Parlementaire vraag nr. 573 van mevrouw Catherine Fonck van 13.09.2012

Parlementaire vraag nr. 573 van mevrouw Catherine Fonck dd. 13.09.2012

Vragen en Antwoorden, Kamer 2012-2013, nr. 87 van 29.10.2012, blz. 69

Personenbelasting

Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992

Belastingvrije som

Toeslag op de belastingvrije som

Kind ten laste

Gehandicapt kind

Nettobedrag van de bestaansmiddelen

VRAAG

Het Wetboek van de inkomstenbelastingen 92 voorziet in een verhoging van de belastingvrije som voor gehandicapte kinderen ten laste. Om als ten laste beschouwd te kunnen worden moet het kind deel uitmaken van het gezin en mag het geen inkomsten hebben die hoger liggen dan een bepaald plafond. Krachtens artikel 141 van het WIB 92 wordt dit plafond opgetrokken voor kinderen die als gehandicapt worden aangemerkt en die ten laste vallen van een belastingplichtige die alleen wordt belast. Dat bedrag wordt geïndexeerd en bedraagt 5.480 euro voor het aanslagjaar 2013. Voor de berekening van de inkomsten worden bepaalde bestaansmiddelen, waaronder tegemoetkomingen aan personen met een handicap, niet meegerekend. Desalniettemin komen velen, ondanks hun geringe inkomen, boven het plafond uit. Dat is bijvoorbeeld het geval voor sommige personen met een invaliditeitsuitkering. Die mensen zouden in sommige gevallen beter af zijn met een tegemoetkoming aan personen met een handicap dan met een uitkering van de sociale zekerheid, want in het eerste geval worden die bestaansmiddelen niet meegeteld.

1. Hoeveel belastingplichtigen genieten de verhoging van het plafond voor gehandicapte kinderen ten laste van een belastingplichtige die alleen wordt belast zoals bepaald in artikel 141 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen ?

2. Hoeveel personen genieten dat voordeel niet, omdat de inkomsten van het kind hoger liggen dan het vastgestelde plafond ?

3. Moet dat plafond niet opgetrokken worden, of moet er anders niet nagedacht worden over een verruiming van de bestaansmiddelen die niet meegerekend worden voor de berekening van de inkomsten ?

ANTWOORD (van de heer Vanackere Vice-eersteminister en Minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken)

1. De administratie beschikt niet over statistieken inzake het aantal belastingplichtigen die enerzijds alleen worden belast en, anderzijds, ook gehandicapte kinderen hebben die, dankzij de toepassing van het artikel 141, WIB 92, alsnog als ten laste kunnen worden aangemerkt.

2. De administratie beschikt evenmin over specifieke gegevens inzake het aantal belastingplichtigen die gehandicapte kinderen hebben die ingevolge het feit dat ze over te hoge bestaansmiddelen beschikken, niet als ten laste kunnen worden beschouwd. Niettemin kan ik u meedelen dat, voor het aanslagjaar 2011, 56.700 gehandicapte kinderen als ten laste kunnen worden aangemerkt. Het gaat hier om kinderen die zowel fiscaal volledig ten laste zijn als om kinderen die fiscaal ten laste zijn, maar voor wie de helft van het belastingvoordeel moet worden toegekend aan de andere ouder wegens de gelijkmatig verdeelde huisvesting van de kinderen.

3. Het door het geachte lid opgeworpen probleem is door de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen (I) verholpen. Uit artikel 143, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals het door artikel 6, a, van voormelde wet van 24 juli 2008 gewijzigd is met ingang van aanslagjaar 2009, volgt immers dat de inkomsten verkregen door een persoon met een handicap, niet als bestaansmiddelen worden beschouwd ten belope van het maximumbedrag van de tegemoetkomingen waarop die persoon recht zou kunnen hebben overeenkomstig de wetgeving betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap, ongeacht of die inkomsten nu effectief werden behaald onder de vorm van tegemoetkomingen ten laste van de Schatkist, of onder een andere vorm. Voor de vaststelling van het bedrag van de nettobestaansmiddelen worden de personen van wie de tegemoetkomingen voor personen met een handicap zijn verminderd of die geen dergelijke tegemoetkomingen genieten doordat zij andere inkomsten verkrijgen, zoals bijvoorbeeld ziekte- of invaliditeitsuitkeringen, dus op dezelfde manier behandeld als wanneer zij het maximumbedrag van de tegemoetkomingen voor personen met een handicap waar ze recht op kunnen hebben, daadwerkelijk hadden verkregen.