (zie de art. 116 en 124, § 1, van de programmawet van 02.08.2002).

Op de aldus vastgestelde VenB moet de in art. 463bis, WIB 92, bedoelde ACB van 3 opcentiemen worden gevestigd.

Dat tarief wordt eventueel verlaagd (overeenkomstig een verminderd basistarief) zoals verder wordt uiteengezet. Bovendien gelden bepaalde specifieke tarieven in de VenB (zie de art. 216 en 217, WIB 92).

IV. VERMINDERD BASISTARIEF

215/9

Wanneer het belastbare inkomen niet meer bedraagt dan 322.500 euro wordt de belasting, behalve voor de vennoot­schappen waarvan sprake is in 215/11 tot 52, als volgt vastgesteld:

1° op de schijf van 0 tot 25.000 euro: 24,25%;
2° op de schijf van 25.000 euro tot 90.000 euro: 31%;
3° op de schijf van 90.000 euro tot 322.500 euro: 34,5%.

De tegen het verminderd basistarief berekende VenB moet eveneens met de ACB worden verhoogd.

Om te bepalen of, en in welke mate, het basistarief mag worden verminderd, moet de belastbare grondslag in aanmerking worden genomen die voortvloeit uit de in 215/8, eerste lid beschreven wijze van vaststelling (er moet dus o.m. geen rekening worden gehouden met de bij verdrag vrijgestelde winst).

215/10

Indien er twijfel bestaat omtrent het toepasselijke belastingtarief, mag bij de vestiging van de aanslag in de eerste graad het verminderd basistarief in aanmerking worden genomen, maar de nodige maatregelen moeten worden getroffen (zie inzonderheid 215/22 tot 27) om in voorkomend geval, een aanvullende aanslag te vestigen voor het verstrijken van de normale aanslagtermijn (zie commentaar op art. 354, WIB 92).

V. VAN HET VERMINDERD BASISTARIEF UITGESLOTEN VENNOOTSCHAPPEN

A. BEDOELDE VENNOOTSCHAPPEN

215/11

Om, enerzijds het verminderd basistarief waarvan sprake is hiervoor, hoofdzakelijk aan de als vennootschap uitgebate kleine en middelgrote bedrijven (voor het merendeel familievennootschappen) voor te behouden en, anderzijds, pogingen tot belastingontwijking, die bestaan in het oneigenlijk gebruik van de vennootschapsvorm om zuiver fiscale redenen, tegen te gaan, zijn bepaalde vennootschappen van dat verminderd basistarief uitgesloten.

Die vennootschappen behoren tot de volgende categorieën:

a) de zogenaamde 'financiële vennootschappen' (zie 215/12 tot 17);
b) de vennootschappen (andere dan erkende cv) waarvan de aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegen­woordigen voor ten minste de helft in het bezit zijn van één of meer andere vennootschappen (zie 215/18 tot 27);
c) de vennootschappen waarvan de dividenduitkering hoger is dan 13% van het gestorte kapitaal bij het begin van het belastbare tijdperk (zie 215/28 tot 40);
d) de vennootschappen (andere dan erkende cv), die ten laste van het resultaat van het belastbare tijdperk niet aan ten minste één van hun bedrijfsleiders een minimale bezoldiging hebben toegekend (zie 215/41 tot 50);
e) de beleggingsvennootschappen zoals bedoeld in art. 6, W 20.07.2004 (momenteel W 03.08.2012), evenals de organismen voor de financiering van pensioenen zoals bedoeld in art. 8, W 27.10.2006 (zie 215/52).

B. FINANCIELE VENNOOTSCHAPPEN

1. Definitie

215/12

Als 'financiële vennootschappen' zijn te beschouwen, de vennootschappen, andere dan door de Nationale Raad van de coöperatie erkende cv, die op de datum van afsluiting van de jaarrekening aandelen bezitten waarvan de beleggingswaarde meer bedraagt dan 50%, hetzij van de gerevalori­seerde waarde van het gestorte kapitaal op dezelfde datum (in de zin van art. 2, § 1, 7°, WIB 92), hetzij van het op dezelfde datum gestorte kapitaal (niet gerevaloriseerd), verhoogd met de werkelijk belaste reserves, met uitsluiting van de wettelijk vrijgestelde, en de geboekte (belaste of vrijgestelde) meerwaarden: het hoogste van die twee bedragen moet in aanmerking worden genomen om de grens van 50% te bepalen.

Om de verhouding van 50% te bepalen moet dus rekening worden gehouden met de aangroei van de reserves tijdens het boekjaar.

215/13

Om te bepalen of de grens van 50% al dan niet overschreden is, worden de aandelen, die ten minste 75% vertegenwoordigen van het gestorte kapitaal van de vennootschap die de aandelen heeft uitgegeven, niet in aanmerking genomen.

Die bepaling heeft o.m. tot doel de geïntegreerde bedrijven, waar de aandelen andere dan louter financiële aspecten vertonen, niet te schaden. Dergelijke financiële vennootschappen oefenen inderdaad in feite, via het bezit van die aandelen een industriële bedrijvigheid uit en het is bijgevolg verantwoord ze met een nijverheidsonderneming gelijk te stellen.

De hier bedoelde aandelen omvatten eveneens de tijdens het beschouwde boekjaar verworven aandelen.

2. Aandelen

215/14

Er moet geen enkel onderscheid worden gemaakt tussen de aandelen die op boekhoudkundig vlak onder de rubriek 'Financiële vaste activa' zijn opgenomen en diegene die onder de rubriek 'Geldbeleggingen' voorkomen.

215/15

Voor de toepassing van de 50%-grens moet ook rekening worden gehouden met de aandelen van beleggingsvennootschappen.

Dienaangaande heeft het hof van beroep te Bergen in een arrest van 20.10.1989 beslist dat de aandelen die deel uitmaken van gemeenschappelijke beleggingsfondsen in aanmerking moeten worden genomen voor de toepassing van het toenmalige art. 113, § 2, WIB, zoals het bestond vóór het werd opgeheven, en dat het begrip 'financiële vennootschap' omschreef. Daaruit volgt dat het gedeelte van de oorspronkelijke aanschaffingsprijs van het recht van deelneming, dat aandelen vertegenwoordigt op de datum van afsluiting van het boekjaar van de vennootschap die dat recht van deelneming bezit, in aanmerking moet worden genomen om de voormelde grens te berekenen (zie PV nr. 683 van 13.09.1993, gesteld door Volksv. de Clippele, Bull. 735).

3. Beleggingswaarde

215/16

Onder de beleggingswaarde van de aandelen wordt de oorspronkelijke aanschaffingsprijs verstaan, met uitsluiting van de meerwaarden en van de waardeverminderingen die zouden zijn geboekt.

4. Gestort kapitaal

215/17

Voor de draagwijdte van het begrip 'gestort kapitaal' wordt verwezen naar de commentaar op de art. 2, § 1, 6°, 184, 184bis en 184ter, WIB 92.

C. VENNOOTSCHAPPEN WAARVAN DE AANDELEN DIE HET MAATSCHAPPELIJK KAPITAAL VERTEGENWOORDIGEN VOOR TEN MINSTE DE HELFT IN HET BEZIT ZIJN VAN ÉÉN OF MEER ANDERE VENNOOTSCHAPPEN

1. Principe

215/18

In het algemeen zijn hier vennootschappen bedoeld die de aard hebben van dochter‑ of zustervennootschappen van andere (industriële of financiële) vennootschappen, omdat hun maatschappelijk kapitaal voor ten minste 50% in het bezit is van andere vennootschappen.

Die maatregel heeft hoofdzakelijk als doel te vermijden dat bepaalde vennootschappen zich zouden splitsen met de uitsluitende bedoeling het verminderd basistarief te kunnen genieten.

Er wordt opgemerkt dat ook die uitsluiting niet geldt voor door de Nationale Raad van de coöperatie erkende cv.

215/19

Voor het bepalen van die grens moet rekening worden gehouden met de aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen en die in volle eigendom en in blote eigendom aan andere vennootschappen toebehoren. Aandelen waarvan niet de eigendom doch slechts het vruchtge­bruik aan vennootschappen toebehoort, moeten buiten beschouwing worden gelaten (zie PV nr. 363 van 15.07.1983, gesteld door Volksv. Ansoms, Bull. 623).

215/19.1

Wat betreft de certificaten zoals bedoeld in art. 242 of 503, W. Venn. en op voorwaarde dat de emittent en de certificaathouder de bepalingen van art. 242, § 1, vijfde lid of 503, § 1, vierde lid, van het voormelde wetboek hebben nageleefd, zal, voor de toepassing van art. 215, tweede en derde lid, 2°, WIB 92, in principe rekening worden gehouden met de hoedanigheid van de certificaathouders en niet met die van de aandeelhouders van de onderliggende aandelen (zie PV nr. 1154 van 02.12.2002, gesteld door Volksv. Lenssen, QRVA 50 161, blz. 20723).

215/20

Om vast te stellen of de aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen van de te belasten vennootschap al dan niet ten minste voor de helft in het bezit zijn van één of meer andere vennootschappen, moet geen rekening worden gehouden met de aandelen die in handen zijn van rechtspersonen die belastingplichtigen zijn zoals bedoeld in art. 220, WIB 92.

Voorbeeld:

Het kapitaal van een nv is vertegenwoordigd door 10.000 aandelen die in het bezit zijn van:

- een binnenlandse vennootschap: 4.000;

- een in art. 220, WIB 92, bedoelde rechtspersoon: 3.500;

- natuurlijke personen: 2.500.

De nv in kwestie kan het verminderd basistarief genieten aangezien de aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen voor minder dan 50% in het bezit zijn van één of meer andere vennootschappen (4.000/10.000 = 40%).

215/21

Voor zover aan de andere in art. 215, WIB 92, gestelde voorwaarden is voldaan, zijn de volgens het gemeen recht aan de VenB onderworpen belastingplichtigen zonder eigenlijk maatschappelijk kapitaal, zoals sommige overheidsinstellingen, vzw's, onderlinge maatschappijen, enz., niet uitgesloten van het verminderd basistarief.

2. Controlemaatregelen

215/22

Om uit te maken of de aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen van een vennootschap voor ten minste de helft in het bezit zijn van één of meer andere vennootschappen, moet in de eerste plaats worden gesteund op de gegevens die daaromtrent in het dossier van de vennootschap (statuten, jaarrekeningen, …) aanwezig zijn.

215/23

Wat betreft de vennootschappen waarvan de effecten op naam zijn, zullen in dat verband weinig problemen rijzen, omdat hun aandeelhouders bij naam bekend zijn (register van aandelen).

215/24

Wat betreft de vennootschappen waarvan de effecten aan toonder waren, vereist de W 14.12.2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder dat, vanaf 01.01.2008, effecten enkel nog door de emittent kunnen worden uitgegeven in de vorm van effecten op naam of gedematerialiseerde effecten. De effecten die op 01.01.2008 niet van rechtswege zijn omgezet in gedematerialiseerde effecten, moeten, uiterlijk op 31.12.2013, naar keuze van de rechthebbende, zijn omgezet in effecten op naam of in gedematerialiseerde effecten.

Verder kan de lijst van de aanwezige aandeelhouders op de gewone en buitengewone algemene vergaderingen ook soms nuttige aanwijzingen verstrekken.

215/25

Wanneer bepaalde gegevens in het belastingdossier erop wijzen dat een vennootschap in het verleden wel als zuster‑ of dochtervennootschap bekend was, moet de taxatieambtenaar, vooraleer de toepassing van het verminderd basistarief te weigeren, onderzoeken of die gegevens nog met de werkelijkheid overeenstemmen, door bv. daaromtrent inlichtingen in te winnen die terug te vinden zijn in de jaarrekening van de moedervennootschap. Bij ontstentenis van voldoende gegevens, moeten bijkomende inlichtingen worden gevraagd aan de vennootschap die voor het verminderd basistarief in aanmerking komt.

215/26

215/27

Naar analogie met wat geldt voor de financiële vennootschappen (zie 215/12 tot 17) moet, om te bepalen of de voormelde aandelen voor ten minste de helft in het bezit zijn van één of meer andere vennootschappen, rekening worden gehouden met de toestand zoals die zich in de vennootschap, die voor het verminderd basistarief in aanmerking kan komen, voordoet op de datum van de afsluiting van het boekjaar waarvan de resultaten als basis voor de aanslag dienen.

D. VENNOOTSCHAPPEN WAARVAN DE DIVIDENDUITKERING HOGER IS DAN 13% VAN HET GESTORTE KAPITAAL

1. Principe

215/28

Van de verminderde tarieven worden eveneens uitgesloten de vennootschappen waarvan de dividenduitkering hoger is dan 13% van het gestorte kapitaal bij het begin van het belastbare tijdperk.

215/29

Die bepaling is in principe eveneens van toepassing voor vennootschappen die in vereffening zijn gesteld, met dien verstande dat, om uit te maken of de dividenduitkering al dan niet hoger is dan 13% van het gestorte kapitaal, rekening moet worden gehouden met:

- enerzijds de bedragen die op grond van art. 209, eerste lid, WIB 92, als uitgekeerd dividend worden aangemerkt;

- anderzijds het gestorte kapitaal dat, mede gelet op de bepalingen van art. 209, tweede lid, WIB 92, bij het begin van het belastbare tijdperk nog niet is of nog niet geacht wordt te zijn terugbetaald (zie PV nr. 260 van 26.01.1993, gesteld door Sen. Capoen, Bull. 728).

2. Uitgekeerde dividenden

215/30

Voor de draagwijdte van het begrip 'uitgekeerde dividenden' kan worden verwezen naar de commentaar op de art. 18 en 185, WIB 92.

215/31

De uitgekeerde winsten zoals bedoeld in art. 215, derde lid, 3°, WIB 92, omvatten in principe alle uitgekeerde winsten, ook al zijn zij afkomstig van voorheen belaste reserves (zie Cass. 10.03.1995, NV Szapinsky).

215/32

De aandacht wordt gevestigd op de bepalingen van art. 261, WIB 92, op basis waarvan, niettegenstaande elk daarmee strijdig beding, de RV op de belastbare inkomsten moet worden ingehouden. Indien vennootschappen in strijd met die bepaling de RV op de uitgekeerde dividenden geheel of gedeeltelijk ten laste nemen, moet die RV voor de toepassing van art. 215, WIB 92, aan de uitgekeerde dividenden worden toegevoegd.

De voormelde principes gelden eveneens indien een vennootschap een aangifte in de RV indient waaruit nadien blijkt dat, met betrekking tot de uitgekeerde dividenden, om welke reden dan ook, niet de juiste aanslagvoet werd toegepast en de uitkerende vennootschap het verschil ten laste neemt tussen de werkelijk verschuldigde RV en het bedrag op basis van de hiervoor bedoelde toegepaste aanslagvoet (zie in dezelfde zin PV nr. 431 van 30.01.1990, gesteld door Volksv. Vangansbeke, Bull. 696).

Ook wanneer interesten, waarop RV werd ingehouden, ingevolge de toepassing van art. 18, eerste lid, 4°, WIB 92, als dividenden moeten worden geherkwalificeerd en de vennootschap het verschil tussen de verschuldigde RV en de ingehouden RV werkelijk ten laste neemt, moet in dezelfde zin worden gehandeld.

3. Gestort kapitaal

215/33

Voor het begrip 'gestort kapitaal' kan worden verwezen naar 215/17 hiervoor. Overeenkomstig de uitdrukkelijke bepalingen van art. 215, derde lid, 3°, WIB 92, wordt voor het ter zake in aanmerking te nemen gestorte kapitaal, niet in de mogelijkheid voorzien tot revalorisatie overeenkomstig art. 2, § 1, 7°, WIB 92 (zie in dezelfde zin PV nr. 341 van 11.07.1986, gesteld door Sen. Bourgeois, Bull. 658).

215/34

215/35

Voor het bepalen van het bedrag van het gestorte kapitaal, moet rekening worden gehouden met de toestand die zich in de vennootschap voordoet bij het begin van het boekjaar waarvan de resultaten als basis voor de aanslag dienen.

4. Voorbeelden

Voorbeeld 1

215/36

Het gestort kapitaal van een nv die per kalenderjaar boekhoudt, bedraagt 250.000 euro op 01.01.2013.

Uit de winst van het boekjaar 2013 wordt een dividend gedecreteerd van 37.500 euro.

Het vergoedingspercentage van het kapitaal bedraagt 37.500/250.000 of 15%, zodat de vennootschap van het verminderd basistarief is uitgesloten.

Voorbeeld 2

215/37

Idem als in voorbeeld 1, maar bij een kapitaalverhoging in 2012 werd door de aandeelhouders een uitgiftepremie gestort van 50.000 euro.

Het vergoedingspercentage bedraagt 37.500/300.000 of 12,5%, zodat de vennootschap niet van het verminderd basistarief is uitgesloten.

Voorbeeld 3

215/38

Het kapitaal van een nv die per kalenderjaar boekhoudt, bedraagt 450.000 euro op 01.01.2013 en is als volgt tot stand gekomen:

- storting in 1959: 250.000 euro

- verhoging door incorporatie van belaste en vrijgestelde reserves in 1970: + 225.000 euro

- vermindering door terugbetaling in 1976

(er was uitdrukkelijk bepaald dat de terugbetaling moest worden aangerekend op het gestorte kapitaal): - 100.000 euro

- kapitaalverhoging in 1982 (gestort): + 75.000 euro

Totaal: 450.000 euro

Door de algemene vergadering werd voor het boekjaar 2013 een dividend van 30.000 euro aan de aandeelhouders toegekend.

Het gestort kapitaal moet als volgt worden bepaald:
250.000 euro ‑ 100.000 euro + 75.000 euro of 225.000 euro.

Het vergoedingspercentage bedraagt bijgevolg 30.000/225.000 of 13,33%, zodat de vennootschap van het verminderd basistarief is uitgesloten.

Voorbeeld 4

215/39

Idem als in voorbeeld 3, maar naar aanleiding van de kapitaalverhoging werd door de aandeelhouders in 1982 een uitgiftepremie gestort van 112.500 euro die blijvend op de rekening 'uitgiftepremie' werd geboekt.

In dat geval bedraagt het vergoedingspercentage 30.000/337.500 of 8,89% en is de vennootschap bijgevolg niet uitgesloten van het verminderd basistarief.

215/40

E. VENNOOTSCHAPPEN DIE NIET EEN MINIMALE BEZOLDIGING TOEKENNEN

215/41

215/42

Komen, in principe, in aanmerking voor de toepassing van het verminderd basistarief, de vennootschappen, andere dan door de Nationale Raad van de coöperatie erkende cv, die ten laste van het resultaat van het belastbare tijdperk aan ten minste één bedrijfsleider een bezoldiging hebben toegekend die hoger is dan of gelijk aan:

- ofwel 36.000 euro (bedrag dat niet moet worden geïndexeerd);

- ofwel het belastbare inkomen van de vennootschap.

1. Bedoelde vennootschappen

215/43

Bedoeld zijn de in art. 179, WIB 92, vermelde binnenlandse vennootschappen, met uitzondering van de door de Nationale Raad van de coöperatie erkende cv.

2. In aanmerking te nemen bezoldigingen

215/44

In onderhavig geval moeten de in de art. 32, WIB 92, vermelde bezoldigingen in aanmerking worden genomen, d.w.z. alle belonin­gen die worden verleend of toegekend aan een natuurlijke persoon die:

- een opdracht als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of gelijksoortige functies uitoefent;

- in de vennootschap een leidende functie of een leidende werkzaamheid van dagelijks bestuur, van commerciële, financiële of technische aard, uitoefent buiten een arbeidsovereenkomst.

Het gaat bijgevolg om de brutobezoldigingen:

- vóór aftrek van de ingehouden sociale lasten (met dien verstande dat de werkgeversbijdrage geen bezoldiging uitmaakt);

- verhoogd met de door de verkrijger verschuldigde sociale lasten die door de vennootschap ten laste zijn genomen;

- vermeerderd met de voordelen van alle aard die zijn verkregen uit hoofde of naar aanleiding van het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid;

- met inbegrip van de in art. 32, tweede lid, 3°, WIB 92, bedoelde huurprijs en huurvoordelen.

215/45

Wanneer een bedrijfsleider ten laste van het resultaat van een vennootschap commissielonen ontvangt die door middel van facturen zijn aangerekend, en voor zover deze commissielo­nen terecht zijn belast als bezoldigingen van bedrijfsleiders, kunnen zij in aanmerking worden genomen om te bepalen of de grens is bereikt. De vraag of die commissielonen dergelijke bezoldigingen vormen, hangt af van de feitelijke omstandigheden eigen aan elk geval (zie PV nr. 534 van 08.11.1993, gesteld door Sen. Dalem, Bull. 736).

215/45.1

Daarnaast aanvaardt de administratie, naar aanleiding van het arrest van het Grondwettelijk Hof (voorheen Arbitragehof) nr. 37/2005 van 16.02.2005, dat de bezoldiging in de zin van art. 31, WIB 92, die wordt toegekend aan een werknemer, die kosteloos een mandaat van bedrijfsleider uitoefent, in aanmerking komt voor de toepassing van art. 215, derde lid, 4°, WIB 92 (zie eveneens PV nr. 7585 van 29.06.2005, gesteld door Volksv. J. Chabot, Kamer, CRIV 51 COM 665, blz. 48).

In dezelfde gedachtegang heeft het Grondwettelijk Hof in zijn arrest nr. 176/2006 van 22.11.2006 geoordeeld dat de in art. 27, WIB 92, bedoelde baten eveneens in aanmerking komen om te beoordelen of de minimumbezoldiging zoals voorzien in art. 215, derde lid, 4°, WIB 92, wordt bereikt.

In beide gevallen heeft het Hof inderdaad gemeend dat, zelfs als er geen toepassing van het attractiebeginsel is en geen herkwalificatie in bezoldigingen van bedrijfsleiders, er geen risico bestaat op het ontduiken van belastingen en sociale bijdragen door de oprichting van een vennootschap.

215/46

Het begrip bedrijfsleider wordt bedoeld in art. 32, WIB 92 en slaat daardoor slechts op een natuurlijk persoon en niet op een vennootschap. Dat werd impliciet maar zeker bevestigd door het Grondwettelijk Hof in zijn arrest nr. 44/94 van 01.06.1994.

Om uit te maken of de grens al dan niet is overschreden, moet geen rekening worden gehouden met het feit dat het boekjaar korter of langer is dan één jaar (zie PV nr. 647 van 28.02.1994, gesteld door Sen. Dalem, Bull. 740).

3. Minimumbedrag van de bezoldigingen

215/47

Om het verminderd basistarief te genieten, moet de betrokken vennootschap, in principe ten laste van het resultaat van het belastbare tijdperk aan ten minste één bedrijfsleider een bezoldiging van ten minste 36.000 euro toekennen.

Wanneer het belastbare inkomen van de vennootschap evenwel lager is dan 36.000 euro, volstaat het in feite dat de hoogste bezoldiging ten minste gelijk is aan dat belastbare inkomen.

215/48

M.b.t. de in aanmerking te nemen bezoldigingen wordt het volgende verduidelijkt:

- 'aan ten minste één bedrijfsleider' betekent enerzijds dat de aan de bedrijfsleiders toegekende bezoldigingen niet kunnen worden gecumuleerd om de grens van 36.000 euro te bereiken en anderzijds, dat niet is vereist dat elke bedrijfsleider een bezoldiging van ten minste 36.000 euro geniet;

- 'ten laste van het resultaat van het belastbare tijdperk' houdt in dat het loutere feit dat de bezoldigingen zouden worden opgenomen langs het debet van de rekening-courant onvoldoende is. Daarentegen moet wel rekening worden gehouden met de bezoldigingen die zijn toegekend naar aanleiding van de bestemming van het resultaat van het belastbare tijdperk, m.a.w. met inzonderheid de aan de bedrijfsleiders toegekende tantièmes. De voordelen van alle aard (zie 215/44) mogen in aanmerking worden genomen, zelfs wanneer hun toekenning gepaard gaat met een 'gebrek aan inkomsten' waardoor zij in feite niet daadwerkelijk ten laste van het resultaat van het belastbare tijdperk kunnen worden gelegd.

4. Voorbeelden

215/49

De hiernavolgende tabel illustreert enkele situaties die zich kunnen voordoen.

Hoogste bezoldiging

Belastbaar inkomen van de vennootschap

Toepasbaarheid van de verminderde tarieven

36.000 euro

200.000 euro

Ja

36.000 euro

20.000 euro

Ja

8.000 euro

20.000 euro

Neen

8.000 euro

7.000 euro

Ja

0 euro

2.000 euro

Neen

5. Opmerking

215/50

Om te bepalen of het verminderd basistarief van toepassing is, moet rekening worden gehouden met zowel de toegekende bezoldigingen als de belastbare winst van de vennootschap, zoals die zijn vastgesteld na onderzoek van de aangifte.

215/51

F. BELEGGINGSVENNOOTSCHAPPEN EN ORGANISMEN VOOR DE FINANCIERING VAN PENSIOENEN

215/52

Worden eveneens uitgesloten van het verminderd basistarief:

- de beleggingsvennootschappen naar Belgisch recht zoals oorspronkelijk bedoeld in art. 6, W 20.07.2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, die tot één van de volgende categorieën behoren:

* de beleggingsvennootschappen met veranderlijk kapitaal (bevek);
* de beleggingsvennootschappen met vast kapitaal (bevak, vastgoedbevak);
* de vennootschappen voor belegging in schuldvorderingen (VBS);
* en, in elke categorie, de openbare, de institutionele of de private beleggingsvennootschappen, met inbegrip van de private privak;

- de organismen voor de financiering van pensioenen zoals bedoeld in art. 8, W 27.10.2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening;

in de mate dat de in art. 185bis, § 1, WIB 92, bedoelde belastbare grondslag toepassing vindt.

VI. BEREKENING VAN DE AANSLAGEN

215/53

Onderstaande voorbeelden verduidelijken de wijze waarop, rekening houdend met de hiervoor uiteengezette regels, de VenB, met inbegrip van de ACB, moet worden berekend.

In die voorbeelden wordt onder belastbaar inkomen verstaan, het saldo dat overblijft na toepassing van de aftrekken ingevolge de art. 199 tot 206, WIB 92.

Voorbeeld 1

Gegevens

De belastbare winst van een nv bedraagt 400.000 euro.

Berekening

VenB:400.000 x 33% =132.000 euro
ACB:132.000 x 3% =3.960 euro
Totaal:135.960 euro

Voorbeeld 2

Gegevens

De belastbare winst van een nv die niet is uitgesloten van het verminderd basistarief, bedraagt 20.000 euro.

Berekening

VenB:20.000 x 24,25% =4.850,00 euro
ACB:4.850 x 3% =145,50 euro
Totaal:4.995,50 euro

Voorbeeld 3

Gegevens

Idem als in voorbeeld 2, maar de winst bedraagt 60.000 euro.

Berekening

ACB:16.912,50 x 3% =507,38 euro
VenB:25.000 x 24,25% =6.062,50 euro
35.000 x 31% =10.850,00 euro
16.912,50 euro
Totaal:17.419,88 euro

Voorbeeld 4

Gegevens

Idem als in voorbeeld 2, maar de winst bedraagt 100.000 euro.

Berekening

VenB:25.000 x 24,25% =6.062,50 euro
65.000 x 31% =20.150,00 euro
10.000 x 34,5% =3.450,00 euro
29.662,50 euro
ACB:29.662,50 x 3% =889,88 euro
Totaal:30.552,38 euro

Voorbeeld 5

Gegevens

Idem als in voorbeeld 2, met dien verstande dat het gaat om een vennootschap die is uitgesloten van het verminderd basistarief.

Berekening

VenB:20.000 x 33% =6.600 euro
ACB:6.600 x 3% =198 euro
Totaal:6.798 euro

VII. BIJZONDERE GEVALLEN

215/54