Commentaar van art. 463, WIB 92

Art. 463, WIB 92

I. WETTEKST

463/0

II. ALGEMEEN

463/1

A. Horen als getuige

463/2-7

B. Sanctie

463/8

C. Fiscale ambtenaren ter beschikking gesteld van het Parket of het Arbeidsauditoraat

463/9

D. Ambtenaren ter beschikking gesteld van de Centrale Dienst voor de bestrijding van de georganiseerde economische en financiële delinquentie

463/10

I. WETTEKST

Nummer 463/0

Art. 463. - De ambtenaren van de Administratie der directe belastingen en van de Administratie van de bijzondere belastinginspectie mogen, op straffe van nietigheid van de akte van rechtspleging, slechts als getuige worden gehoord.

Het eerste lid is niet van toepassing op de krachtens artikel 71 van de wet van 28 december 1992 bij het parket gedetacheerde ambtenaren van die administraties.

Het eerste lid is evenmin van toepassing op de ambtenaren van die administraties die, krachtens artikel 31 van de wet van 30 maart 1994 tot uitvoering van het globaal plan op het stuk van de fiscaliteit, ter beschikking zijn gesteld van de Centrale Dienst voor de bestrijding van de georganiseerde economische en financiële delinquentie.

II. ALGEMEEN

Nummer 463/1

Voor 1.2.1987, datum van inwerkingtreding van art. 63, W 4.8.1986 (BS 20.8.1986) kwam het vaak voor dat de ambtenaren van de fiscus deelnamen aan gerechtelijke onderzoekingen in het kader van de strafrechtelijke beteugeling van de fiscale fraude.

Hun tussenkomst als deskundige (d.w.z. als persoon die wegens zijn kunde of beroep bekwaam wordt geacht om de aard en de omstandigheden van de misdaad te beoordelen - zie art. 43, WSV) werd door de rechtspraak aangenomen, voor zover de onderzoeksdaden zelf door de onderzoeksrechter of door de door hun gedelegeerde officieren van de gerechtelijke politie werden verricht (Cass., 27.3.1985, Pas., 1985, I, 947).

Met ingang van 1.2.1987 mogen deze ambtenaren nog slechts als getuige worden gehoord, op straffe van nietigheid van de akte van rechtspleging waaraan zij meegewerkt zouden hebben zonder binnen de perken van de getuigenis te blijven.

Nochtans is deze bepaling niet van toepassing op de krachtens art. 71, W 28.12.1992 bij het parket gedetacheerde ambtenaren van die administraties.

Ze is evenmin van toepassing op de ambtenaren van die administraties die, krachtens art. 31, W 30.3.1994 tot uitvoering van het globaal plan op het stuk van de fiscaliteit, ter beschikking zijn gesteld van de Centrale Dienst voor de bestrijding van de georganiseerde economische en financiële delinquentie.

A. HOREN ALS GETUIGE

Nummer 463/2

In de loop van een gerechtelijke procedure ter beteugeling van de fiscale fraude moet de rol van de fiscale ambtenaar zich beperken tot die van getuige, d.w.z. dat die ambtenaar slechts inlichtingen mag verstrekken met betrekking tot feiten die hij persoonlijk vastgesteld heeft.

Zijn getuigenis kan in elk stadium van de procedure gevorderd worden.

Zij mag slaan op alle feiten met betrekking tot de inbreuk zomede op alle feiten die eraan voorafgaan of erop volgen; zij mag eveneens slaan op feiten die slechts een onrechtstreeks verband hebben met de inbreuk maar die nuttig zijn om er bepaalde aanwijzingen uit te trekken; hij mag eveneens betrekking hebben op de persoon zelf van de verdachte.

Nummer 463/3

Art. 463 sluit de fiscale ambtenaren uit van elke deelneming, aan de zijde van de Procureur des Konings of van de onderzoeksrechter, bij het opsporen van bewijselementen betreffende de aan de verdachte verweten inbreuken.

Het is hen dus formeel verboden actief deel te nemen aan afstappingen ter plaatse, huiszoekingen of ondervragingen, geleid door de onderzoeksrechter of door de officieren van de gerechtelijke politie. Hetzelfde geldt inzake bijstand aan de Rijkswacht en aan het Hoog Comité van Toezicht.

Nummer 463/4

Zij mogen evenmin de opdracht van deskundige als bedoeld in art. 43, WSV vervullen, want het deskundigenverslag verschilt van de getuigenis doordat het aan de opsteller ervan toelaat niet alleen de feiten weer te geven die hij heeft kunnen vaststellen, maar ook een persoonlijk advies te verstrekken dat gesteund is op bijzondere technische kennis.

Nummer 463/5

Wanneer zij als getuige worden gehoord, mogen de ambtenaren van de fiscus slechts antwoorden op nauwkeurige vragen.

In die omstandigheden zijn zij gerechtigd om :

- aan te duiden of een aan hen voorgelegd stuk invloed heeft op de fiscale toestand van de belastingplichtige;

- bijzonderheden te verstrekken over de omvang van de ontdoken belastingen ten gevolge van de ter sprake gebrachte fraude;

- theoretische uitleg te geven omtrent een fraudemechanisme.

Nummer 463/6

Aangezien niets de onderzoeksrechter verhindert een confrontatie te organiseren tussen een beschuldigde en een getuige, mag een dergelijke confrontatie met een fiscale ambtenaar georganiseerd worden.

Deze laatste moet echter binnen zijn rol van getuige blijven, hetgeen veronderstelt dat hij ondervraagd wordt en niet dat hij ondervraagt en dat hij dus niet deelneemt aan de leiding van het verhoor. Daarenboven mag de confrontatie in geen geval een bestendig karakter hebben.

Nummer 463/7

De getuigenis moet in beginsel onder eed geschieden, d.w.z. onder de plechtige verbintenis de waarheid te zeggen en niets dan de waarheid. Het betreft hier een substantiële formaliteit waarvan de niet-naleving de nietigheid van de procedure tot gevolg heeft.

Deze formaliteit is echter niet van toepassing op alle verklaringen zonder onderscheid. Over 't algemeen zijn aangiften bij de politie of de rijkswacht niet aan de formaliteit van de eed onderworpen. Buiten de rechten ten gronde doen alleen de onderzoeksrechters en de ermede gelijkgestelde magistraten, nl. de onderzoekende raadsheer, de voorzitter van het Assisenhof en de magistraat, die aangewezen is om de getuigenverklaring af te nemen, de eed afleggen.

B. SANCTIE

Nummer 463/8

De procesakte waaraan de ambtenaar van de fiscus onwettig heeft deelgenomen is nietig, evenals elke onderzoeksmaatregel die het gevolg is van de aldus vernietigde akte.

C. FISCALE AMBTENAREN TER BESCHIKKING GESTELD VAN HET PARKET OF HET ARBEIDSAUDITORAAT

Nummer 463/9

Om het Parket en de auditoraten beter te wapenen tegen de strijd tegen de fiscale fraude, voorziet art. 71, W 28.12.1992 dat "ambtenaren van de fiscale besturen ter beschikking worden gesteld van de Procureur des Konings of de Arbeidsauditeur door de Minister van Financiën met het doel deze magistraten te helpen in de uitoefening van hun functies".

De modaliteiten van deze terbeschikkingstelling werden bepaald door het KB 17.6.1994 (BS 14.7.1994). Deze terbeschikkingstelling van ambtenaren heeft een looptijd van zes jaren, die op eensluidend advies van de betrokken Procureur Generaal hernieuwbaar zijn voor periodes van maximaal twee jaar.

De periode van 6 jaar wordt opgedeeld in drie periodes van twee jaar. Aan het einde van elke periode wordt de terbeschikkingstelling stilzwijgend verlengd, behalve bij opzegging, ten laatste drie maanden vóór het aflopen van elke periode van twee jaar, door de ambtenaar of de Procureur Generaal.

De gedetacheerde ambtenaren staan direct onder het hiërarchisch gezag van het parket. Zij kunnen geen zaken behandelen waarvan zij kennis hadden vóór hun detachering.

Om de scheiding der machten volledig te waarborgen, kunnen deze ambtenaren, bij hun terugkeer in hun oorspronkelijke administratie, op generlei wijze deelnemen aan de fiscale behandeling van dossiers of standpunt innemen aangaande elementen, waarvan zij hadden kunnen kennis nemen gedurende hun detachering.

Zij kunnen dus niet tussenkomen, ongeacht of deze tussenkomst voor- of nadelig is voor de belastingplichtige.

Dit verbod geldt :

- in de fase van onderzoek;

- in de fase van vestiging van de belasting;

- in de fase van inning;

- in de fase van geschil, ongeacht of dit de taxatie of de inning betreft.

Uitgezonderd in geval van twijfel, kan de ambtenaar in principe tussenkomen, zowel in het stadium van de vestiging, als bij de inning van de belasting, met betrekking tot de belastbare periodes volgend op het einde van zijn detachering, wanneer geen enkel element dat hij heeft gekend of had kunnen kennen kan worden gebruikt.

Het feit dat de ambtenaren zijn of waren gedetacheerd bij een parket of een auditoraat, is geen aantasting van de mogelijkheid van de administratie om gegevens te gebruiken, die werden geput uit een gerechtsdossier waarin deze gedetacheerde ambtenaren tussenkomen of zijn tussengekomen, na machtiging te hebben gekregen van de Procureur Generaal of de Auditeur Generaal op basis van art. 327, § 4, WIB 92 en eventueel op grond van art. 2, WGB.

D. AMBTENAREN TER BESCHIKKING GESTELD VAN DE CENTRALE DIENST VOOR DE BESTRIJDING VAN DE GEORGANISEERDE ECONOMISCHE EN FINANCIELE DELINQUENTIE

Nummer 463/10

Het bepaalde in art. 463, 1e lid, WIB 92, luidens hetwelk de ambtenaren van de Administratie der directe belastingen en van de Administratie van de BBI, op straffe van nietigheid van de akte van rechtspleging slechts als getuige mogen worden gehoord, is evenmin van toepassing op de ambtenaren van die administraties die, krachtens art. 31 W 30.03.1994 tot uitvoering van het globaal plan op het stuk van de fiscaliteit, ter beschikking zijn gesteld van de Centrale Dienst voor de bestrijding van de georganiseerde economische en financiële delinquentie.