Parlementaire vraag nr. 617 van de heer Robert Van de Velde van 12.08.2009

Parlementaire vraag nr. 617 van de heer Robert Van de Velde dd. 12.08.2009

Inkomstenbelasting

Personenbelasting

Voorwaarde van aftrekbaarheid van de VRI

Investeringsaftrek

VRAAG (van de heer Van de Velde)

In het arrest nr. 127/2008 van 1 september 2008 heeft het Grondwettelijk Hof geoordeeld dat artikel 75, 3° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (afgekort WIB 1992) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, in zoverre het tot gevolg heeft dat een vennootschap die beantwoordt aan de kenmerken van een KMO in de zin van artikel 201, eerste lid, 1° van het WIB 1992 en die, wegens de uitoefening van haar vennootschapsactiviteit, het gebruik van verkregen vaste activa overdraagt aan een vennootschap die zelf beantwoordt aan de kenmerken van een KMO in de zin van die laatste bepaling, van de investeringsaftrek wordt uitgesloten.

1. a) Zal de belastingadministratie dit arrest van 1 september 2008 voortaan onmiddellijk laten uitvoeren voor alle hangende betwistingen zowel in administratieve als in gerechtelijke fase en die betrekking hebben op alle mogelijke vaste activabestanddelen afgestaan aan derden?

b) Zo neen, waarom (nog altijd) niet?

2. Wanneer zullen de nodige administratieve onderrichtingen worden verspreid en ten behoeve van de belastingplichtigen eveneens op het internet worden gepubliceerd?

3. Wanneer zal de belastingwetgeving in de zin van genoemd arrest worden bijgewerkt of herzien?

4. Wat is de investeringsaftrek in de personenbelasting wanneer wegens de uitoefening van een in artikel 24, respectievelijk 27 WIB 1992 bedoelde activiteit, het gebruik van verkregen vaste activa overdragen wordt aan een vennootschap die zelf beantwoordt aan de kenmerken van een KMO?

5. Wat is uw huidig standpunt in het kader van de wettelijke bepalingen van de artikelen 68, 75 en 201 van WIB 1992, alsook onder meer in het licht van de nrs. 14, 15, 24, 25 en 27 van de omzendbrief nr. 573 van 17.08.2007 met betrekking tot het deontologisch kader voor de ambtenaren van het federaal administratief openbaar ambt (Belgisch Staatsblad van 27 augustus 2007)?

ANTWOORD (van de heer Reynders, vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen)

De administratie is zich bewust van de gevolgen van het arrest 127/2008, waarbij het Grondwettelijk Hof heeft geoordeeld dat artikel 75, 3°, WIB 92 strijdig is met de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet in zoverre het tot gevolg heeft dat KMO-vennootschappen die, door de uitoefening van hun beroepsactiviteit het gebruik van vaste activa overdragen aan een andere KMO-vennootschap, uitgesloten worden van de investeringsaftrek.

1. Vooraleer beslist kan worden over de mogelijkheid om dit arrest voor alle hangende betwistingen uit te voeren vanaf 1 september 2008 of vanaf enige andere datum, is het noodzakelijk eerst de verschillende mogelijkheden voor de aanpassing van de wetteksten te onderzoeken.

2. Van zodra definitief vaststaat op welke wijze artikel 75, 3°, WIB 92 zal worden aangepast, zullen de nodige administratieve onderrichtingen verspreid worden en zullen de belastingplichtigen geïnformeerd kunnen worden.

3. De belastingadministratie is momenteel bezig met het opstellen van een voorstel tot wijziging van artikel 75, 3°, WIB 92 om deze schending ongedaan te maken.

4. Aangezien artikel 75, 3°, WIB 92 nog niet gewijzigd werd, zijn nijverheids-, handels- of landbouwondernemingen en de inkomsten uit een vrij beroep, ambt of post uitgesloten van het voordeel van de investeringsaftrek wanneer zij het gebruik van verkregen vaste activa overdragen aan een vennootschap die voldoet aan de kenmerken van een KMO.

5. Het huidig standpunt betreffende de artikelen 68, 75 en 201 WIB 92 is dat een wijziging van artikel 75, 3°, WIB 92 het mogelijk zou moeten maken dat een KMO-vennootschap die in het kader van de uitoefening van haar vennootschapsactiviteit het gebruik van vaste activa overdraagt aan een andere vennootschap die zelf ook voldoet aan de kenmerken van een KMO in de zin van artikel 201 WIB 92, zelf kan genieten van de investeringsaftrek zoals zij dit kan als ze de investering voor haar eigen gebruik behoudt. Zolang deze wijziging van artikel 75, 3°, WIB 92 niet is omgezet in een wet, dienen de huidige bepalingen, zoals opgenomen in de desbetreffende artikels van het WIB 92, nageleefd te worden. Het voorgaande is ook in overeenstemming met de nummers 14, 15 en 27 van de deontologische code voor de ambtenaren van het federaal administratief openbaar ambt waarnaar verwezen werd in de vraag. Wat de nummers 24 en 25 van de deontologische code betreft, wanneer er wijzigingen worden doorgevoerd aan de wetgeving zullen de nodige maatregelen worden genomen om de ambtenaren hierover te informeren. Op de vragen van het geachte Lid zal een duidelijker antwoord gegeven kunnen worden als de wijzigingen aan artikel 75, 3°, WIB 92 definitief zijn goedgekeurd. Ik nodig het achtenwaardig kamerlid dan ook uit om deze vragen opnieuw te stellen wanneer er wijzigingen zullen goedgekeurd zijn.