Parlementaire vraag nr. 204 van mevrouw Ingrid Claes van 28.12.2009
Parlementaire vraag nr. 204 van mevrouw Ingrid Claes dd. 28.12.2009
Procedure
Personenbelasting
Aanslag
Aanslag in de PB
Vernietiging van de aanslag
Subsidiaire aanslag
Bezwaarschrift
Rechtbank van eerste aanleg
Procedure voor de rechtbank van eerste aanleg
Bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg
VRAAG
Wanneer een belastingplichtige naar de rechtbank van eerste aanleg stapt zonder de directoriale beslissing af te wachten waarvan sprake in artikel 375, § 1, eerste lid, WIB 1992, dan zouden de belastingadministraties, na een gebeurlijke vernietiging van de oorspronkelijke aanslag, blijkbaar geen subsidiaire aanslag meer kunnen vestigen op grond van artikel 356 WIB 1992. In dit verband rijzen toch nog steeds de volgende algemene praktijk- en procedurele vragen.
1. Klopt bovenstaande stelling volledig, ongeacht of de reclamanten al dan niet zelf gevraagd hebben om hun bezwaardossiers tijdelijk te laten blokkeren in afwachting van ministeriële antwoorden op parlementaire vragen en/of op gerechtelijk uitspraken in verband met soortgelijke (principiële) betwistingen?
2. Moet vóór het inzetten van de bedoelde gerechtelijke aanslagprocedure waarvan sprake in artikel 356, laatste lid, WIB 1992 en vóór de tussenkomst van de deurwaarder:
a) eerst nog een nieuwe (ambtshalve) wijzigingsprocedure worden ingezet overeenkomstig artikel 346, eerste lid, WIB 1992 of artikel 351, eerste lid, WIB 1992;
b) en, moet vervolgens, bij middel van een ter post aangetekend schrijven, een kennisgeving 279T worden uitgezonden of een gelijkaardig aangetekend wederantwoord worden geformuleerd?
3. Welke algemeen bindende interne administratieve onderrichtingen en/of circulaires, al dan niet opgenomen in Fisconet of in het Bulletin der belastingen, werden er ter zake tot nu toe reeds door de Centrale Diensten uitgevaardigd aan het adres van alle gewestelijke directies en al hun geschillenafdelingen?
4. Kunnen alle betrokken belastingambtenaren hieromtrent op nationaal vlak worden gesensibiliseerd, zodat voortaan overal te lande een identieke voorafgaande procedurele werkwijze zou worden gehanteerd?
5. Kunt u punt per punt, mede in het kader van de elektronische toepassing "Workflow Geschillen" uw algemene ziens- en handelwijze meedelen in het licht van de wettelijke beschikkingen van artikel 356 WIB 1992 en de erop betrekking hebben constante rechtspraak of rechtsleer?
ANTWOORD (van de heer Reynders, vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen)
1. Artikel 356, WIB 92 laat bij vernietiging van een aanslag door de rechtbank om een andere reden dan de verjaring, de administratie enkel toe een subsidiaire aanslag ter beoordeling aan het gerecht voor te leggen, wanneer de administratie een beslissing heeft genomen. Indien de vordering in rechte tegen een aanslag gebeurt na het verstrijken van de termijnen bepaald in artikel 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek maar zonder dat de directeur der belastingen een beslissing heeft genomen over het bezwaarschrift, kan geen subsidiaire aanslag meer aan de beoordeling van het gerecht worden voorgelegd. Die wettelijke onmogelijkheid is op alle gevallen van toepassing.
2. Grosso modo bestonden er twee strekkingen in de rechtspraak. Sommige rechtbanken lieten toe aanvullend te concluderen over een subsidiaire aanslag terwijl andere rechtbanken van oordeel waren dat het voorstel tot een subsidiaire aanslag niet kon gebeuren bij conclusies, aangezien het voorleggen aan de rechtbank van een subsidiaire aanslag pas kon gebeuren nà de vernietiging van de aanslag. In die laatste gevallen werd de zaak met het voorstel tot subsidiaire aanslag door de administratie opnieuw ingeleid met een aan de betrokken belastingplichtige betekend verzoekschrift. In zijn arrest van 20 oktober 2009 (arrest nummer 158/2009) heeft het Grondwettelijk Hof beslist dat slechts in de interpretatie dat gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheid tot het vestigen van een subsidiaire aanslag tijdens de initiële betwisting, het grondwettelijk beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie niet wordt geschonden. Dat arrest heeft de wetgever ertoe gebracht door middel van de wet van 22 december 2009 houdende fiscale bepalingen (Belgisch Staatsblad van 31 december 2009) orde op zaken te stellen. De wettekst beoogt de mogelijkheid voor de administratie te behouden om een subsidiaire aanslag aan het oordeel van de rechter te onderwerpen die de aanvankelijke aanslag heeft vernietigd om een andere reden dan verjaring en dat binnen een termijn van zes maanden, maar zonder de rechter te verplichten de debatten te heropenen. Een overgangsbepaling voorziet in de rechtsgeldigheid van de aanslag die na het sluiten van de debatten aan het oordeel van de rechter wordt onderworpen, zoals in de praktijk door de rechtbanken en hoven werd aanvaard. Ze is van toepassing op elk betwist aanslagjaar, zelfs de aanslagjaren die worden beheerst door de oude bepalingen van het WIB 1964.
3. en 4. In een instructie van 14 januari 2010 werd een commentaar op die nieuwe wet onder de belastingdiensten verspreid. De nadruk wordt erop gelegd dat vooraleer de zaak in te leiden de procedurefout die aan de oorsprong ligt van de vernietiging van de aanslag moet worden hersteld overeenkomstig de voorschriften van de artikelen 346, 351 en 352bis, WIB 92. Daarenboven wordt de aandacht erop gevestigd dat "voor de subsidiaire aanslag, zoals voor elke andere aanslag, een aanslagbiljet dient te worden uitgereikt. (...) Het aanslagbiljet moet naar gelang het geval de volgende vermelding dragen: "subsidiaire aanslag, te betalen daags na de dag van het vonnis van de rechtbank (of het arrest van het Hof van Beroep) dat de aanslag geldig verklaart." (zie Com.IB92 356/10). De instructie van 14 januari 2010 zal leiden tot een uniforme toepassing van artikel 356, WIB 92.