Artikel 73^4/11, KB/WIB 92

Art. 73^4/11, § 1, tweede en derde lid, is van toepassing vanaf aanslagjaar 2022 (art. 5, a en b, en 7, KB 07.06.2021 - B.S. 17.06.2021; Numac: 2021042174)

[Dit koninklijke besluit heeft de gedeeltelijke omzetting tot doel van richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12.07.2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (art. 1, KB 07.06.2021 - B.S. 17.06.2021; Numac: 2021042174)]


§ 1. In het geval de belastingplichtige deel uitmaakt van een groep van vennootschappen waartoe ten minste één in artikel 198/1, § 3, derde lid, tweede streepje, van hetzelfde Wetboek, bedoelde vennootschap of inrichting behoort wordt het bedrag van de in artikel 198/1, § 3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, bedoelde EBITDA van de belastingplichtige overeenkomstig de bepalingen van dit artikel aangepast.

De EBITDA wordt vermeerderd met de aan de in het eerste lid bedoelde vennootschappen of inrichtingen verschuldigde beroepskosten in de mate dat de belastingplichtige heeft aangetoond dat deze kosten bij de verkrijger ervan worden aangemerkt als inkomsten die in toepassing van het derde lid uit de EBITDA worden geneutraliseerd.

De EBITDA wordt verminderd met de van de in het eerste lid bedoelde vennootschappen of inrichtingen verkregen inkomsten, voor zover deze inkomsten in het resultaat van het belastbare tijdperk zijn begrepen (...).

Het derde lid is niet van toepassing:

- indien het in artikel 202 van hetzelfde Wetboek bedoelde inkomsten betreffen die overeenkomstig de artikelen 203 tot 205 van hetzelfde Wetboek, van de winst van het huidige of een volgend belastbaar tijdperk kunnen worden afgetrokken;

- indien het winst betreft die werd behaald in uitvoering van een langlopend openbaar infrastructuurproject, waarbij de uitvoerder van het project, de financieringskosten, de activa en de winst zich allemaal in de Europese Unie bevinden;

- op 85 % van de in artikelen 205/2 en 205/3 van hetzelfde Wetboek bedoelde inkomsten van het belastbare tijdperk die overeenkomstig artikel 205/1 van hetzelfde Wetboek, van de winst van het huidige of een volgend belastbaar tijdperk kunnen worden afgetrokken;

- op 80 % van de overeenkomstig artikel 543 van hetzelfde Wetboek bepaalde octrooi-inkomsten die in aanmerking worden genomen om van de winst van het belastbaar tijdperk te worden afgetrokken;

§ 2. In het geval het bedrag van de EBITDA van één van de in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde vennootschappen of inrichtingen negatief is, wordt dit negatieve bedrag over de belastingplichtige en de overige in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde vennootschappen en inrichtingen verdeeld in verhouding tot de grootte van het positieve EBITDA bedrag van de belastingplichtige en elk van deze vennootschappen en inrichtingen.

In het eerste lid bedoelde geval wordt de EBITDA van de belastingplichtige verminderd met het in het eerste lid bedoelde aan de belastingplichtige toegewezen bedrag, tot een bedrag dat niet lager kan zijn dan nul.

§ 3 De in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde vennootschappen en inrichtingen kunnen samen met de belastingplichtige overeenkomen om collectief te verzaken aan de berekening van de EBITDA, door een overeenkomst te sluiten die aan de voorwaarden van deze paragraaf voldoet. De EBITDA van de belastingplichtige en deze vennootschappen en inrichtingen wordt in dat geval geacht nul te bedragen.

Deze overeenkomst kan enkel worden gesloten indien:

- de belastingplichtige evenals alle in het eerste lid bedoelde vennootschappen en inrichtingen deelnemen aan de overeenkomst en als overeenkomstsluitende partijen van deze overeenkomst worden geïdentificeerd;

- de toepassingsperiode ervan wordt vastgesteld door de vermelding van het aanslagjaar of de aanslagjaren die verbonden zijn met de belastbare tijdperken waarop deze overeenkomst uitwerking heeft;

- ten minste één van de overeenkomstsluitende partijen deze overeenkomst toevoegt bij de aangifte die betrekking heeft op het aanslagjaar waarop deze overeenkomst uitwerking heeft.

De minister die bevoegd is voor Financiën of zijn gedelegeerde legt het model van de in deze paragraaf bedoelde overeenkomst vast.