Commentaar van art. 458, WIB 92
Art. 458, WIB 92
458/0 | |
458/1-15 | |
458/1-3 | |
458/1 | |
458/2 | |
458/3 | |
458/4-12 | |
1. Voorwaarden voor de invordering ten laste van daders, mededaders en medeplichtigen | 458/4 |
2. Belasting (in hoofdsom) die kan worden ingevorderd ten laste van daders en medeplichtigen | 458/5 |
458/6 | |
458/7 | |
458/8 | |
458/9 | |
458/10 | |
458/11 | |
458/12 | |
458/13-15 | |
458/13 | |
458/14 | |
458/15 |
Nummer 458/0
Art. 458. - Personen die als daders of als medeplichtigen van misdrijven bedoeld in de artikelen 449 tot 452 werden veroordeeld, zijn hoofdelijk gehouden tot betaling van de ontdoken belasting.
De natuurlijke personen of de rechtspersonen zijn burgerlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de geldboeten en kosten die het gevolg zijn van de veroordelingen welke krachtens de artikelen 449 tot 456 tegen hun gemachtigden of bestuurders, zaakvoerders of vereffenaars zijn uitgesproken.
A. HOOFDELIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DADERS EN MEDEPLICHTIGEN VAN SOMMIGE MISDRIJVEN (art. 458, 1e lid)
Nummer 458/1
Art. 458, 1e lid, WIB 92, bepaalt dat de daders en de medeplichtigen van de misdrijven bedoeld in de art. 449 tot 452 hoofdelijk gehouden zijn tot betaling van de ingevolge die misdrijven ontdoken belasting, en zulks ongeacht de persoon van de belastingplichtige op wiens naam die belasting is gevestigd.
Die hoofdelijke aansprakelijkheid is niet op alle in het WIB 92 beoogde misdrijven van toepassing, doch slechts op de gevallen die vermeld zijn in art. 449 (iedere overtreding van de bepalingen van het WIB 92), art. 450 (valsheid in geschriften, gebruik van valse stukken, vals getuigschrift), art. 451 (valse getuigenis, valse verklaring, verleiding van getuige) en art. 452 (niet-verschijning en weigering om te getuigen in een onderzoek).
Daaraan moet worden toegevoegd dat, benevens die hoofdelijke aansprakelijkheid voor de betaling van de ontdoken belasting, de daders en medeplichtigen ook hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de kosten en wel krachtens en binnen de voorwaarden van art. 50 van het Eerste Boek van het Strafwetboek, waarvan door de fiscale wet niet wordt afgeweken.
2. De hoofdelijke aansprakelijkheid
Nummer 458/2
De hoofdelijke aansprakelijkheid heeft tot doel de schuldsplitsing - waartoe normaal wordt overgegaan als er meerdere schuldenaars zijn - tegen te gaan en iedere schuldenaar te verbinden voor het geheel (art. 1200, BW), de schuldeiser de risico's van de insolvabiliteit van één van de schuldenaars te besparen en zijn vervolgingen te vergemakkelijken.
In dit geval gaat het om een van rechtswege bestaande hoofdelijke aansprakelijkheid, d.w.z. dat ze voortspruit uit een bepaling van de wet zelf (art. 1202, 2e lid, BW). Zij is het gevolg dat door de wet wordt gehecht aan een veroordeling als dader, mededader of medeplichtige aan sommige misdrijven.
3. Principes die de hoofdelijke aansprakelijkheid beheersen
Nummer 458/3
De principes die de hoofdelijke aansprakelijkheid in het gemeen recht beheersen zijn ter zake toepasselijk. Zij kunnen als volgt worden samengevat :
- eenheid van verbintenis : er is maar één schuld en iedere schuldenaar is verbonden voor het geheel;
- meerdere schuldenaars en dus meerdere verbintenissen : iedere schuldenaar is individueel gebonden tegenover de schuldeisers;
- vertegenwoordiging van de schuldenaars onder elkaar : volgens de rechtsleer worden de hoofdelijke schuldenaars geachte elkaar volmacht te hebben gegeven, zodat de handelingen tegen één van hen gevolgen hebben tegenover de anderen en zodat ze rechtstreeks kunnen worden vervolgd krachtens een uitvoerbare titel ten name van één van hen (hier, het kohier);
- sommige excepties (verdedigingsmiddelen) zijn gemeenschappelijk voor alle schuldenaars (inzonderheid die welke voortvloeien uit de aard van de verbintenis), terwijl andere eigen zijn aan de persoon van een schuldenaar (art. 1208, BW).
1. Voorwaarden voor de invordering ten laste van daders, mededaders en medeplichtigen
Nummer 458/4
De Ontv. kan iedereen die als mededader van of medeplichtige aan één van de misdrijven bedoeld in de art. 449 tot 452, WIB 92, is veroordeeld door een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest als hoofdelijk medeschuldenaar van de belasting vervolgen.
Hoewel van elk der hoofdelijke schuldenaars principieel de totaliteit van de ontdoken belasting (zie evenwel 458/5 en 6) kan worden gevorderd zonder dat deze de schuldsplitsing kan doen gelden, spreekt het vanzelf dat alle mogelijkheden tot invordering van de totaliteit van de ingekohierde belasting ten laste van de belastingplichtige zelf, zijn echtgenoot of zijn vertegenwoordigers moeten worden aangewend, alvorens één of meer hoofdelijke schuldenaars aan te spreken.
Hierop bestaat echter een uitzondering wanneer de rechten van de Schatkist in gevaar zijn. In dat geval mag de Ontv. bewarende maatregelen treffen of zelfs uitvoerende maatregelen aanvatten tegen één van de daders of medeplichtigen van het misdrijf - anderen dus dan de belastingplichtige - en zelfs, indien nodig, gelijktijdig tegen verscheidene onder hen.
2. Belasting (in hoofdsom) die kan worden ingevorderd ten laste van de daders en medeplichtigen
Nummer 458/5
De Ontv. kan van één van de hoofdelijke medeschuldenaars slechts de betaling eisen die werd ontdoken door het misdrijf waarvoor die edeschuldenaar is veroordeeld als dader, mededader of medeplichtige, zodat het mogelijk is dat niet de totaliteit, maar slechts een deel van de aanslag daarbij betrokken is.
Soms bepaalt de strafrechter het bedrag van de ontdoken belastingen.
Als dat niet gebeurd is en er daaromtrent twijfel bestaat, moet de taxatiedienst het deel van de belasting bepalen dat is ontdoken door het misdrijf waarvoor die persoon als dader, mededader of medeplichtige is veroordeeld en dat deel aan de Ontv. mededelen. De eventuele door de vervolgde schuldenaar opgeworpen betwistingen vallen onder de bevoegdheid van de burgerlijke rechtbank (Brussel, 22.10.1969, TOCK Lea en BARTH Henri, Cass., 2.9.1971, Bull. 496, p. 775).
Nummer 458/6
De hoofdelijke aansprakelijkheid van daders en medeplichtigen geldt slechts voor het bedrag van de "ontdoken belastingen".
De door de fiscale wet zonder andere precisering gebruikte uitdrukking "belasting" (of "rechten") omvat niet de verhogingen (zie bv. art. 398, 422, 425, WIB 92) die essentieel verschillen van de belasting (Cass. 12.3.1936, Soc. belgo-luxembourgeoise pour l'industrie du meuble, Pas. 1936, I, 192; advies van de Advokaat-generaal GANSHOF VAN DER MEERSCH voorafgaand aan Cass. 7.2.1950, BOSERET, Pas. 1950, 1, 131).
Het zou trouwens niet logisch zijn de daders en medeplichtigen niet alleen de belasting die werd ontdoken door hun gemeenschappelijk misdrijf te laten dragen maar ook een administratieve sanctie, die aan de belastingplichtige persoonlijk is opgelegd voor een inbreuk op de fiscale wet (geen aangifte, onvolledige of onjuiste aangifte); die inbreuk kan immers verschillen van het misdrijf hoewel beide dikwijls uit hetzelfde opzet voortkomen.
Nummer 458/7
De interesten lopen vanaf hun aanvang ten aanzien van alle hoofdelijke schuldenaars (art. 1207, BW).
Alle hoofdelijke schuldenaars vinden evenwel baat bij de vrijstelling van NI die de belastingplichtige eventueel geniet ingevolge een vroegere aanneming in ontlasting of een beslissing tot vrijstelling waarvan alle voorwaarden zijn nageleefd. De vrijstelling kan immers worden gelijkgesteld met een kwijtschelding van schuld (zie art. 1285, 1e lid, BW).
Nummer 458/8
Een hoofdelijke schuldenaar kan zich niet beroepen op het uitstel dat aan de belastingplichtige of aan een andere medeschuldenaar is verleend. Het gaat hier immers om een zuiver persoonlijke exceptie in de zin van art. 1208, 2e lid, BW.
Nummer 458/9
Het kohier is de titel die als basis dient voor de vervolgingen (zie 458/3).
De vervolgingen tegen diegene der veroordeelden - andere dan de belastingplichtige - die de Ontv. wil vervolgen kunnen worden aangevat zodra het vonnis of het arrest in kracht van gewijsde is gegaan.
Een voorafgaande betekening van het vonnis of het arrest is niet nodig, het is voldoende in de vervolgingsakten de wettelijke bepaling die de hoofdelijkheid vastlegt aan te voeren en het vonnis of het arrest erin te vermelden.
De kosten die de Ontv. heeft moeten maken bij de vervolging van de ene of de andere hoofdelijke schuldenaar kunnen slechts op hem worden verhaald.
Nummer 458/10
De verjaring van de schuld, zoals de andere oorzaken van het uitdoven van die schuld (bv. ontheffing of betaling), is een gemeenschappelijke exceptie waarop alle hoofdelijke schuldenaar zich kunnen beroepen (gevolg van het beginsel uiteengezet onder 458/3 : eenheid van schuld).
De stuiting van de verjaring ten aanzien van de belastingplichtige of van enige medeschuldenaar heeft gevolgen voor allen (art. 1206 en 2249, BW; gevolg van het Sub. 458/3, uiteengezette principe).
De aandacht wordt er evenwel op gevestigd, dat de stuiting ten aanzien van een erfgenaam van een hoofdelijke schuldenaar (de belastingplichtige daarin begrepen) niet dezelfde gevolgen heeft (zie art. 2249, 2e en 4e lid, BW); de hoofdelijkheid doet immers geen afbreuk aan de verdeling van de schuld onder de erfgenamen van de hoofdelijke schuldenaar.
Nummer 458/11
Wanneer strafrechtelijke vervolgingen zijn ingesteld, die de hoofdelijkheid ten aanzien van een aanslag met zich mee kunnen brengen, en zelfs in de veronderstelling dat iedere latere invorderingsmogelijkheid bij de belastingplichtige uitgesloten is (bv. vereffende vennootschap, faillissement afgesloten bij gebrek aan activa, enz. ...), mag het deel van die aanslag dat voor invordering ten name van daders en medeplichtigen in aanmerking kan komen, in geen geval in ontlasting worden aangenomen.
De aanneming in ontlasting kan enkel worden toegestaan :
- als de strafrechtelijke vervolgingen zijn opgeheven (seponeren van de zaak, ontslag van rechtsvervolging) of als zij niet uitmonden in een veroordeling (vrijspraak van alle beschuldigden);
- of als de insolvabiliteit van alle daders en medeplichtigen is vastgesteld.
De Gew.dir. moeten dus zeer omzichtig zijn wanneer zij een beslissing moeten nemen over aanvragen tot ontlasting voor aanslagen van natuurlijke of rechtspersonen die betrokken zijn in gevallen van belastingontduiking door het uitreiken en gebruiken van valse facturen.
Nummer 458/12
De Gew.dir. moeten ervoor zorgen dat een afschrift van elk vonnis of arrest met een veroordeling die de hoofdelijkheid ten aanzien van een belasting met zich brengt, aan de met de invordering van de aanslag belaste Ontv. wordt medegedeeld zodra dat vonnis of arrest in kracht van gewijsde is gegaan. Die mededeling moet naar deze richtlijn verwijzen.
C. BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN NATUURLIJKE OF RECHTSPERSONEN T.A.V. BOETEN EN KOSTEN INGEVOLGE MISDRIJVEN GEPLEEGD DOOR HUN ORGANEN OF GEMACHTIGDEN
Nummer 458/13
De verplichting om de wetten en reglementen na te leven, slaat zowel op rechtspersonen als op natuurlijke personen. Wanneer een handelsvennootschap die verplichting niet naleeft, rust de strafrechtelijke aansprakelijkheid voor die inbreuk op de organen of gemachtigden die voor haar rekening hebben gehandeld (Cass. 16.4.1962, Pas. 1962, I, 920 en daar aangehaalde rechtspraak). In dit geval moeten de strafrechtelijke vervolgingen dus tegen de organen en gemachtigden worden ingesteld en zal de eventuele veroordeling tegen hen worden uitgesproken.
Evenwel bepaalt art. 458, 2e lid, dat in dit geval de rechtspersoon burgerlijk en hoofdelijk aansprakelijk is voor de boeten en kosten die het gevolg zijn van veroordelingen uitgesproken krachtens de art. 449 tot 456, WIB 92, d.w.z. in bijna alle gevallen waarin boeten of kosten verschuldigd kunnen zijn voor een in het WIB 92 voorzien misdrijf. Wat betreft de dankzij die misdrijven ontdoken belasting, gaat het veelal om ten laste van de vennootschap ingekohierde belasting die derhalve ook van haar invorderbaar is.
Nummer 458/14
Art. 458, 2e lid, bepaalt eveneens dat natuurlijke personen burgerlijk en hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de boeten en kosten die het gevolg zijn van veroordelingen uitgesproken tegen hun gemachtigden krachtens de art. 449 tot 456. Het betreft vanzelfsprekend de gevallen waarin het misdrijf door de gemachtigde in die hoedanigheid en ten voordele van zijn werkgever is gepleegd.
3. Toepassing van art. 458, 2e lid
Nummer 458/15
De toepassing van die bepaling behoort tot de bevoegdheid van de administratie van de BTW, registratie en domeinen die op grond van art. 100, KB 28.12.1950 betreffende het tarief in strafzaken belast is met de invordering van de boeten en kosten.