Commentaar van art. 462, WIB 92

Art. 462, WIB 92

I. WETTEKST

462/0

II. ALGEMEEN

462/1

A. Opschorting van de strafvordering

462/2-4

B. Verjaring van de strafvordering

462/5-10

1. De verjaring - Begrip

462/5

2. Vertrekpunt van de verjaringstermijn

462/6

3. Stuiting van de verjaring

462/7

4. Schorsing van de verjaring van de strafvordering

462/8-10

I. WETTEKST

Nummer 462/0

Art. 462. - Indien, voor het sluiten van de debatten, voor een strafgerecht, bij een andere gerechtelijke of bij de administratieve overheid een geschil aanhangig wordt gemaakt over de toepassing van een bepaling van dit Wetboek of van een ter uitvoering ervan genomen besluit, kan de rechter bij wie de strafvordering aanhangig is, indien de oplossing van het geschil hem van die aard schijnt dat zij een invloed kan hebben op de strafvordering, de uitspraak over de tenlasteleggingen of over één ervan uitstellen totdat aan het geschil een einde is gesteld door een in kracht van gewijsde gegane beslissing. Tijdens dat uitstel is de verjaring van de strafvordering geschorst.

II. ALGEMEEN

Nummer 462/1

Wanneer de rechter bij wie een strafvordering aanhangig is gemaakt, de uitspraak ervan uitstelt op grond van het feit dat de oplossing van het fiscaal geschil hem van die aard schijnt dat ze een invloed kan hebben op de strafvordering, is de verjaring van de strafvordering geschorst tijdens dat uitstel.

A. OPSCHORTING VAN DE STRAFVORDERING

Nummer 462/2

Aangezien de krachtens de art. 449 tot 459, WIB 92, strafrechtelijk beteugelde misdrijven in beginsel overtredingen zijn op de bepalingen van het WIB 92 of van het Strafwetboek, maar begaan met het oog op het ontduiken van de belasting, zal er noodzakelijkerwijs een samenhang bestaan tussen, eensdeels, het aanslagdossier en de eventuele geschilpunten waartoe de aanslag aanleiding kan geven en, anderdeels, het dossier van het gerechtelijk onderzoek tot bestraffing van de overtreding.

Nummer 462/3

Wanneer, bijvoorbeeld, enerzijds, aangifte bij het Parket werd gedaan inzake door de belastingplichtige ingeroepen bescheiden die door de administratie als vals werden beschouwd en wanneer, anderzijds, de aanslagen die na verwerping van deze geschriften door de taxatieambtenaar het voorwerp uitmaken van een bezwaarschrift bij de Gew.dir. of van een voorziening voor het Hof van beroep, moet vermeden worden dat de beslissing van de directeur of het arrest van het Hof van beroep, zetelend in fiscale zaken, deze betwiste documenten zou verwerpen wegens valsheid en dat het Parket of de Correctionele Rechtbank vervolgens zou oordelen dat de strafrechtelijke inbreuk niet bewezen is.

Gelet op de exclusief strafrechtelijke aard van deze inbreuk, moet die mogelijkheid normaliter worden opgelost overeenkomstig het gemeen recht volgens hetwelk, in zover de beslissing van de strafrechter de actie van de burgerlijke (of fiscale) rechter kan beïnvloeden, deze laatste de uitspraak van het vonnis moet uitstellen totdat de strafrechter uitspraak heeft gedaan, aangezien die beslissing kracht van gewijsde heeft en de burgerlijke (of fiscale) rechter zal binden.

Nummer 462/4

Daarom moet de directeur der belastingen bij wie een bezwaarschrift is ingediend waarvan de oplossing kan worden beïnvloed door een door de strafrechter te nemen beslissing, normaliter die beslissing afwachten alvorens zelf uitspraak te doen.

Het kan daarentegen voorkomen dat de inbreuk, die gelijktijdig aan de correctionele en de fiscale rechter werd onderworpen, eerder van fiscale aard is omdat enkel de fiscale wet de overtreding omschrijft en er de voorwaarden van aangeeft (zoals bijvoorbeeld, de afwezigheid van aangifte inzake IB).

B. VERJARING VAN DE STRAFVORDERING

1. De verjaring - Begrip

Nummer 462/5

Wanneer de aangifte van een misdrijf wordt overwogen, is het van belang aandacht te hebben voor de problematiek van de verjaring die de strafvordering uitdooft ingevolge een zeker tijdsverloop.

De verjaring van de strafvordering raakt de openbare orde en dient bijgevolg ambtshalve onderzocht te worden.

Art. 21 van de Voorafgaande titel, WSV bepaalt : De strafvordering verjaart door verloop van tien jaren, vijf jaren of zes maanden, te rekenen van de dag waarop het misdrijf is gepleegd, naargelang dit misdrijf een misdaad, een wanbedrijf of een overtreding is.

Aangezien de in het WIB 92, opgenomen misdrijven, wanbedrijven zijn, bedraagt de in aanmerking te nemen verjaringstermijn vijf jaren te rekenen vanaf de dag waarop het misdrijf is gepleegd.

2. Vertrekpunt van de verjaringstermijn

Nummer 462/6

Het vertrekpunt van de verjaringstermijn is "de dag waarop het misdrijf is gepleegd" en niet de dag waarop het misdrijf is ontdekt.

In ieder geval leiden de voorwaarden waaronder de misdrijven zijn gepleegd ertoe het volgende onderscheid te maken tussen de misdrijven :

- het aflopend misdrijf, dit is het misdrijf waarbij het constitutief element zich op een bepaald ogenblik voordoet;

- het voortdurend misdrijf, dit is het misdrijf waarbij een wederrechtelijke toestand door de steeds herhaalde wilsuitdrukking van de dader in stand wordt gehouden;

- het collectief misdrijf, dit is het misdrijf waarbij verscheidene strafbare feiten de herhaalde en voortgezette uitdrukking zijn van eenzelfde misdadig opzet, zodat ze uiteindelijk als één geheel te beschouwen zijn.

Het vertrekpunt van de verjaringstermijn voor al deze misdrijven is de volgende :

- voor het aflopend misdrijf, de dag waarop het misdrijf is gepleegd. Zo is, voor het misdrijf bestaande uit het gebrek aan aangifte, het vertrek punt van de verjaringstermijn, de dag waarop de aangifte had moeten ingediend zijn;

- voor het voortdurend misdrijf, de dag waarop de wederrechtelijke toestand een einde heeft genomen;

- voor het collectief misdrijf, de dag waarop het laatste strafbaar feit van de reeks zich heeft voorgedaan. Zo is, voor wat betreft de misdrijven bestaande in het gebruik van valse stukken met het oog op het begaan van een overtreding van de bepalingen van dit Wetboek en de ter uitvoering ervan genomen besluiten, het vertrekpunt van de verjaringstermijn de laatste daad van gebruik van het vals stuk.

Eens de verjaring loopt, kan zij worden gestuit of geschorst, waarbij het art. 462, WIB 92, een geval van schorsing voorziet.

3. Stuiting van de verjaring

Nummer 462/7

Art. 22 van de Voorafgaande titel, WSV bepaalt : de verjaring van de strafvordering wordt slechts gestuit door daden van onderzoek of van vervolging, verricht binnen de in het vorig artikel gestelde termijn. Met deze daden begint een nieuwe termijn van gelijke duur te lopen, zelfs ten aanzien van personen die daarbij niet betrokken zijn. De in die bepaling bedoelde daden van onderzoek of van vervolging zijn noodzakelijkerwijs daden gesteld door magistraten of daartoe bevoegde ambtenaren en omvatten geenszins de loutere aangifte van het misdrijf. Het is dus nodig die aangifte zo vlug mogelijk te doen opdat het Parket haar eigen actie voor de vervaldatum van de verjaring kan instellen. De aangifte moet dus zo vlug mogelijk na de ontdekking van het misdrijf worden gedaan; anderdeels is de aangifte overbodig wanneer blijkt dat de verjaringstermijn op het ogenblik van de ontdekking zonder twijfel verstreken is.

De verjaring kan herhaaldelijk worden gestuit, met dien verstande dat de aanvankelijke termijn slechts één maal kan worden verlengd, zodat de verjaringstermijn nooit meer kan zijn dan tien jaren (twee maal 5 jaren).

4. Schorsing van de verjaring van de strafvordering

Nummer 462/8

Art. 460, al. 2, WIB 92, wijkt af van voormelde algemene regel door te stellen dat, indien de strafrechter oordeelt dat de oplossing van het fiscale geschil de strafvordering kan beïnvloeden, hij mag beslissen om de uitspraak over de tenlasteleggingen of over één daarvan uit te stellen totdat het fiscale geschil is beëindigd door een in kracht van gewijsde gegane beslissing. Tijdens dat uitstel is de verjaring van de strafvordering opgeschort.

Nummer 462/9

De strafrechter oordeelt souverein of de oplossing van het fiscaal geschil door de fiscale rechter hem in staat kan stellen geldig te oordelen over de bij hem aanhangig gemaakte tenlasteleggingen. Wanneer hij van die mogelijkheid gebruik maakt, dient hij de uitspraak uit te stellen, en moet de directeur, nadat hij van dat besluit kennis heeft genomen, als eerste een beslissing treffen.

Nummer 462/10

De verjaring is geschorst wanneer een wettelijk beletsel de verjaringstermijn verhindert.

De schorsing doet geen nieuwe termijn lopen gelijkaardig aan het oorspronkelijk uitstel : ze doet enkel de oorspronkelijke verjaringstermijn verlengen met de tijdsduur van de schorsing.

De verjaring van de strafvordering is inzonderheid geschorst wanneer de strafrechter oordeelt dat de oplossing van het fiscaal geschil van aard kan zijn de beslissing over de strafvordering te beïnvloeden.