Commentaar van art. 374, WIB 92

Onderafdeling III - Behandeling van de bezwaarschriften

Art. 374, WIB 92

I. WETTEKST

374/0

II. TAAK EN BEVOEGDHEID VAN DE INSPECTEUR

374/1-42

A. De insp. beperkt zich tot het onderzoek van de grieven maar neemt zelf de beslissing niet

374/2-40

B. De insp. doet het onderzoek van de grieven en doet, bij delegatie, ook uitspraak

374/41-42

I. WETTEKST

Nummer 374/0

Art. 374. - Ten einde de behandeling van het bezwaarschrift te verzekeren beschikt een ambtenaar van de administratie der directe belastingen, met een hogere graad dan die van controleur, over de bewijsmiddelen en de bevoegdheden die aan de administratie verleend zijn bij de artikelen 315 tot 318, 322 tot 330, 333 tot 336, 339 tot 343 en 346 tot 350.

Bovendien kan hij, in het kader van dat bezwaarschrift, van de kredietinstellingen of -inrichtingen en van het Bestuur der postchecks alle inlichtingen vorderen waarvan zij kennis hebben en welke nuttig kunnen zijn.

Wanneer de bezwaarindiener zulks schriftelijk heeft gevraagd, zal hij worden gehoord en kan hij inzage krijgen, zonder verplaatsing, van de stukken met betrekking tot de betwisting waarvan hij geen kennis had. Te dien einde zal hij worden uitgenodigd zich binnen een termijn van dertig dagen aan te melden.

II. TAAK EN BEVOEGDHEID VAN DE INSP.

Nummer 374/1

Waar voor de inwerkingtreding van art. 41, W 08.08.1980 (BS 15.08.1980 en 09.09.1980) enkel de gewestelijk directeur of zijn plaatsvervanger over een bezwaarschrift uitspraak kon doen, mag de directeur sedert de inwerkingtreding van dit wetsartikel zijn beslissingmacht aan een Insp. delegeren.

De Insp. geschillen kan dus in twee verschillende hoedanigheden optreden :

- de Insp. beperkt zich tot het onderzoek van de grieven en zendt het bezwaardossier na onderzoek aan de gewestelijke directie alwaar een beslissing wordt getroffen;

- de Insp. doet het onderzoek van de grieven en doet er zelf uitspraak over in het kader van de beslissingmacht die hem door de gewestelijk directeur werd gedelegeerd.

A. DE INSP. BEPERKT ZICH TOT HET ONDERZOEK VAN DE GRIEVEN MAAR NEEMT ZELF DE BESLISSING NIET

1. Ambtenaren belast met het onderzoek van de bezwaarschriften

Nummer 374/2

Art. 374, lid 1, WIB 92, sluit in zich dat het onderzoek van een bezwaarschrift inzake inkomstenbelastingen moet worden opgedragen aan een ambtenaar met ten minste de graad van Insp.

De toewijzing van de betwistingen aan die ambtenaren is gerechtvaardigd door het verlangen, eensdeels, de taak van de Hfd.cr. te verlichten, anderdeels aan de belanghebbenden een bijkomende waarborg te verlenen door de beoordeling van de tegen de aanslagen geopperde bezwaren aan een andere ambtenaar toe te vertrouwen dan degene die de bedoelde aanslagen heeft gevestigd; de Hfd.crs. moeten dus in het onderzoek van de bezwaarschriften slechts bij uitzondering tussenbeide komen, daar de aanslagdossiers alle gegevens tot staving van de aanslagen moeten bevatten.

Nummer 374/3

De Insp. moeten zich evenwel niet bemoeien met het onderzoek van verzoekschriften die betrekking hebben op:

- de verrekening van voorheffingen;

- de rechtzetting van materiële misslagen of dubbele belasting in de zin van art. 376, WIB 92;

- de aftrek van levensverzekeringspremies;

- alle andere misslagen of verzuimen die kunnen worden rechtgezet zonder eigenlijk onderzoek en die betrekking hebben op: de berekening van de vermindering voor gezinslasten, de berekening van de forfaitaire beroepskosten, de verrekening van de voorafbetaling, de berekening van de belasting in geval van huwelijk of feitelijke scheiding, enz.

Die verzoekschriften worden voor onderzoek rechtstreeks aan de bevoegde Hfd.cr. toegezonden.

De voorstellen tot ontheffing - gestaafd met de nodige stukken - worden door laatstbedoelde ambtenaren op het kader 178B uitgebracht.

Die verzoekschriften moeten door de directies in de staat 330 A worden vermeld volgens de op dat drukwerk voorkomende richtlijnen.

Nummer 374/4

Wanneer de bij het onderzoek van een bezwaarschrift optredende Insp. de Hfd.cr. was die de betwiste belasting heeft gevestigd, is de geldigheid van het onderzoek van het bezwaarschrift niet aangetast en zijn de bepalingen van art. 374, WIB 92 niet geschonden (Cass., 16.02.1960, Hautenne, Bull. 368, blz. 1540).

Om aan de bezwaarindiener de nodige waarborg te verstrekken en om ongerechtvaardigde argwaan te vermijden, wordt niettemin aanbevolen het onderzoek van een bezwaarschrift in de mate van het mogelijke niet toe te vertrouwen aan een Insp. die als taxatieambtenaar, de betwiste aanslag zelf heeft gevestigd.

Een Insp. die zulke bezwaarschriften zou ontvangen, dient deze terug te zenden aan de Gew.dir., die een andere Insp. met het onderzoek heeft belast (zie eveneens 375/1 en 376/1).

Nummer 374/5

Een Hfd.cr. is ertoe gemachtigd de functies van Insp. bij delegatie uit te oefenen en zijn optreden tornt niet aan de bepalingen van art. 374, WIB 92 (Luik, 04.06.1954, Lescrenier - bevestigd bij Cass., 16.05.1956, Pas. 1956, I, 985).

Nummer 374/6

De ambtenaar die het onderzoek van het bezwaarschrift heeft gedaan stelt zelf de verbeterde berekeningsnota of -nota's op, steunend op de belastbare grondslagen die het voorwerp van zijn voorstellen zijn, en voegt ze bij het dossier van het bezwaarschrift.

Nummer 374/7

Het onderzoek van de aanvragen om kwijtschelding of vermindering van de OV, bedoeld in art. 369, WIB 92, gebeurt doorgaans door de Ontv., eventueel met behulp van de administratie van het kadaster.

2. Aard en omvang van de bewijsmiddelen en bevoegdheden verleend bij art. 374, lid 1, WIB 92

Nummer 374/8

De in art. 374 bedoelde bewijsmiddelen en bevoegdheden mogen slechts worden aangewend ten einde de behandeling van het bezwaarschrift te verzekeren, m.a.w met het oog op het onderzoek van het bezwaarschrift.

Nummer 374/9

De aard en de omvang ervan kunnen als volgt worden omschreven :

- van de belastingplichtige de voorlegging eisen, zonder verplaatsing, van alle boeken en bescheiden die noodzakelijk zijn om de inkomsten te bepalen van het tijdperk waarop de betwiste aanslag slaat (art. 315, WIB 92) ;

- wanneer het bezwaarschrift werd ingediend door een vennootschap, de voorlegging eisen van de registers van de aandelen en obligaties op naam, alsmede van de presentielijsten van de algemene vergaderingen, voor zover de inzage hiervan nuttig kan zijn voor het onderzoek van het bezwaarschrift (art. 315, WIB 92);

- mondelinge inlichtingen vragen, hetzij ten huize van de belastingplichtige hetzij ten kantore van de onderzoekende ambtenaar (art. 316, WIB 92);

- aan de belastingplichtige een verzoek richten om binnen een maand na de datum van de verzending van de aanvraag de nodige schriftelijke inlichtingen te verstrekken (art. 316, WIB 92);

- de hierboven bedoelde verificaties en vragen om inlichtingen mogen slaan op alle verrichtingen waaraan de belastingplichtige heeft deelgenomen (art. 317, WIB 92);

- geschreven attesten inzamelen, derden horen, een onderzoek instellen, van natuurlijke of rechtspersonen, alsook van vennootschappen en verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid alle inlichtingen vorderen die nodig zijn voor het onderzoek van het bezwaarschrift en de juistheid van deze inlichtingen nagaan (art. 322, 323, 324, 325 en 326, WIB 92) ;

- de nodige maatregelen treffen om het niet verschijnen of het weigeren van getuigenis af te leggen te bestraffen (art. 445, WIB 92);

- van de bestuursdiensten van de Staat, met inbegrip van de parketten en de griffies der Hoven en van alle rechtscolleges, van de besturen van de provincies en de gemeenten, zomede van de openbare instellingen en organismen, alle in hun bezit zijnde inlichtingen vorderen, welke nodig zijn voor het onderzoek van het bezwaarschrift; bij deze diensten en besturen zonder verplaatsing inzage nemen van de in hun bezit zijnde akten, stukken, registers en om het even welke bescheiden, en alle inlichtingen, afschriften of uittreksels nemen, welke ter behandeling van het bezwaarschrift nuttig kunnen zijn (art. 327, § 1, WIB 92) ;

- de tussenkomst verzoeken van de territoriaal bevoegde tuchtoverheid, wanneer de persoon, die uitgenodigd werd bepaalde documenten mede te delen of sommige mondeling of schriftelijk gevraagde inlichtingen te verstrekken, het beroepsgeheim doet gelden (art. 334, WIB 92);

- ter bepaling van de belastingschuld, waarop de betwisting slaat, alle door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen aanvoeren met uitzondering van de eed (art. 340, WIB 92);

- gebruik maken van de in art. 341, WIB 92, bedoelde tekenen en indiciën of van de in art. 342, WIB 92, omschreven vergelijkingselementen om de belastbare inkomsten van het belastbaar tijdperk, waarvoor de betwiste aanslag werd gevestigd, te ramen of te bepalen, of gebruik maken van de bedragen die in overleg met de betrokken beroepsorganisaties werden getaxeerd teneinde de bedrijfsuitgaven en -lasten die doorgaans niet met bewijsstukken kunnen worden gestaafd te bepalen.

3. Inlichtingen die van de kredietinstellingen of -inrichtingen en het Bestuur der postchecks kunnen worden gevorderd

Nummer 374/10

Art. 374, lid 2, WIB 92 bevat een bepaling welke uitsluitend eigen is aan het onderzoek van de bezwaarschriften en enkel verband houdt met de navorsingen bij derden. Het machtigt de ambtenaar, belast met het onderzoek van het bezwaarschrift, in het kader van dit laatste, van de kredietinstellingen of -inrichtingen en van het Bestuur der postchecks alle inlichtingen te vorderen waarvan zij kennis hebben en welke nuttig kunnen zijn.

De met het onderzoek van een bezwaarschrift belaste ambtenaar, met een hogere graad dan die van Hfd.cr., wordt hierbij gerechtigd om, binnen het raam van het onderzoek van het bezwaarschrift, de kredietinstellingen en -inrichtingen en het Bestuur der postchecks te ondervragen; er moet evenwel bewezen zijn dat deze inrichtingen hoedanigheid van schuldeiser of schuldenaar van de reclamerende belastingplichtige hadden (zie Kamer, zitting 1961-1962, doc. 264-1 (Bijlage II), blz. 79).

In vergelijking met de toestand bestaande in het stadium van de aanslag, zijn de machten van de administratie in het stadium van het bezwaarschrift ruimer in die zin, dat de kredietinstellingen en - inrichtingen en het Bestuur der postchecks gehouden zijn aan de Insp., belast met het onderzoek van een bezwaarschrift, alle inlichtingen te verstrekken die nuttig kunnen zijn voor het bepalen van de belastingschuld van de reclamerende belastingplichtige, inbegrepen dus de inlichtingen welke betrekking hebben op de financiële verrichtingen vallend binnen het raam van hun bedrijvigheid. Dezelfde regel geldt natuurlijk ten aanzien van de wisselagenten.

Nummer 374/11

Nochtans moeten de aldus gevraagde inlichtingen begrensd blijven in het kader van het bezwaarschrift, "ten einde misbruiken bij onderzoeken te voorkomen en te verhinderen dat het indienen van een bezwaarschrift als voorwendsel dient voor een algemene opheffing van het bankgeheim" (Senaat, zitting 1961-1962, doc. nr. 366, blz. 308). Bovendien, zal de aard van de vereiste inlichtingen voldoende moeten worden omschreven en zal de vraag binnen redelijke grenzen moeten worden behouden derwijze dat van de bedoelde instellingen en inrichtingen geen opzoekingen worden geëist die overdreven lang en drukkend, ja zelfs onmogelijk zijn.

Nummer 374/12

De belastingplichtige heeft evenwel het recht aan de kredietinstellingen of -inrichtingen en het Bestuur der postchecks te verbieden de door de administratie gevraagde inlichtingen te verstrekken, wanneer hij van oordeel is dat deze inlichtingen geen verband houden met zijn bezwaarschrift. Dit verbod kan nochtans een nadelige invloed hebben op het onderzoek van het bezwaarschrift, indien blijkt dat de betrokkene aan de bedoelde instellingen en inrichtingen verboden heeft inlichtingen aan de administratie te verstrekken die wel degelijk in het kader van zijn bezwaarschrift vallen (Senaat, zitting 1961-1962, doc. nr. 366, blz. 308).

Nummer 374/13

Het is niet toegelaten vragen om inlichtingen te richten tot al de kredietinstellingen en -inrichtingen waarmee de bezwaar- indiener zou kunnen in betrekking zijn geweest. Dergelijke vragen zullen, in voorkomend geval, slechts worden verzonden wanneer er bewijzen of ernstige en overeenstemmende vermoedens voorhanden zijn dat de belastingplichtige met deze instellingen of inrichtingen of met het Bestuur der postchecks heeft gehandeld. Deze vragen zijn trouwens slechts aangewezen voor zover de belastingplichtige niet al de voor het onderzoek van zijn bezwaarschrift nodig geachte bescheiden verstrekt.

Daar het Bestuur der postchecks geen rechtspersoonlijkheid bezit dienen de voor dit Bestuur bestemde vragen gericht te worden aan de Minister die de Regie der Posterijen beheert.

Nummer 374/14

De aandacht wordt er eveneens op gevestigd dat, evenmin als de aanslagdiensten, de met het onderzoek van een bezwaarschrift belaste Insp. noch aan het Nationaal Instituut voor de Statistiek noch aan het Economisch en Sociaal Instituut voor de Middenstand mag vragen hem de individuele inlichtingen, die zij bezitten, mede te delen.

Ten slotte is het duidelijk dat de bepalingen van art. 374 door de administratie niet mogen worden aangevoerd zolang de belastingplichtige geen schriftelijk bezwaar heeft ingediend.

4. Door de Insp. te volgen handelwijze

Nummer 374/15

De geschillen betreffende het bedrag van de belastingen mogen niet langs transactionele weg worden bijgelegd; de directe belastingen moeten gevestigd en volledig worden gevorderd volgens de belastbaar bevonden elementen.

Ten einde elk misverstand te vermijden en aan de Gew.dir. alle beoordelingsvrijheid te laten, moet de Insp. zich ervan onthouden de instemming van de belastingplichtige te vragen met een inkomsten- of winstcijfer dat lager is dan het cijfer dat door de Hfd.cr. of door de fiscale commissie is vastgesteld of dat deze laatste gemeend hebben te moeten behouden; hij beperkt zich ertoe gewetensvol advies uit te brengen, wat geen beletsel is om betrokkene eventueel het inkomsten- of winstbedrag te doen bepalen volgens hetwelk hij zich belastbaar acht.

Nummer 374/16

Aan de Gew.dir. komt het toe, precies ter wille van de bevoegdheid die hem ter zake is opgedragen, alle initiatief te nemen en zo nodig tot een persoonlijk onderzoek ter plaatse over te gaan wanneer het kiese of bijzonder belangrijke gevallen geldt, opdat hij met volle kennis van zaken uitspraak zou kunnen doen en zijn beslissingen derwijze zou kunnen motiveren dat de oorzaken voor herziening door de bevoegde gerechtelijke instanties tot een minimum worden beperkt.

Nummer 374/17

De administratie dringt erop aan dat de ambtenaren in hun adviezen of verslagen blijk geven van klaarheid en bondigheid en zoveel mogelijk de chronologische volgorde van de feiten in acht nemen.

5. Voorleggen van boeken en andere verantwoordingsstukken

Nummer 374/18

Gezien de termen van art. 315, WIB 92, kan de belastingplichtige die een bezwaarschrift heeft ingediend, niet worden verplicht zijn boeken en andere stukken te komen voorleggen in het bureau van de met het onderzoek van het bezwaarschrift belaste ambtenaar. Desnoods dient dus ter plaatse tot inzage van die boeken en stukken te worden overgegaan.

6. Inlichtingen te verstrekken in geval van bezwaarschrift tegen bij de bron gestorte RV, ingediend door de schuldenaars

Nummer 374/19

De schuldenaars van RV moeten de gegrondheid van hun bezwaarschrift bewijzen en tevens de identiteit verstrekken van de verkrijgers voor wie de RV verkeerd is berekend, ten einde te voorkomen dat van de teveel gestorte RV tweemaal ontheffing wordt verleend in geval ook de verkrijgers een bezwaarschrift zouden indienen.

7. Gebrek aan antwoord op de vragen van de Insp. tot het verstrekken van schriftelijke inlichtingen. Niet-voorleggen van verantwoordingsstukken. Niet-ingaan op de uitnodiging om inzage te krijgen van de stukken met betrekking tot de betwisting, of om gehoord te worden

Nummer 374/20

Wanneer de belastingplichtige nalaat gevolg te geven aan een vraag om inlichtingen, hem toegezonden met het oog op het onderzoek van zijn bezwaarschrift, of weigert in te gaan op een verzoek tot voorlegging van de noodzakelijk geachte verantwoordingsstukken, brengt dit voor de Gew.dir. (of de door hem gedelegeerde ambtenaar) het recht mede dit bezwaarschrift te verwerpen, doch slechts in de mate dat het slaat op de elementen van de aanslag die het voorwerp zijn van de vraag om inlichtingen of het verzoek tot voorleggen van de nodige verantwoordingsstukken (Cass. 01.12.1953, Albert, Pas. 1954, I, 264).

Aan de vraag om inlichtingen dient gevolg te worden gegeven binnen een maand na de datum van verzending, termijn die evenwel wegens wettige redenen kan worden verlengd (art. 316, WIB 92).

Als de bezwaarindiener, bij het verstrijken van de termijn van een maand de gevraagde inlichtingen niet heeft verstrekt en geen verlenging van die termijn kan verantwoorden, stuurt de Insp. hem één enkel herinneringsschrijven waarbij hij wordt verzocht binnen acht dagen het nodige te doen.

Blijft dit nieuwe verzoek zonder gevolg, dan zendt de Insp. zonder verwijl het dossier aan de directie terug met de voorstellen, of treft zelf de beslissing.

Nummer 374/21

In dit verband is gevonnist dat de beslissing die als enige beweegreden tot afwijzen van het bezwaarschrift aanvoert dat belastingplichtige het verzoek van de Insp. tot overlegging van bewijskrachtige stukken zonder gevolg heeft gelaten, niet ten genoege van rechte is gemotiveerd, wanneer blijkt dat het beantwoorden van verschillende voorgebrachte middelen, spijts de afwezigheid van de gevraagde stukken, mogelijk was (Gent, 09.01.1951, Acar).

De enige omstandigheden dat de bezwaarindiener binnen de wettelijke termijn heeft nagelaten gevolg te geven aan de hem door de instruerende ambtenaar toegezonden uitnodiging om, op zijn verzoek, te worden gehoord en om inzage te nemen van het dossier van het bezwaarschrift (zie 374/27 tot en met 374/38), kan de gewestelijk directeur of de door hem gedelegeerde ambtenaar evenmin ontslaan van de verplichting om bij met redenen omklede beslissing uitspraak te doen over de bezwaren van de belanghebbende.

Nummer 374/22

Er moet dan ook worden op gelet dat het verslag van de Insp. klare voorstellen bevat met betrekking tot de argumenten die kunnen worden onderzocht door middel van het administratief dossier, zonder dat aanvullende inlichtingen vanwege de belastingplichtige nodig zijn, en dat in dit verslag slechts tot afwijzing van de aanspraken van verzoeker wordt besloten ingeval deze niet kunnen worden onderzocht aan de hand van de gegevens waarover de Insp. beschikt.

Nummer 374/23

Indien verzoeker voor de eerste maal aan het Hof van Beroep de documentatie voorlegt waarnaar de Insp. tevergeefs heeft gevraagd, heeft het Hof evenwel het recht deze nieuwe stukken te onderzoeken, voor zover zij geen nieuw verzoek of nieuwe grief ter sprake brengen (Cass. 01.12.1953, Albert, Pas. 1954, I, 264) (zie ook commentaar op art. 377, WIB 92).

8. Niet-afhaling van een aangetekende zending

Nummer 374/24

De belastingplichtige die nalaat bij de post een aangetekende zending af te halen, die het bericht bevat waarbij hij wordt verzocht de gegevens in feite en in rechte tot rechtvaardiging van zijn bezwaarschrift over te leggen, kan geen gebrek aan notificatie van dit bericht inroepen (Brussel, 10.03.1933, Druyts, S.V.R., VI, blz. 3).

9. Weigering om comptabiliteitsstukken mede te delen

Nummer 374/25

Als een belastingplichtige ertoe is gehouden het bewijs te leveren van het cijfer van zijn belastbare inkomsten, staat zijn weigering om zijn verantwoordings- en comptabiliteitsstukken over te leggen, gelijk met het nalaten het opgelegde bewijs te leveren, en wordt de verwerping van het bezwaarschrift daardoor gerechtvaardigd.

Nummer 374/26

De belastingplichtige ziet er welbewust van af het bestaan van een overbelasting te bewijzen, wanneer hij zich er van onthoudt enige boekhouding voor te leggen, niettegenstaande het bestaan van een boekhouding en de aanwending van de diensten van een boekhouder in de loop van het administratieve onderzoek werden vastgesteld.

10. Recht van de bezwaarindiener om gehoord te worden en om inzage te krijgen van de stukken met betrekking tot de betwisting

Nummer 374/27

Art. 374, lid 3, WIB 92, kent aan de indiener van een bezwaarschrift als bedoeld in art. 366, het recht toe om, staande het onderzoek van dat bezwaarschrift, op schriftelijk verzoek van zijnentwege te worden gehoord en inzage te krijgen van de stukken met betrekking tot de betwisting waarvan hij geen kennis had.

a) Wie kan geldig de aanvraag doen, wie kan worden gehoord en kan inzage krijgen van het dossier

Nummer 374/28

Het door de wetgever gebruikte woord "bezwaarindiener" slaat op de persoon :

a) die wettelijk het bezwaarschrift indient d.w.z.: de belastingplichtige of zijn lasthebber (zie commentaar op art. 366, WIB 92);

b) die uitdrukkelijke machtiging heeft gekregen om de omschreven rechten uit te oefenen.

b) Vorm en termijn van de aanvraag

Nummer 374/29

De aanvraag kan worden gedaan in het bezwaarschrift; zij kan ook het voorwerp zijn van een afzonderlijk geschrift dat moet ondertekend zijn en dat ontvankelijk is zolang door de Gew.dir. of door de door hem gedelegeerde ambtenaar geen beslissing is getroffen.

c) Overheid tot wie de aanvraag moet worden gericht

Nummer 374/30

Bij gebrek aan nadere bepaling in de wet, is een aanvraag gericht tot om het even welke ambtenaar van de administratie ontvankelijk.

d) Overheid bevoegd om de bezwaarindiener te horen en om inzage te verlenen van de stukken met betrekking tot de betwisting

Nummer 374/31

In principe : de ambtenaar belast met het onderzoek van het bezwaarschrift.

Elke aanvraag die tot een andere ambtenaar werd gericht, zal door deze laatste onmiddellijk worden doorgezonden aan de Gew.dir. die ze dadelijk aan de met het onderzoek of met de beslissing belaste ambtenaar doet geworden.

e) Door de onderzoekende ambtenaar te volgen werkwijze

Wanneer dient de bezwaarindiener te worden uitgenodigd zich aan te melden

Nummer 374/32

- Zo de belastingplichtige de stukken met betrekking tot de betwisting wil inzien: in beginsel vanaf het begin van de behandeling van het bezwaarschrift. Indien in de loop van het onderzoek nieuwe administratieve stukken aan het dossier worden toegevoegd, zal de onderzoekende ambtenaar reklamant opnieuw uitnodigen ervan inzage te nemen.

Het recht van de bezwaarindiener om door de onderzoekende ambtenaar te worden gehoord, zal evenwel slechts nuttig kunnen worden uitgeoefend wanneer deze ambtenaar het geschil ten gronde heeft onderzocht.

- Wanneer een aanvraag wordt ingediend nadat het bezwaardossier reeds aan de Gew.dir. werd teruggezonden zal deze laatste het dossier dadelijk aan de onderzoekende ambtenaar terugsturen.

- Wanneer aan de bezwaarindiener een eerste maal inzage van de stukken met betrekking tot de betwisting werd verleend en het dossier door de Gew.dir. voor nieuw onderzoek aan de onderzoekende ambtenaar werd teruggestuurd, zal, zodra dit aanvullend onderzoek is beëindigd, de bezwaarindiener een tweede maal worden uitgenodigd indien het dossier met nieuwe stukken werd aangevuld.

Stukken waarvan aan de bezwaarindiener inzage moet worden verleend

Nummer 374/33

- Hoewel artikel 374, lid 3, WIB 92, bepaalt dat inzage wordt verleend van "de stukken met betrekking tot de betwisting waarvan de bezwaarindiener geen kennis heeft", is het gemakkelijkheidshalve aangewezen aan laatstvermelde het volledig dossier van het geschil voor te leggen.

De bezwaarindiener kan dus inzage krijgen van :

- de verslagen die, voor de aanslag, door de controleur en door de andere fiscale autoriteiten werden opgesteld;

- in voorkomend geval, de vergelijkingsfiches (met het oog op het beroepsgeheim, moeten deze anoniem blijven);

- alle andere stukken die verband houden met de betwisting.

- Dienen nochtans uit het dossier te worden verwijderd :

- de stukken waardoor het beroepsgeheim kan worden geschonden;

- de persoonlijke nota's zonder rechtstreeks verband met de betwisting;

- alle bescheiden of gegevens die de verstandhouding onder de burgers in het gedrang kunnen brengen (aanklachten, inlichtingen met handelskarakter, enz.);

- het verslag van de ambtenaar belast met het onderzoek van het bezwaar- schrift (Cass., 15.05.1987, Erfgenamen GELDHOF, Bull. 675, blz. 1508).

Er moet immers een onderscheid worden gemaakt tussen, eensdeels, de stukken met betrekking tot de betwisting, de enige die de wet beoogt en die bestaan uit de stukken van het dossier van de betwiste aanslag en, anderdeels, de stukken die tot de rechtsprekende taak behoren en waarin de mening van de administratie wordt uiteengezet; hiertoe behoren in de eerste plaats het verslag over het onderzoek en de interne verslagen die overigens niet bindend zijn voor de administratie (Luik, 19.04.1979, NV STIMULANS, Bull. 595, blz. 986).

Het verslag over het onderzoek kan worden vergeleken met het advies van het openbaar ministerie, waarvan sprake is in artikel 767, Ger.W; dit advies wordt weliswaar bij het dossier van de procedure gevoegd en kan door de rechtzoekende worden geraadpleegd, maar in dit verband wordt opgemerkt dat een en ander slechts na sluiting van de debatten kan geschieden (zie terzake het verslag namens de Commissie voor de Financiën van de Kamer, Parl. Doc. Kamer 1972-1973, nr. 423-2, blz. 5).

f) Uitoefening van het recht om het dossier in te zien en om te worden gehoord

Nummer 374/34

Vooraleer het dossier aan de bezwaarindiener voor te leggen, past het :

- dit dossier in twee mappen te scheiden, de ene met het aanslagdossier en de andere met het bezwaardossier. Er wordt op aangedrongen dat alle administratieve stukken gedagtekend en ondertekend zouden zijn;

- de stukken die in 374/33, laatste lid, bedoeld zijn, te verwijderen;

- alle stukken van elke map een duidelijke en doorlopende nummering te geven.

Uitnodiging. Termijn van 30 dagen.

Nummer 374/35

De wet bepaalt dat de bezwaarindiener wordt uitgenodigd zich binnen een termijn van dertig dagen aan te melden. Hiervoor gebruikt men onderstaand model van brief.

Het vaststellen van dag en uur waarop het dossier kan worden ingezien komt uiteraard aan de onderzoekende ambtenaar toe. Het is echter aanbevolen zulks in overleg met de betrokken belastingplichtige of zijn lasthebber te doen.

Anderzijds moet worden aangenomen dat de termijn van 30 dagen geen aanvang neemt op de datum van voormelde brief, maar wel op de datum waarop de betrokkene de brief ontvangt; behoudens tegenbewijs, wordt geacht dat die brief de dag na de verzending zijn bestemming heeft bereikt.

De termijn van dertig dagen dient, bij gebrek aan bepaling hieromtrent in de wet, te worden berekend overeenkomstig het bepaalde in de art. 52 en 53, Ger.W. Hieruit volgt dat de dag van ontvangst niet in de termijn is begrepen, die wordt gerekend vanaf de daarop volgende dag; dat de termijn alle dagen, ook de zaterdag, de zondag en de wettelijke feestdagen omvat; dat de vervaldag in de termijn is begrepen, behoudens wanneer die dag een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, in welk geval de vervaldag naar de eerstvolgende werkdag wordt verschoven.

MODEL VAN UITNODIGING

DIENST- ................., de ........... VERMELDINGEN M................

Met uw bezwaarschrift uw brief van ...................... heeft U gevraagd inzage te krijgen van het

dossier betreffende de betwisting tussen U en de administratie (en eveneens om ter zake te worden gehoord). Te dien einde verzoek ik U, overeenkomstig art. 374, lid 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, U binnen een termijn van dertig dagen in mijn kantoor te willen aanmelden. Ik stel U voor zulks te doen op ........, te ......... u. Mocht deze datum U niet schikken, gelieve dan een andere voor te stellen welke evenwel, behoudens ernstige redenen, binnen voormelde termijn van dertig dagen dient te liggen.

Hoogachtend, De ...............

Raadpleging van het dossier door de bezwaarindiener

Nummer 374/36

Een beambte van de inspectie dient aanwezig te zijn zolang de raadpleging duurt.

Tegen betaling (10 F per bladzijde) reikt de inspecteur-geschillen aan de bezwaarindiener of zijn gevolmachtigde fotocopies uit van de in art. 374/33, lid 1, bedoelde stukken van het dossier.

Recht van de bezwaarindiener om te worden gehoord

Nummer 374/37

Indien de bezwaarindiener dit wenst dient hij onmiddellijk voor zover de dienst het toelaat, of later op een in gemeen overleg vast te stellen datum te worden gehoord.

Door de bezwaarindiener te ondertekenen formulier

Nummer 374/38

Om latere betwistingen te vermijden dient een formulier naar onderstaand model ter ondertekening aan de bezwaarindiener te worden voorgelegd.

MODEL

Toepassing van artikel 374, lid 3 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen.

Ondergetekende .................................... wonende te ........................................... (x) handelend in naam van ............................. ...................................................... (x) - erkent

op ............ inzage te hebben genomen van het dossier bevattende de map (aanslag) : stukken nrs. ............ tot .................. van het dossier bevattende de map (bezwaar) : stukken nrs. ........... tot .................... ........................, de .................... (handtekening) (x) - erkent fotocopie te hebben ontvangen van de stukken .................................................

................................................. ........................, de .................... (handtekening)

(x) - wenst later te worden gehoord. ........................, de .................... (handtekening) (x) - erkent op ..................... te zijn gehoord. ........................, de .................... (handtekening) (x) - na kennis te hebben genomen van het dossier, wenst niet te worden gehoord. ........................, de .................... (handtekening)

---------- (x) Het onnodige doorhalen.

Niet-naleving van de in art. 374, lid 3, WIB 92, ingeschreven formaliteit

Nummer 374/39

De eventuele schending van art. 374, lid 3, WIB 92 kan de geldigheid van de aanslag niet in het gedrang brengen daar die aanslag het bezwaar en het recht op inzage van de stukken voorafgaat. Overigens kunnen alle stukken tijdens de gerechtelijke fase van het geschil worden ingezien en moet de belastingplichtige aantonen op welke wijze het recht van verdediging geschonden zou zijn (Gent, 20.06.1986, NV A., Bull. 659, blz. 653).

De niet-naleving van de in art. 374, lid 3, WIB 92, ingeschreven formaliteit leidt dus slechts tot de nietigheid van de beslissing van de directeur; die nietigheid kan slechts worden uitgesproken door het Hof van beroep. Het Hof moet echter binnen de perken van het aanhangig gemaakte geschil over de grond van de zaak uitspraak doen (Cass. 09.03.1982, Van Braack, Bull. 628, blz. 1215; id. 20.09.1984, Jespers, Bull. 650, blz. 969).

11. Advies van de ambtenaar die de grieven heeft onderzocht. Niet bindend voor de Gew.dir.

Nummer 374/40

Wanneer hij over een bezwaarschrift beslist, is de Gew.dir. niet gebonden door het advies van de ambtenaren die bij het onderzoek van de grieven zijn tussen gekomen (Cass., 29.05.1958, Massaux en consoorten, Pas. 1958, I, 1073).

B. DE INSP. DOET HET ONDERZOEK VAN DE GRIEVEN EN DOET, BIJ DELEGATIE, OOK UITSPRAAK

1. Het onderzoek van de grieven

Nummer 374/41

Er wordt verwezen naar het bepaalde in de nrs. 374/2 tot en met 374/40.

2. De eigenlijke beslissing

Nummer 374/42

Het algemeen rechtsbeginsel volgens hetwelk de Gew.dir. onafhankelijk en onpartijdig moet zijn wanneer hij over een bezwaar beslist, geldt ook voor de Insp. die ingevolge de delegatie over het bezwaar zelf uitspraak doet.

Dit algemeen rechtsbeginsel zou zijn geschonden wanneer de beslissing zou worden gewezen door de aanslagambtenaar die de betwiste aanslag heeft gevestigd.

De naleving van het bepaalde in nr. 374/4 verhindert evenwel dat dit geval zich zou kunnen voordoen.