Artikel 192, WIB 92
Art. 192, § 1, eerste lid, en § 4 (invoeging), is van toepassing vanaf aanslagjaar 2024 (art. 23 en 32, progW 22.12.2023 - B.S. 29.12.2023; Numac: 2023048600)
[Deze afdeling heeft de omzetting tot doel van de artikelen 7 en 8 van Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (art. 21, progW 22.12.2023 - B.S. 29.12.2023; Numac: 2023048600)]
§ 1. De niet in artikel 45, § 1, eerste lid, 1°, bedoelde meerwaarden op aandelen verwezenlijkt, of vastgesteld bij de verdeling van het vermogen van een ontbonden vennootschap, zijn eveneens volledig vrijgesteld in de mate dat de eventuele inkomsten van deze aandelen in aanmerking komen om krachtens de artikelen 202, §§ 1 en 2, en 203, van de winst te worden afgetrokken of, voor wat betreft de overeenkomstig artikel 194 van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op verzekerings- of herverzekeringsondernemingen aangehouden aandelen, krachtens de artikelen 202, § 1 en § 2, eerste lid, 2°, en 203, van de winst te worden afgetrokken.
De vrijstelling is slechts van toepassing in zover het belastbare bedrag van de meerwaarden hoger is dan het totaal van de vroeger op de overgedragen aandelen aangenomen waardeverminderingen, verminderd met het totaal van de meerwaarden die overeenkomstig artikel 24, eerste lid, 3°, werden belast.
In afwijking van het eerste lid wordt voor de meerwaarden gerealiseerd op aandelen of delen verkregen in ruil ten gevolge van een verrichting die is vrijgesteld met toepassing van artikel 45, § 1, eerste lid, 2°, omdat op het ogenblik van de ruil de eventuele inkomsten van de geruilde aandelen niet in aanmerking kwamen om krachtens de artikelen 202, § 1, en 203 van de winst te worden afgetrokken, het met toepassing van dit artikel vrijgestelde bedrag beperkt tot het verschil tussen de vervreemdingsprijs en de werkelijke waarde van de aandelen of delen op het ogenblik van de inbrengverrichting.
De vrijstelling bepaald in het eerste lid is niet van toepassing op de ondernemingen waarvoor het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, geldt, voor de gerealiseerde verrichtingen op de effecten die behoren tot de handelsportefeuille, zoals bedoeld in artikel 35ter, § 1, tweede lid, a, van hetzelfde besluit.
Voor de ondernemingen bedoeld in het vorige lid wordt de interne overdracht van aandelen van of naar de handelsportefeuille beschouwd als een vervreemding. De uitgedrukte doch niet verwezenlijkte meerwaarden en de latente meerwaarden op deze aandelen worden beschouwd als winst van het belastbaar tijdperk tijdens hetwelk deze aandelen de handelsportefeuille verlaten. Daarentegen worden de uitgedrukte doch niet verwezenlijkte meerwaarden en de latente meerwaarden op aandelen beschouwd als vrijgestelde winst van het belastbaar tijdperk tijdens hetwelk deze aandelen deel beginnen uitmaken van de handelsportefeuille als de onderneming ze gedurende tenminste één jaar behouden heeft, of als belastbare winst als de onderneming ze gedurende minder dan een jaar behouden heeft.
Voor de berekening van de meerwaarde die krachtens het vierde en het vijfde lid belastbaar is, zal de waarde van de aandelen bepaald op 31 december 2011 beschouwd worden als de aanschaffings- of beleggingswaarde verminderd met de voorheen aangenomen waardeverminderingen als de betreffende aandelen reeds in de boekhouding van de vennootschap zijn opgenomen op 31 december 2011.
Voor de toepassing van het eerste lid, worden de in ruil ontvangen aandelen ten gevolge van belastingneutrale verrichtingen bedoeld in artikel 46, § 1, eerste lid, 2°, 211, 214, § 1, en 231, §§ 2 en 3, die, naargelang het geval, beantwoorden aan het bepaalde in artikel 183bis, geacht te zijn verkregen op de datum waarop de geruilde aandelen zijn verkregen om vast te stellen of aan de voorwaarde van behoud gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar in volle eigendom is voldaan.
Om vast te stellen of aan de in artikel 202, § 2, eerste lid, 2°, vermelde voorwaarde is voldaan in hoofde van de overnemende of verkrijgende vennootschap, worden de overgedragen aandelen ten gevolge van belastingneutrale verrichtingen bedoeld in artikel 46, § 1, eerste lid, 2°, 211, 214, § 1, en 231, §§ 2 en 3, die, naargelang het geval, beantwoorden aan het bepaalde in artikel 183bis, geacht te zijn verkregen op de datum waarop ze zijn verkregen door de inbrenger of de omgevormde, overgenomen of gesplitste vennootschap.
§ 2. Wanneer met betrekking tot verrichtingen als vermeld in artikel 46, § 1, eerste lid, 2°, de herbelegging als bedoeld in artikel 47 deel uitmaakt van de inbreng of, in voorkomend geval, wanneer de inbrengverkrijgende vennootschap zich onherroepelijk verbonden heeft die herbelegging te verwezenlijken, wordt het op het ogenblik van de verrichting voorlopig niet belaste gedeelte van de meerwaarde als vermeld in artikel 47, ten name van de vroegere belastingplichtige volledig vrijgesteld, onverminderd de toepassing betreffende die meerwaarde, van de bepalingen van artikel 190 ten name van de inbrengverkrijgende vennootschap. Het boekhoudkundig uitdrukken van die meerwaarde ten name van de inbrengverkrijgende vennootschap blijft zonder invloed op de vaststelling van het resultaat van het belastbaar tijdperk.
§ 3. Voor de toepassing van § 1, eerste lid, wordt de voorwaarde verbonden aan de eventuele inkomsten van aandelen van private privaks bedoeld in artikel 298 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, geacht vervuld te zijn wanneer deze het geheel van hun activa beleggen:
1° in aandelen waarvan de eventuele inkomsten in aanmerking komen om krachtens de artikelen 202, § 1, en 203 integraal van de winst te worden afgetrokken; of
2° in aandelen van in artikel 298 van de wet van 19 april 2014 bedoelde private privaks; of
3° mits naleving van de regels bepaald in artikel 304, § 3, van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders en artikel 16 van het koninklijk besluit van 23 mei 2007 met betrekking tot de private privak.
Voor de toepassing van deze paragraaf, worden beleggingsvennootschappen die in een lidstaat van de Europese Unie beantwoorden aan de kenmerken van een alternatieve instelling voor collectieve belegging als bedoeld in artikel 298 van de wet van 19 april 2014, waarvan de effecten volgens de in die lidstaat overeenkomstige bepalingen met betrekking tot het openbaar beroep op het spaarwezen privaat worden aangehouden, gelijkgesteld met de private privaks bedoeld in artikel 298 van deze wet.
§ 4. De meerwaarden op aandelen verwezenlijkt, of vastgesteld bij de verdeling van het vermogen van een buitenlandse vennootschap waarvan de winst van die vennootschap of van een in een derde land gelegen inrichting van die vennootschap, in toepassing van artikel 185/2 in een vorig belastbaar tijdperk als niet uitgekeerde winst in hoofde van de belastingplichtige werd belast, kan in het geval deze meerwaarden op aandelen niet krachtens paragrafen 1 en 2 volledig werden vrijgesteld, alsnog worden vrijgesteld voor het bedrag van de winst van deze buitenlandse vennootschap dat in toepassing van artikel 185/2 in een vorig belastbaar tijdperk als niet uitgekeerde winst in hoofde van de binnenlandse vennootschap werd belast, en voor zover:
- deze winst nog niet eerder was uitgekeerd;
- nog bestond op een rekening van het passief op het tijdstip van de vervreemding van deze aandelen.
Voor toepassing van deze paragraaf wordt de winst van de buitenlandse vennootschap of van de in een derde land gelegen inrichting van die vennootschap die overeenkomstig artikel 185/2 in hoofde van de binnenlandse vennootschap werd belast, geacht eerst te zijn uitgekeerd.
De vrijstelling is slechts van toepassing in zover het belastbare bedrag van de meerwaarden hoger is dan het totaal van de vroeger op de overgedragen aandelen aangenomen waardeverminderingen, verminderd met het totaal van de meerwaarden die overeenkomstig artikel 24, eerste lid, 3°, werden belast.
In geval van verwerving of van wijziging tijdens het huidige of in een voorgaand belastbaar tijdperk van de controle van de belastingplichtige die niet beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften, kunnen de meerwaarden niet krachtens deze paragraaf worden vrijgesteld. Voor de toepassing van dit lid wordt onder voorgaand belastbaar tijdperk elk belastbare tijdperk bedoeld sinds het belastbare tijdperk waarin de in deze paragraaf bedoelde winst van de buitenlandse vennootschap of van de in een derde land gelegen inrichting van die vennootschap overeenkomstig artikel 185/2 in hoofde van de binnenlandse vennootschap werd belast.