Parlementaire vraag nr. 730 van de heer Dalem van 29.03.1994
VRAAG 94/730
Vraag nr. 730 van de heer Dalem dd. 29.03.1994
Bull. nr. 741, pag. 2086
Provisie voor vakantiegeld
Sedert talrijke jaren laat de administratie voor de bepaling van het netto belastbaar resultaat de aanrekening als kosten toe van een provisie voor vakantiegeld, waarvan zij overigens zelf ieder jaar het bedrag bepaalt zowel voor de bedienden als voor de arbeiders.
Nu voegt de administratie daaraan toe dat "met het vakantiegeld zelf, de eindejaarspremie, de dertiende maand en andere gelijkaardige vergoedingen echter geen rekening wordt gehouden voor de berekening van het bedrag van de aftrek van het vakantiegeld dat nog niet werd vereffend".
"Hetzelfde geldt voor lonen en bezoldigingen van werknemers die in de loop van het jaar het bedrijf verlaten hebben".
Het is normaal dat het vakantiegeld zelf evenals de bezoldigingen van werknemers die het bedrijf verlaten hebben, niet in aanmerking worden genomen, maar het is verbazingwekkend dat geen rekening wordt gehouden met de eindejaarspremie, de dertiende maand en de andere gelijkaardige vergoedingen.
Het vakantiegeld dat het volgende jaar zal moeten worden uitbetaald zal immers verschuldigd zijn op die bedragen.
Men kan zich eveneens afvragen of, met betrekking tot de arbeiders voor wie het vakantiegeld wordt verzekerd door een bijdrage die het volgende jaar moet betaald worden, er een bijzondere reden is om daar geen rekening mee te houden voor de personeelsleden die het bedrijf verlaten hebben.
Kan de geacht minister mij de reden voor deze anomalie geven ?
ANTWOORD
In tegenstelling tot wat het geachte lid schijnt te geloven, is de uitsluiting van bepaalde vergoedingen uit de berekeningsgrondslag van de voorziening voor vakantiegeld, zoals de dertiende maand, de eindejaarspremie, enz., niet nieuw.
De circulaire van 29 december 1993, nr. Ci.RH.243/349.099 (Bulletin der belastingen, nr. 735, blz. 333) actualiseert, met betrekking tot de inkomsten van het jaar 1993, de richtlijnen die sedert geruime tijd in de nrs. 22/52 en volgende van de Administratieve Commentaar op het Wetboek van de inkomstenbelastingen zijn opgenomen.
Die richtlijnen, die inzonderheid steunen op het arrest van het Hof van Cassatie van 22 september 1980 in zake Wels, verduidelijken immers dat de vergoedingen in kwestie niet kunnen gerangschikt worden onder de vaste of veranderlijke bezoldigingen die overeenkomstig de artikelen 38 en 39 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders als grondslag dienen voor de berekening van het gewoon vakantiegeld.
Omtrent de in fine van de vraag aangehaalde problematiek betreffende de werklieden en leerlingen die de onderneming in de loop van het jaar verlaten hebben, is thans evenwel een onderzoek aan de gang waarvan de resultaten op de gebruikelijke wijze zullen worden bekend gemaakt.
Vraag nr. 730 van de heer Dalem dd. 29.03.1994
Bull. nr. 741, pag. 2086
Provisie voor vakantiegeld
Sedert talrijke jaren laat de administratie voor de bepaling van het netto belastbaar resultaat de aanrekening als kosten toe van een provisie voor vakantiegeld, waarvan zij overigens zelf ieder jaar het bedrag bepaalt zowel voor de bedienden als voor de arbeiders.
Nu voegt de administratie daaraan toe dat "met het vakantiegeld zelf, de eindejaarspremie, de dertiende maand en andere gelijkaardige vergoedingen echter geen rekening wordt gehouden voor de berekening van het bedrag van de aftrek van het vakantiegeld dat nog niet werd vereffend".
"Hetzelfde geldt voor lonen en bezoldigingen van werknemers die in de loop van het jaar het bedrijf verlaten hebben".
Het is normaal dat het vakantiegeld zelf evenals de bezoldigingen van werknemers die het bedrijf verlaten hebben, niet in aanmerking worden genomen, maar het is verbazingwekkend dat geen rekening wordt gehouden met de eindejaarspremie, de dertiende maand en de andere gelijkaardige vergoedingen.
Het vakantiegeld dat het volgende jaar zal moeten worden uitbetaald zal immers verschuldigd zijn op die bedragen.
Men kan zich eveneens afvragen of, met betrekking tot de arbeiders voor wie het vakantiegeld wordt verzekerd door een bijdrage die het volgende jaar moet betaald worden, er een bijzondere reden is om daar geen rekening mee te houden voor de personeelsleden die het bedrijf verlaten hebben.
Kan de geacht minister mij de reden voor deze anomalie geven ?
ANTWOORD
In tegenstelling tot wat het geachte lid schijnt te geloven, is de uitsluiting van bepaalde vergoedingen uit de berekeningsgrondslag van de voorziening voor vakantiegeld, zoals de dertiende maand, de eindejaarspremie, enz., niet nieuw.
De circulaire van 29 december 1993, nr. Ci.RH.243/349.099 (Bulletin der belastingen, nr. 735, blz. 333) actualiseert, met betrekking tot de inkomsten van het jaar 1993, de richtlijnen die sedert geruime tijd in de nrs. 22/52 en volgende van de Administratieve Commentaar op het Wetboek van de inkomstenbelastingen zijn opgenomen.
Die richtlijnen, die inzonderheid steunen op het arrest van het Hof van Cassatie van 22 september 1980 in zake Wels, verduidelijken immers dat de vergoedingen in kwestie niet kunnen gerangschikt worden onder de vaste of veranderlijke bezoldigingen die overeenkomstig de artikelen 38 en 39 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders als grondslag dienen voor de berekening van het gewoon vakantiegeld.
Omtrent de in fine van de vraag aangehaalde problematiek betreffende de werklieden en leerlingen die de onderneming in de loop van het jaar verlaten hebben, is thans evenwel een onderzoek aan de gang waarvan de resultaten op de gebruikelijke wijze zullen worden bekend gemaakt.