Commentaar van art. 145^24, WIB 92 (bijwerking)

Bijwerking Com.IB 92 d.d. 02.01.2017

TITEL II: PERSONENBELASTING

HOOFDSTUK III: Berekening van de belasting

Afdeling I: Gewoon stelsel van aanslag

Onderafdeling IIquinquies. - Vermindering voor energiebesparende uitgaven in een woning

Art. 145^24, WIB 92

VOORWOORD

145^24/0

I. WETTEKST

145^24/1

II. KB/WIB 92

145^24/2

III. INLEIDING

145^24/3-4

IV. BEDOELDE BELASTINPLICHTIGE

145^24/5-7

V. BEDOELDE WONING

145^24/8-15

A. Algemeen

145^24/8-12

B. Ouderdom van de woning

145^24/13-15

VI. UITGESLOTEN UITGAVEN

145^24/16-18

VII. KENMERKEN VAN DE AANNEMER

145^24/19

VIII. OVERDRACHT VAN DE VERMINDERINGEN

145^24/20-26

IX. BELASTINGVERMINDERING VOOR DAKISOLATIE

145^24/27-28

X. GROENE LENINGEN

145^24/29-32

XI. GEMEENSCHAPPELIJKE AANSLAG

145^24/33-34

VOORWOORD

145^24/0

De huidige versie van de commentaar van art. 145^24, WIB 92, werd bijgewerkt tot en met de W 08.05.2014 (BS 28.05.2014) en is van toepassing voor het aj. 2015.

De hiernavolgende commentaar heeft slechts betrekking op de PB.

I. WETTEKST

145^24/1

Art. 145^24. - § 1. De verminderingen voor energiebesparende uitgaven die in 2011 en 2012 werden betaald en overeenkomstig de voor die uitgaven geldende bepalingen kunnen worden overgedragen naar de drie belastbare tijdperken volgend op dat waarin de uitgaven werkelijk zijn gedaan, worden verleend binnen de in deze paragraaf vermelde begrenzingen en modaliteiten.

Het totaal van de belastingvermindering mag per belastbaar tijdperk en per woning niet meer bedragen dan 2.000 euro (3.010 euro voor het aj. 2015). Dit bedrag wordt echter verhoogd met 600 euro (900 euro voor het aj 2015) voor zover deze verhoging uitsluitend betrekking heeft op een overgedragen vermindering voor uitgaven voor de plaatsing van zonnecelpanelen voor het omzetten van zonne-energie in elektrische energie.

Wanneer het totaal van de overgedragen belastingverminderingen het in het tweede lid beoogde grensbedrag overschrijdt, kan het overschot dat betrekking heeft op het nog overdraagbaar gedeelte van de overgedragen verminderingen, worden overgedragen.

In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het overeenkomstig artikel 130 belaste inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de overeenkomstig artikel 130 belaste inkomens van de beide echtgenoten.

Het deel van de belastingverminderingen dat betrekking heeft op energiebesparende uitgaven als bedoeld in het eerste lid, 1°, en 4° tot 7°, zoals het van toepassing was voor het belastbaar tijdperk waarin de uitgaven werden betaald, en dat na toepassing van artikel 178^1 niet is aangerekend, wordt omgezet in terugbetaalbaar belastingkrediet.

Het vorige lid is niet van toepassing op een belastingplichtige die beroepsinkomsten heeft die bij overeenkomst zijn vrijgesteld en die niet in aanmerking komen voor de berekening van de belasting op zijn andere inkomsten.

De Koning bepaalt de volgorde waarin de in deze paragraaf bedoelde verminderingen worden aangerekend.

§ 2. (...)

§ 3. Een belastingvermindering wordt verleend voor de interesten die betrekking hebben op leningovereenkomsten als bedoeld in artikel 2 van de economische herstelwet van 27 maart 2009.

De belastingvermindering bedraagt 30 pct van de interesten die werkelijk werden gedragen tijdens het belastbaar tijdperk na aftrek van de tussenkomst van de Staat bedoeld in artikel 2 van de economische herstelwet van 27 maart 2009.

De belastingvermindering is niet van toepassing op de interesten:

a) die in aanmerking werden genomen als werkelijke beroepskosten;

b) waarvoor de toepassing van de artikelen 14, 526, § 1, of 539, of van een gewestelijke belastingvermindering of een gewestelijk belastingkrediet werd gevraagd.

In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het overeenkomstig artikel 130 belaste inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de overeenkomstig artikel 130 belaste inkomens van de beide echtgenoten.

De Koning bepaalt de toepassingsmodaliteiten van de vermindering.

II. KB/WIB 92

Afdeling XXVsepties - Vermindering voor energiebesparende uitgaven in een woning

145^24/2

Art. 63/11. – (...)

(...)

§ 3. De in artikel 145^24, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde verminderingen worden per belastbaar tijdperk en per woning aangerekend in de hierna vermelde volgorde:

1° de in artikel 145^24, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek bedoelde verhoging van de verminderingen;

2° het in artikel 145^24, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek bedoelde basisbedrag van de verminderingen.

De in het eerste lid, 1° bedoelde verhoging wordt op de voor die verhoging in aanmerking komende verminderingen aangerekend in de hierna vermelde volgorde:

1° de verminderingen die niet naar een volgend belastbaar tijdperk kunnen worden overgedragen;

2° de verminderingen die naar een volgend belastbaar tijdperk kunnen worden overdragen.

(...)

(...)

Het in het eerste lid, 2°, bedoelde basisbedrag wordt aangerekend in de hierna vermelde volgorde:

1° de verminderingen die niet naar een volgend belastbaar tijdperk kunnen worden overgedragen;

2° de verminderingen die naar een volgend belastbaar tijdperk kunnen worden overdragen.

(...)

Binnen elk van de in het derde lid bedoelde groepen worden de verminderingen aangerekend in de hierna vermelde volgorde:

1° de verminderingen die voor de belastingplichtige in aanmerking kunnen komen voor de omzetting in een belastingkrediet als bedoeld in artikel 145^24, § 1, vijfde lid, (...) van hetzelfde Wetboek;

2° de verminderingen die niet in aanmerking komen voor de in artikel 145^24, § 1, vijfde lid, van hetzelfde Wetboek bedoelde verhoging, noch voor de belastingplichtige in aanmerking kunnen komen voor de omzetting in een belastingkrediet als bedoeld in artikel 145^24, § 1, vijfde lid, (...), van hetzelfde Wetboek;

3° de verminderingen die in aanmerking komen voor de in artikel 145^24, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek bedoelde verhoging.

(...)

Art. 63/11ter. – De belastingplichtige die de toepassing vraagt van artikel 145^24, § 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 houdt de volgende attesten, waarvan de modellen door de Minister van Financiën of door zijn gedelegeerde worden vastgesteld en die worden uitgereikt door de kredietgever, ter beschikking van de Federale Overheidsdienst Financiën:

1° een eenmalig basisattest waarin de kredietgever de gegevens meedeelt waaruit moet blijken dat het leningcontract in aanmerking kan komen voor de toepassing van artikel 145^24, § 3, van het genoemde Wetboek;

2° een jaarlijks betalingsattest waarin de kredietgever het bedrag van de door de belastingplichtige tijdens het belastbare tijdperk gedane betalingen meedeelt, alsmede de gegevens die noodzakelijk zijn om na te gaan of de voor de toepassing van artikel 145^24, § 3, van hetzelfde Wetboek gestelde voorwaarden nog steeds zijn vervuld.

III. INLEIDING

145^24/3

De wet van 10.08.2001 houdende hervorming van de personenbelasting (BS 20.09.2001) heeft een specifieke belastingvermindering voor bepaalde energiebesparende uitgaven in een woning ingevoerd.

De wet van 28.12.2011 houdende diverse bepalingen (BS 30.12.2011, 4de ed.) heeft de belastingvermindering voor energiebesparende uitgaven, met uitzondering van de uitgaven voor dakisolatie, opgeheven. Een overgangsmaatregel werd ingevoerd voor de overeenkomsten gesloten vóór 28.11.2011, datum waarop de regering haar voornemen om geen belastingvermindering voor energiebesparende uitgaven, uitgezonderd voor dakisolatie, meer te verlenen, aangekondigd heeft.

145^24/4

Voor het aj. 2015 kunnen de uitgaven voor energiebesparende uitgaven uitsluitend aanleiding geven tot een belastingvermindering in 3 gevallen:

- voor de uitgaven die werkelijk zijn betaald in (2011) en 2012 en die naar de drie belastbare tijdperken volgend op dat waarin ze werkelijk werden gedragen, konden worden overgedragen (art. 145^24, WIB 92)

- voor de interesten met betrekking tot de 'groene leningen'

- voor de tijdens het belastbare tijdperk werkelijk gedane uitgaven voor de isolatie van het dak van een woning (art. 145^47, WIB 92).

IV. BEDOELDE BELASTINGPLICHTIGE

145^24/5

De belastingvermindering werd verleend aan de belastingplichtige voor werkelijk betaalde welomschreven uitgaven met het oog op een rationeler energiegebruik in een woning waarvan hij eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder, vruchtgebruiker of huurder is.

145^24/6

De hoedanigheid van eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder, vruchtgebruiker of huurder moest beoordeeld worden op het ogenblik dat de belastingplichtige zich op vaste en definitieve wijze verbond t.o.v. de aannemer.

Het feit dat de belastingplichtige de hoedanigheid van eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder, vruchtgebruiker of huurder niet meer bezit op het ogenblik dat hij de belastingvermindering vraagt voor de overdracht op de drie belastbare tijdperken volgend op dat waarin hij de uitgaven werkelijk heeft gedaan, verhindert de toekenning van de belastingvermindering niet.

145^24/7

De belastingvermindering wordt voortaan ook verleend als de uitgaven werden betaald door een derde, die handelt in naam en tot kwijting van de belastingplichtige overeenkomstig art. 1236, B.W. De derde kan dan zelf niet de (toekenning van) belastingvermindering vragen.

Het gaat om een nieuw standpunt want men was voorheen van mening dat de belastingplichtige die de belastingvermindering vroeg, de betrokken uitgaven zelf moest betalen. Deze bepalingen maken het voorwerp uit van de circulaire AAFisc 4/2016, Ci.RH.331/635.466 van 29.01.2016 en ze zijn onmiddellijk, vanaf hun publicatie, van toepassing in alle stadia van de procedure.

Voorbeelden:

- betaling van de uitgaven door de samenwonende partner die als alleenstaande wordt belast

- betaling van de uitgaven door een familielid, al dan niet in het kader van een familiale lening

- betaling van de uitgaven door de echtgenoot van de belastingplichtige die de belastingvermindering vraagt wanneer deze als alleenstaande wordt belast. Dit is bijvoorbeeld het geval voor gehuwden waarvan één van beide Europees ambtenaar is en die in toepassing van art. 126, § 2, 4°, WIB 92, als alleenstaanden worden belast.

V. BEDOELDE WONING

A. Algemeen

145^24/8

Het moest gaan om een woning en niet over een gebouw van een andere aard. Onder 'woning' moet worden verstaan een gebouw (of een deel van een gebouw) dat wegens zijn aard normaal voor bewoning bestemd is of wordt gebruikt door een of meerdere personen.

145^24/9

Een pand waarin een handelszaak wordt uitgebaat, maar dat nog steeds kan worden beschouwd als een gebouw dat door zijn aard normaal bestemd is om te worden bewoond, wordt beschouwd als een woning.

145^24/10

Zijn geen woningen in de zin van wat voorafgaat:

- onroerende goederen die door hun aard uitsluitend een beroepskarakter hebben, bv. een atelier, een winkel, enz.

- kamers in gemeenschappelijke gebouwen (kloosters, klinieken, hospitalen, …)

- kamers voor studenten of seizoenarbeiders.

145^24/11

Het pand bestemd voor de verhuring aan studenten of seizoenarbeiders mag in aanmerking genomen worden, voor zover het pand door zijn aard bestemd blijft om te worden bewoond.

145^24/12

Het is niet vereist dat de belastingplichtige de woning zelf betrekt. De woning mag dus worden verhuurd aan een derde – ongeacht of deze laatste ze gebruikt voor privé- of beroepsdoeleinden – voor zover het onroerend goed (of een deel van een onroerend goed) de aard van een woning blijft behouden (bv. een onroerend goed verhuurd aan een vennootschap om te worden bewoond door een bedrijfsleider; een 'eengezins' woning die, zonder omvorming, door de huurder wordt gebruikt voor beroepsdoeleinden, enz.).

B. Ouderdom van de woning

145^24/13

Vanaf aj. 2011 kan de belastingvermindering niet meer worden toegekend voor woningen waarvan de ingebruikname minder dan 5 jaar voorafgaat aan de aanvang van de volgende werken:

- de vervanging van oude stookketels of onderhoud van een stookketel

- de plaatsing van dubbele beglazing

- de isolatie van daken

- de plaatsing van een warmteregeling van een installatie van centrale verwarming door middel van thermostatische kranen of door een kamerthermostaat met tijdsinschakeling

- energie-audit van een woning.

De voorwaarde betreffende de periode van 5 jaar voor de toepassing van de huidige belastingvermindering is vervuld wanneer de woning voor het eerst in gebruik is genomen in de loop van het vijfde kalenderjaar dat voorafgaat aan de aanvang van de werken die verband houden met energiebesparende uitgaven.

De circulaire AAFisc. nr. 8/2012, Ci.RH.331/614.558 van 24.02.2012 bespreekt de wijze waarop de termijn van 5 jaar moet berekend worden.

145^24/14

Één van de doelstellingen van de wetgever was het vermijden van cadeau-effecten aangezien de Gewesten bij nieuwbouw opleggen dat de nieuwe woningen moeten voldoen aan strikte eisen inzake energieprestaties, waardoor het niet meer nodig is nog stimuli te geven voor een aantal energiebesparende uitgaven. Dat is de reden waarom het toepassingsgebied van de belastingvermindering voor nieuwe woningen werd beperkt (Parlementaire Stukken, Kamer, DOC 52 2278/001, blz. 59).

In de circulaires AOIF 49/2010, Ci.RH.331/605.768, 02.07.2010; AAFisc 11/2011, Ci.RH.331/605.643, 22.02.2011 en AAFisc 26/2011, Ci.RH.331/605.767, 16.05.2011, werd er uitleg verstrekt bij de voorwaarde dat de woning ten minste vijf jaar in gebruik moet zijn genomen bij de aanvang van de energiebesparende werken. Het standpunt dat impliciet werd ingenomen is dat de voormelde termijn van vijf jaar in principe steeds van dag tot dag moet worden berekend. Dit standpunt was gebaseerd op een letterlijke lezing van de desbetreffende wettelijke bepalingen.

Aangezien het duidelijk de bedoeling van de wetgever is geweest om de berekening van de bedoelde termijn van vijf jaar inzake inkomstenbelastingen te laten aansluiten met de regels die gelden inzake btw, die bepalen dat het voor de berekeningswijze van de ouderdom van een gebouw, soms moeilijk is, op een dag of een maand na, de datum van eerste ingebruikneming van het gebouw te bepalen, te meer daar deze ingebruikneming progressief kan hebben plaatsgehad.

De Btw-administratie heeft eenvoudigheidshalve beslist dat de voorwaarde betreffende de periode van vijf jaar vervuld is wanneer de woning voor het eerst in gebruik is genomen in de loop van het vijfde kalenderjaar dat voorafgaat aan het eerste tijdstip van opeisbaarheid van de verschuldigde belasting.

De voormelde circulaire van 24.02.2012 heeft deze nieuwe interpretatie aangenomen.

145^24/15

Voorbeeld: in maart 2014 heeft François beroep gedaan op een geregistreerd aannemer om het dak van zijn woning, dat voor het eerst in gebruik is genomen in november 2009, te isoleren. De factuur bedraagt 20.000 euro en is in 2014 betaald door François. Alle andere voorwaarden zijn vervuld.

De belastingvermindering voor uitgaven voor dakisolatie voor het aanslagjaar 2015 bedraagt: 20.000 euro x 30 % = 6.000 euro, te beperken tot 3.040 euro voor het aj. 2015.

De administratieve tolerantie waarvan sprake in 145^24/13 en 14 is in dit geval van toepassing. De woning werd voor het eerst in gebruik genomen in de loop van het vijfde kalenderjaar (2009), dat voorafgaat aan de dakisolatiewerken. Bijgevolg heeft François recht op de belastingvermindering voorzien in art. 145^47, WIB 92.

VI. UITGESLOTEN UITGAVEN

145^24/16

De uitgaven die betrekking hebben op het gedeelte van de woning dat door de belastingplichtige wordt gebruikt voor zijn beroepswerkzaamheid zijn uitgesloten van de belastingvermindering wanneer zij in aanmerking zijn genomen voor de berekening van de beroepskosten of voor de investeringsaftrek bedoeld in art. 69, WIB 92.

145^24/17

De uitsluitingen voorzien in 145^24/16 worden proportioneel berekend. De uitgave wordt maar uitgesloten in de mate waarin één van voormelde voordelen werkelijk is verkregen. Niets verhindert bijgevolg dat de op een factuur vermelde uitgaven deels recht geven op de belastingvermindering voor energiebesparende uitgaven en voor een ander deel op de aftrek van beroepskosten of op de investeringsaftrek.

145^24/18

Voorbeeld: de woning van de heer Dupont wordt ten belope van 25 % gebruikt voor zijn beroepswerkzaamheid. In 2014 belast hij een aannemer met de isolatie van het dak van zijn woning voor een bedrag van 10.000 euro.

Mijnheer Dupont brengt 25 % van het factuurbedrag in als werkelijke beroepskosten (2.500 euro) en vraagt de belastingvermindering voor energiebesparende uitgaven voor het resterende bedrag van de uitgaven: 7.500 euro x 30 % = 2.250 euro.

VII. HOEDANIGHEID VAN DE AANNEMER

145^24/19

Art. 401, WIB 92, dat de registratie van aannemers regelde, is opgeheven (art. 18, W 07.11.2011 houdende fiscale en diverse bepalingen, BS 10.11.2011, 3de ed.) omdat het Europees Hof van Justitie oordeelde dat de registratieplicht strijdig is met het vrije verkeer van diensten. Deze opheffing is in werking getreden op 01.09.2012 (art. 2, KB 03.08.2012, BS 10.08.2012).

Deze aanpassingen betekenen niet dat de belastingplichtige zijn eigen werk in aanmerking mag nemen. De levering en plaatsing van materialen moet uitgevoerd worden door een aannemer om het fiscaal voordeel te verkrijgen. Het is alleen niet meer vereist dat de aannemer geregistreerd is. Als de belastingplichtige de materialen zelf koopt en deze vervolgens laat plaatsen door een aannemer, komen alleen de uitgaven met betrekking tot de plaatsing in aanmerking voor de verkrijging van de belastingvermindering.

VIII. OVERDRACHT VAN DE VERMINDERINGEN

145^24/20

De energiebesparende uitgaven die betrekking hadden op werken uitgevoerd in het kader van een overeenkomst gesloten vóór 28.11.2011, aan een woning waarvan de ingebruikneming ten minste vijf jaar voorafging aan de aanvang van die werken, die recht hebben gegeven op de belastingvermindering voor het betrokken aanslagjaar, maar dat niet volledig kon worden verkregen wegens het overschrijden van het grensbedrag, gaven recht op overdracht.

De overdracht heeft tot doel te vermijden dat de werken in de tijd worden gespreid.

145^24/21

De overdrachten van de vermindering hebben betrekking op de uitgaven die in (2011) en 2012 werden betaald, in het kader van een overeenkomst gesloten vóór 28.11.2011, voor:

- de installatie van een systeem van waterverwarming door middel van zonne-energie

- de plaatsing van zonnecelpanelen voor het omzetten van zonne-energie in elektrische energie

- de installatie van alle andere uitrustingen voor geothermische energieopwekking

evenals, voor de woningen waarvan de eerste ingebruikneming vijf jaar of meer voorafgaat aan de aanvang van de werken, voor de volgende uitgaven:

- de vervanging van oude stookketels of onderhoud van een stookketel

- de plaatsing van dubbele beglazing

- de isolatie van daken

- de plaatsing van een warmteregeling van een installatie van centrale verwarming door middel van thermostatische kranen of door een kamerthermostaat met tijdsinschakeling

- energie-audit van een woning.

145^24/22

De belastingvermindering voor een lage energiewoning, een passiefwoning of een nulenergiewoning is opgeheven vanaf aj. 2013. De opheffing gaat samen met een overgangsregeling, voorzien in art. 535, WIB 92. Voor meer informatie zie circulaire AAFisc 45/2014, Ci.RH.331/633.885 van 02.12.2014 en de opeenvolgende wettelijke wijzigingen (art. 104 en 108, 1ste lid, W 08.05.2014, BS 28.05.2014 en art. 12 en 16, PW 19.12.2014).

145^24/23

Voor aj. 2013, is het eventuele gedeelte van de belastingvermindering dat het grensbedrag overschrijdt, niet meer overdraagbaar naar de drie volgende belastbare tijdperken, wanneer de uitgaven worden gedaan in het kader van een overeenkomst gesloten na 28.11.2011.

145^24/24

Voor de uitgaven gedaan vanaf aanslagjaar 2014 is geen overdracht meer mogelijk, ongeacht de datum van het sluiten van de overeenkomst met de aannemer.

145^24/25

De overdracht van de belastingverminderingen is beperkt tot 3.010 euro voor aj. 2015. Dit bedrag wordt verhoogd met 900 euro voor zover deze verhoging uitsluitend betrekking heeft op de overgedragen belastingvermindering voor de uitgaven voor de plaatsing van zonnecelpanelen voor het omzetten van zonne-energie in elektrische energie.

De overdracht mag per belastbaar tijdperk het voormelde grensbedrag, de uitgaven van het belastbaar tijdperk inbegrepen, niet overschrijden.

145^24/26

De overdracht van de belastingverminderingen voor de uitgaven betaald in (2011 en) 2012 die niet konden worden aangerekend, worden omgezet in een terugbetaalbaar belastingkrediet als het uitsluitend gaat om:

- de vervanging of het onderhoud van stookketels

- de plaatsing van dubbele beglazing

- de isolatie van daken

- plaatsing van een warmteregeling van een installatie van centrale verwarming door middel van thermostatische kranen of door een kamerthermostaat met tijdsinschakeling

- energie-audit van een woning.

IX. BELASTINGVERMINDERING VOOR DAKISOLATIE (ART.145^47)

145^24/27

Vanaf aj. 2014 zijn dit de enige energiebesparende uitgaven die nog recht geven op een belastingvermindering.

145^24/28

Deze maatregel is geregeld door art. 145^47, WIB 92, dat afzonderlijk wordt besproken.

X. 'GROENE LENINGEN'

145^24/29

De groene lening is een leningovereenkomst gesloten tussen 01.01.2009 en 31.12.2011, door een natuurlijke persoon, en dat bestemd is om uitgaven als bedoeld in art. 145^24, § 1, WIB 92, zoals het van toepassing was voor het aj. 2010 (art. 2, Economische Herstelwet van 27.03.2009, BS 07.04.2009) te financieren.

145^24/30

De groene lening vormde een tijdelijke maatregel die van toepassing was op leningovereenkomsten die tussen 01.01.2009 en 31.12.2011 werden gesloten. Vanaf 01.01.2012 is het niet meer mogelijk om een groene lening te sluiten met het oog op het genieten van fiscale voordelen.

Maar de belastingplichtigen die zo een lening hebben gesloten, kunnen nog steeds genieten van de belastingvermindering voor interesten.

Voor het aj. 2015 bedraagt de belastingvermindering 30 % op de in 2014 betaalde interesten, na aftrek van de tussenkomst van de staat onder de vorm van een interestbonificatie.

De belastingvermindering is niet van toepassing op de interesten:

- die in aanmerking werden genomen als werkelijke beroepskosten,

- waarvoor de interestaftrek, de vermindering voor enige en eigen woning of de bijkomende interestaftrek werd gevraagd.

145^24/31

De belastingvermindering is voorbehouden voor leningen die uitsluitend dienen voor de financiering van energiebesparende investeringen bedoeld in art. 145^24, § 1, WIB 92, zoals het bestond voor de betreffende aj. Een lening die, zelfs gedeeltelijk, dient voor de financiering van andere dan de hiervoor bedoelde uitgaven, komt niet in aanmerking voor de belastingvermindering voor interesten van een groene lening.

145^24/32

Voor meer informatie wordt verwezen naar de op de website van de FOD Financiën gepubliceerde FAQ.

XI. GEMEENSCHAPPELIJKE AANSLAG

145^24/33

Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd wordt de belastingvermindering voor alle belastingplichtigen evenredig omgedeeld in functie van het overeenkomstig art. 130 belastbaar inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de overeenkomstig art. 130 belastbare inkomsten van de beide echtgenoten (d.w.z. volgens het belastingtarief toegepast op het belastbaar inkomen van elke belastingplichtige).

Dit houdt in dat de belastingvermindering omgedeeld wordt onder beide echtgenoten, zelfs wanneer slechts één van de gezamenlijk belaste echtgenoten eigenaar is van de woning waarin de werken werden uitgevoerd.

145^24/34

Vóór aj. 2010 werd de belastingvermindering evenredig omgedeeld tussen de echtgenoten in functie van het eigendomsaandeel van elk der echtgenoten. Een arrest van het Grondwettelijk Hof van 08.12.2012 heeft beslist dat dit een discriminatie inhield tussen de eigenaars en de huurders.