Artikel 206, WIB 92
Art. 206, § 1, tweede, derde, vierde en vijfde lid, en § 4, vierde lid, is van toepassing vanaf aanslagjaar 2022 (art. 54 en 96, 11de lid, W 27.06.2021 - B.S. 30.06.2021; Numac: 2021021157; erratum B.S. 12.07.2021)
[De bepalingen van de artikelen 185, § 3, en 206, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 25 december 2017 moeten worden uitgelegd overeenkomstig de wijzigingsbepalingen in de artikelen 37 en 54 van deze wet (art. 95, W 27.06.2021 - B.S. 30.06.2021; Numac: 2021021157)]
§ 1. Vorige beroepsverliezen worden achtereenvolgens van de winst van elk volgende belastbare tijdperk afgetrokken.
Voor de toepassing van het eerste lid, wordt onder vorige beroepsverliezen, de verliezen begrepen die werden vastgesteld overeenkomstig de wetgeving die van toepassing was voor de betreffende belastbare tijdperken en die niet vroeger konden worden afgetrokken of niet vroeger onder de vennoten werden verdeeld, of, in het geval van vorige beroepsverliezen die zijn geleden in landen waar de winsten bij verdrag zijn vrijgesteld, voorheen niet door bij verdrag vrijgestelde winst waren gedekt.
Vorige beroepsverliezen die werden geleden in de loop van een belastbaar tijdperk dat is aangevangen voor 1 januari 2020, in een buitenlandse inrichting die gelegen is in een Staat waarmee België een overeenkomst tot voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten:
- worden van de toepassing van het eerste lid uitgesloten indien de vennootschap niet heeft aangetoond dat dit verlies niet in aftrek werd of wordt genomen van de winsten van deze buitenlandse inrichting die door de Staat waar deze inrichting is gelegen werden of worden vastgesteld. Bovendien worden deze verliezen eveneens van de toepassing van het eerste lid uitgesloten indien de desbetreffende buitenlandse inrichting werd overgedragen in het kader van een inbreng, een fusie, een splitsing of een gelijkgestelde verrichting;
- kunnen slechts van de resterende winst worden afgetrokken in zover ze de bij verdrag vrijgestelde winst overtreffen.
Het in artikel 185, § 3, bedoelde definitieve beroepsverlies, kan eveneens slechts van de resterende winst worden afgetrokken in zover ze de bij verdrag vrijgestelde winst overtreffen.
In het geval de vennootschap binnen de drie jaar na de aftrek van het definitieve beroepsverlies opnieuw activiteiten opstart, zoals bedoeld in artikel 185, § 3, zesde lid, worden de resterende definitieve beroepsverliezen die in vorige belastbare tijdperken nog niet in toepassing van dit artikel werden afgetrokken, van de toepassing van het eerste lid uitgesloten.
§ 2. Wanneer een vennootschap de inbreng van een bedrijfsafdeling of een tak van werkzaamheid of van een algemeenheid van goederen heeft verkregen of een andere vennootschap door fusie, splitsing of ermee gelijkgestelde verrichting geheel of gedeeltelijk heeft overgenomen met toepassing van artikel 46, § 1, eerste lid, 2° en derde lid, of van artikel 211, § 1, zijn de beroepsverliezen en de in artikel 205, § 3, bedoelde inkomsten die de overnemende of verkrijgende vennootschap vóór die inbreng of die overneming nog niet heeft kunnen aftrekken slechts definitief aftrekbaar naar verhouding tot het evenredige aandeel van de fiscale nettowaarde van de overnemende of verkrijgende vennootschap vóór de verrichting in het totaal van de fiscale nettowaarden van die vennootschap en van de ingebrachte of overgenomen bestanddelen, eveneens vóór de verrichting. Geen vorig beroepsverlies kan worden verrekend indien de fiscale nettowaarde van de overnemende of verkrijgende vennootschap vóór de verrichting gelijk is aan nul.
In geval van fusie met toepassing van artikel 211, § 1, zijn de beroepsverliezen en de in artikel 205, § 3, bedoelde inkomsten die een overgenomen vennootschap vóór die fusie nog niet heeft kunnen aftrekken bij de overnemende vennootschap bij voortduur aftrekbaar naar verhouding tot het evenredige aandeel van de fiscale nettowaarde van de overgenomen bestanddelen van de eerstgenoemde vennootschap vóór de fusie in het totaal van de fiscale nettowaarden, eveneens vóór de fusie, van de overnemende vennootschap en van de overgenomen bestanddelen. In geval van splitsing met toepassing van artikel 211, § 1, geldt de vorenstaande regel op het gedeelte van het bedoelde beroepsverlies dat is bepaald naar verhouding van de fiscale nettowaarde van de overgenomen bestanddelen in de totale fiscale nettowaarde van de overgenomen vennootschap.
Het tweede lid is niet van toepassing indien de fiscale nettowaarde van de inbrengen gelijk is aan nul.
Het eerste lid is eveneens van toepassing in geval van fusie, splitsing of ermee gelijkgestelde verrichting of van inbreng van een bedrijfsafdeling of een tak van werkzaamheid of een algemeenheid van goederen indien de overgenomen, gesplitste of inbrengende vennootschap een intra-Europese vennootschap is en de verrichting fiscaal neutraal is.
In geval van een verrichting als bedoeld in artikel 231, § 2 of § 3, zijn de beroepsverliezen en de in artikel 205, § 3, bedoelde inkomsten die de overnemende of verkrijgende vennootschap vóór deze verrichting nog niet heeft kunnen aftrekken slechts definitief aftrekbaar naar verhouding tot het evenredig aandeel van de fiscale nettowaarde van de overnemende of verkrijgende vennootschap vóór de verrichting in het totaal van de fiscale nettowaarden eveneens vóór de verrichting, van deze vennootschap en van de vóór de verrichting in België aanwezige Belgische inrichting en andere in België gelegen ingebrachte elementen van de overgenomen, gesplitste of inbrengende vennootschap.
In geval van een verrichting als bedoeld in artikel 231, § 2 of § 3, is het tweede lid enkel van toepassing voor wat betreft de beroepsverliezen en de in artikel 205, § 3, bedoelde inkomsten die de overgenomen, gesplitste of inbrengende vennootschap vóór de verrichting binnen haar Belgische inrichting nog niet heeft kunnen aftrekken en wordt de in het tweede lid bedoelde verhouding vastgesteld enkel uitgaande van de fiscale nettowaarde van de Belgische inrichting vóór de verrichting in het totaal van de fiscale nettowaarden, eveneens vóór de verrichting, van de overnemende of verkrijgende binnenlandse vennootschap en die overgenomen of verkregen Belgische inrichting.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt de beperking van de aftrekbaarheid geacht eerst plaatst te vinden op de beroepsverliezen en vervolgens op de in artikel 205, § 3, bedoelde inkomsten.
§ 3. Ingeval een buitenlandse vennootschap haar voornaamste inrichting of de zetel van bestuur of beheer naar België overbrengt, geldt het bepaalde in § 1, eerste lid, voor wat betreft beroepsverliezen door deze vennootschap geleden binnen een Belgische inrichting waarover deze vennootschap vóór deze overbrenging beschikte.
§ 4. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, wordt op vraag van de belastingplichtige die voldoet aan de criteria bedoeld in artikel 78, § 2, vierde lid, het gedeelte van de beroepsverliezen, dat toe te schrijven is aan schade aan landbouwteelten veroorzaakt door ongunstige weersomstandigheden, en geleden in een gewest waarmee een in artikel 78, § 2, derde lid, bedoeld protocol werd gesloten, achtereenvolgens afgetrokken van de beroepsinkomsten van de drie belastbare tijdperken voorafgaand aan het belastbare tijdperk waarin die schade definitief is vastgesteld, te beginnen met het oudste. Het gedeelte van deze beroepsverliezen dat niet in aftrek kan worden gebracht van deze beroepsinkomsten, is aftrekbaar overeenkomstig paragraaf 1.
Het gedeelte van de beroepsverliezen dat toe te schrijven is aan de in het eerste lid omschreven schade stemt overeen met het bedrag van de beroepsverliezen, beperkt tot het overeenkomstig artikel 78, § 2, tweede lid, omschreven bedrag van deze schade die in het belastbare tijdperk definitief werd vastgesteld. De Koning kan, na raadpleging van de Interministeriële Conferentie voor het Landbouwbeleid, op nadere wijze het tijdstip omschrijven waarop de schade definitief is vastgesteld.
De beroepsverliezen waarvoor de toepassing van de achterwaartse verliesaftrek wordt gevraagd, worden afgetrokken na aftrek van de beroepsverliezen van vorige belastbare tijdperken bij toepassing van paragraaf 1.
De belastingplichtige vraagt de toepassing van de achterwaartse verliesaftrek aan de hand van een formulier, waarvan het model door de Koning wordt vastgelegd en dat uitwerking heeft op de gevestigde aanslagen die betrekking hebben op de drie belastbare tijdperken die voorafgaan aan het belastbare tijdperk waarin de in het eerste lid bedoelde schade definitief is vastgesteld. Deze aanvraag is definitief en onherroepelijk. De Koning bepaalt de indieningsmodaliteiten van dit formulier.