Commentaar van art. 422, WIB 92

Afdeling II - Voorrecht van de Schatkist

Art. 422, WIB 92

I. WETTEKST

422/0

II. AARD VAN HET VOORRECHT VAN DE SCHATKIST

422/1

III. AARD VAN DE BEZWAARDE INKOMSTEN EN ROERENDE GOEDEREN

422/2

IV. DOOR HET VOORRECHT GEDEKTE VORDERINGEN

422/3-5

A. Principe

422/3

B. Kosten

422/4

C. Aanvullende gemeentebelasting op de PB

422/5

V. SCHULDVORDERINGEN WAARVOOR DE SCHATKIST GEEN VOORRECHT HEEFT

422/6-7

A. Belastingverhogingen en boeten

422/6

B. Belastingschulden in te vorderen krachtens internationale overeenkomsten

422/7

VI. GOEDEREN DIE MET HET VOORRECHT VAN DE SCHATKIST ZIJN BEZWAARD

422/8-9

A. Goederen van de belastingschuldige, van de echtgenoot of van de kinderen

422/8

B. Bijzonderheden aangaande de vennootschappen en verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid op fiscaalrechterlijk vlak

422/9

VII. HOOFDELIJKE MEDESCHULDENAARS, DADERS OF MEDEPLICHTIGEN VAN MISDRIJVEN DIE ZIJN BEGAAN MET HET OOG OP HET ONTDUIKEN VAN BELASTINGEN

422/10

VIII. TENIETGAAN VAN HET VOORRECHT

422/11

I. WETTEKST

Nummer 422/0

Art. 422. - Voor de invordering van de directe belastingen in hoofdsom en opcentiemen, van de interesten en van de kosten, heeft de Openbare Schatkist een algemeen voorrecht op de inkomsten en op de roerende goederen van alle aard van de belastingschuldige, met uitzondering van de schepen en vaartuigen.

Het voorrecht bezwaart insgelijks de inkomsten en de roerende goederen van de echtgenoot en van de kinderen van de belastingschuldige in de mate dat de invordering van de aanslagen kan worden vervolgd op de bewuste inkomsten en goederen.

II. AARD VAN HET VOORRECHT VAN DE SCHATKIST

Nummer 422/1

Het voorrecht is algemeen, d.w.z. dat het in beginsel slaat op alle inkomsten en roerende goederen, in tegenstelling met sommige bijzondere voorrechten, die slechts op bepaalde voorwerpen slaan en waarvoor de overige goederen volstrekt niet in aanmerking komen.

III. AARD VAN DE BEZWAARDE INKOMSTEN EN ROERENDE GOEDEREN

Nummer 422/2

Het voorrecht slaat op de inkomsten en de roerende goederen van alle aard, met uitzondering van de schepen en vaartuigen. Rekening houdende met deze beperking, zijn bijgevolg aan het voorrecht onderworpen : alle lichamelijke en onlichamelijke goederen, met inbegrip van baar geld, edelgesteenten, schuldvorderingen, tegoeden, boeken, medailles, wetenschappelijke toestellen, enz., maar met uitsluiting van de roerende voorwerpen die krachtens de art. 524 en 525, BW onroerend geworden zijn door bestemming.

IV. DOOR HET VOORRECHT GEDEKTE VORDERINGEN

A. PRINCIPE

Nummer 422/3

Het voorrecht geldt voor de invordering van de directe belastingen, in hoofdsom en opcentiemen, de interesten en de kosten. Luidens art. 2, WGB geldt het voorrecht eveneens inzake de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen : de belasting op de spelen en de weddenschappen, de verkeersbelasting op de autovoertuigen, enz.

B. KOSTEN

Nummer 422/4

Onder kosten moet worden verstaan alle kosten die ten laste van de belastingschuldige vallen en die zijn gemaakt met het oog op de invordering van de verschuldigde aanslagen.

C. AANVULLENDE GEMEENTEBELASTING OP DE PB

Nummer 422/5

De Schatkist geniet hetzelfde voorrecht voor de invordering van de aanvullende gemeentebelasting op de PB en de op deze belasting betrekking hebbende interesten en kosten (art. 469, 3e lid, WIB 92).

V. SCHULDVORDERINGEN WAARVOOR DE SCHATKIST GEEN VOORRECHT HEEFT

A. BELASTINGVERHOGINGEN EN BOETEN

Nummer 422/6

De wetgever heeft de boeten niet vermeld tussen de vorderingen waarvoor het voorrecht kan worden ingeroepen. Ze kunnen derhalve niet als bevoorrecht worden aangezien.

In dit opzicht moeten de belastingverhogingen die worden toegepast als sanctie, ook als fiscale boeten worden beschouwd, zodat ook hierop het voorrecht niet slaat (Cass., 12.3.1936, Mr. Karelsen, Curator van het faillissement van de "Société belgo-luxembourgeoise pour l'industrie du meuble", Pas., 1936, I, 192).

B. BELASTINGSCHULDEN IN TE VORDEREN KRACHTENS INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

Nummer 422/7

De internationale overeenkomsten die onderlinge bijstand regelen voor de invordering, bevatten meestal een clausule luidens dewelke de fiscale schuldvorderingen van de verzoekende Staat niet als bevoorrechte schuldvorderingen in de verzochte Staat worden beschouwd.

VI. GOEDEREN DIE MET HET VOORRECHT VAN DE SCHATKIST ZIJN BEZWAARD

A. GOEDEREN VAN DE BELASTINGSCHULDIGE, VAN DE ECHTGENOOT OF VAN DE KINDEREN

Nummer 422/8

Het voorrecht bezwaart niet alleen de inkomsten en roerende goederen (schepen en vaartuigen uitgezonderd) van de belastingschuldige, maar ook die van zijn echtgenoot en van zijn kinderen, in de mate dat de invordering van de aanslagen op hun inkomsten en goederen kan worden vervolgd in toepassing van de bepalingen van het gemeen recht en/of, naar gelang het betrokken aj., van de art. 294 en 295, WIB of van de art. 393 en 394, WIB 92.

Wanneer de invordering van de OV bij toepassing van art. 396, WIB 92 lastens de vrouw wordt vervolgd - dit na tussenkomst van de man of op initiatief van de Ontv. en na toezending aan de vrouw van een nieuw exemplaar van het aanslagbiljet - wordt de vrouw in de plaats van de man de enige belastingschuldige van de voorheffing. In dit geval worden, vanaf de toezending van het nieuwe exemplaar van het aanslagbiljet, alleen de goederen van de vrouw met het voorrecht van de Schatkist bezwaard voor de invordering van de OV in kwestie.

B. BIJZONDERHEDEN AANGAANDE DE VENNOOTSCHAPPEN EN VERENIGINGEN ZONDER RECHTSPERSOONLIJKHEID OP FISCAALRECHTERLIJK VLAK

Nummer 422/9

Het feit dat bij toepassing van art. 399, WIB 92 de belastingen gevestigd in hoofde van de vennoten of leden van vennootschappen of verenigingen, die zoals bepaalde landbouwvennootschappen een rechtspersoonlijkheid bezitten op gemeenrechterlijk vlak maar niet op fiscaalrechterlijk vlak (zie commentaar op art. 399, WIB 92), kunnen worden verhaald op de goederen van die vennootschappen of verenigingen, verleent de Schatkist geen voorrecht op deze goederen.

Daarentegen is het aandeel in de onverdeelde goederen dat toebehoort aan de leden van de burgerlijke vennootschappen die niet zijn opgericht in één der vormen van de handelsvennootschappen en aan de leden van verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid (zie commentaar op art. 399, WIB 92) onderhevig aan het voorrecht van de Schatkist voor de invordering van de door die leden verschuldigde belastingen.

VII. HOOFDELIJKE MEDESCHULDENAARS, DADERS OF MEDEPLICHTIGEN VAN MISDRIJVEN DIE ZIJN BEGAAN MET HET OOG OP HET ONTDUIKEN VAN BELASTINGEN

Nummer 422/10

Art. 422, WIB 92 geeft een beperkte opsomming van de personen op wier inkomsten en roerende goederen de Schatkist een voorrecht heeft. De Staat beschikt over geen voorrecht op de goederen van de medeplichtigen van bepaalde misdrijven die krachtens art. 458, WIB 92 hoofdelijk gehouden zijn tot betaling van de ontdoken belasting.

VIII. TENIETGAAN VAN HET VOORRECHT

Nummer 422/11

Vermits het voorrecht van de Schatkist geen volgrecht insluit gaat het teniet zodra de goederen, die er het onderpand van vormen, uit het patrimonium van de belastingschuldige (of uit dat van zijn echtgenoot of van zijn kinderen) verdwijnen.

Zulks impliceert dat :

1° bij overlijden van de belastingschuldige (of van diegene op wiens goederen de invordering van de belasting kan worden vervolgd krachtens, naar gelang het betrokken aj., art. 294, WIB of art. 394, WIB 92 is mede op grond van de art. 1414 en 1440, BW) de Ontv. slechts het voorrecht van de Schatkist kan laten gelden, of het vrijwaren, zolang de goederen van de overledene, welke het onderpand van het voorrecht vormen, nog in onverdeeldheid aanwezig zijn en dus niet vermengd zijn met de onderscheiden vermogens van de aanvaardende erfgenamen;

2° bij verkoop van de goederen, die het onderpand van het voorrecht vormen, dit voorrecht op de bekomen verkoopprijs moet worden uitgeoefend. Hiertoe is evenwel vereist :

- dat het voorrecht nog bestaat (zie art. 423 en 424, WIB 92);

- dat de prijs gemakkelijk te identificeren is. Dit veronderstelt dat de prijs zich nog in handen van een derde bevindt, op een bijzondere rekening is gestort of op enige andere wijze van de overige geldmiddelen van de schuldenaar van de belasting kan worden onderscheiden;

3° bij afstand in ruil of bij schenking van het onderpand het voorrecht tenietgaat.