Commentaar van art. 145^21, WIB 92 (bijwerking)
Bijwerking Com.IB 92 d.d. 02.10.2017
TITEL II: PERSONENBELASTING
HOOFDSTUK III: Berekening van de belasting
Afdeling I: Gewoon stelsel van aanslag
Onderafdeling IIquater: Vermindering voor uitgaven betaald voor prestaties in het kader van plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen en voor prestaties betaald met dienstencheques andere dan sociale dienstencheques
Art. 145^21, WIB 92
INHOUDSTAFEL
I. VOORWOORD
Om een rationele voorstelling van de te behandelen stof mogelijk te maken, worden de art. 145^21 tot 145^23, WIB 92, samen besproken. De tekst is van toepassing voor het aj. 2017.
II. WETTEKSTEN
A. Art. 145^21 (Federaal)
145^21/0
Onder de voorwaarden bepaald in artikel 145^22, wordt een belastingvermindering verleend die wordt berekend op de uitgaven tot ten hoogste 920 EUR per belastingplichtige die geen beroepskosten zijn en die tijdens het belastbaar tijdperk werkelijk zijn betaald voor prestaties, te verrichten door een werknemer in het kader van plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen of voor prestaties betaald met dienstencheques bedoeld in de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, andere dan sociale dienstencheques.
De belastingvermindering is gelijk aan 30 pct van de in het eerste lid bedoelde uitgaven.
Voor het bepalen van het bedragen van de in het eerste lid vermelde uitgaven wordt alleen rekening gehouden met de nominale waarde van de PWA-cheques vermeld in de reglementering betreffende de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen of met de nominale waarde van de in het eerste lid bedoelde dienstencheques.
B. Art. 14521 (Brussels Hoofdstedelijk Gewest)
145^21/1
Onder de voorwaarden bepaald in artikel 145^22, wordt een belastingvermindering verleend die wordt berekend op de uitgaven tot ten hoogste 920 EUR per belastingplichtige die geen beroepskosten zijn en die tijdens het belastbaar tijdperk werkelijk zijn betaald voor prestaties, te verrichten door een werknemer in het kader van plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen of voor prestaties betaald met dienstencheques bedoeld in de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, andere dan sociale dienstencheques.
De belastingvermindering is gelijk aan15 pct van de in het eerste lid bedoelde uitgaven.
Voor het bepalen van het bedragen van de in het eerste lid vermelde uitgaven wordt alleen rekening gehouden met de nominale waarde van de PWA-cheques vermeld in de reglementering betreffende de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen of met de nominale waarde van de in het eerste lid bedoelde dienstencheques.
C. Art. 145^22 (Federaal)
145^21/2
De Koning bepaalt de voorwaarden waaraan de in artikel 145^21 vermelde uitgaven moeten voldoen om voor belastingvermindering in aanmerking te komen.
D. Art. 145^22 (Waalse Gewest)
145^21/3
De uitgaven bedoeld in artikel 145/21 komen slechts in aanmerking voor de belastingvermindering:
1° wat de uitgaven betaald voor prestaties in het kader van plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen betreft:
a) ten belope van de nominale waarde van de PWA-cheques die op naam van de belastingplichtige zijn uitgegeven en die hij tijdens het belastbaar tijdperk bij de uitgever heeft aangekocht, verminderd met de nominale waarde van die PWA-cheques die in de loop van datzelfde belastbaar tijdperk aan de uitgever zijn terugbezorgd;
b) op voorwaarde dat de belastingplichtige tot staving van zijn aangifte in de inkomstenbelastingen het attest overlegt vermeld in de reglementering betreffende de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen en uitgereikt door de uitgever van de PWA-cheques;
2° wat de uitgaven betaald voor prestaties betaald met dienstenscheques betreft:
a) ten belope van het bedrag verkregen door de volgende bewerkingen te volgen:
1) het verschil tussen enerzijds de aanschafprijs van de dienstencheques die op naam van de belastingplichtige zijn uitgegeven en die hij tijdens het belastbaar tijdperk bij het uitgiftebedrijf heeft aangekocht en anderzijds, de aanschafprijs van die dienstencheques die in de loop van datzelfde belastbaar tijdperk door het uitgiftebedrijf aan de belastingplichtige werden terugbetaald;
2) het bedrag verkregen onder 1) wordt vermenigvuldigd met een coëfficiënt waarvan de teller 3 is en de noemer de aanschafprijs van de dienstencheque is;
3) het bedrag verkregen onder 2) wordt vermenigvuldigd met een coëfficiënt waarvan:
i. de teller gelijk is aan het verschil tussen enerzijds, het aantal dienstencheques die op naam van de belastingplichtige zijn uitgegeven en die hij tijdens het belastbaar tijdperk bij het uitgiftebedrijf heeft aangekocht en anderzijds, het aantal dienstencheques die in de loop van datzelfde belastbaar tijdperk door het uitgiftebedrijf aan de belastingplichtige werden terugbetaald. [sic] de teller kan niet hoger zijn dan 150;
ii. de noemer gelijk is aan het verschil tussen enerzijds, het aantal dienstencheques die op naam van de belastingplichtige zijn uitgegeven en die hij tijdens het belastbaar tijdperk bij het uitgiftebedrijf heeft aangekocht en anderzijds, het aantal dienstencheques die in de loop van datzelfde belastbaar tijdperk door het uitgiftebedrijf aan de belastingplichtige werden terugbetaald;
b) op voorwaarde dat de belastingplichtige tot staving van zijn aangifte in de inkomstenbelastingen het attest overlegt vermeld in de reglementering betreffende de buurtdiensten en -banen en uitgereikt door het uitgiftebedrijf van de dienstencheques.
E. Art. 145^23
145^21/4
§1. In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de in artikel 145^21 vermelde belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het overeenkomstig artikel 130 belaste inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de overeenkomstig artikel 130 belaste inkomens van de beide echtgenoten.
§ 2. Het deel van de in artikel 145^21 vermelde belastingvermindering dat betrekking heeft op uitgaven gedaan voor prestaties betaald met dienstencheques en dat niet kan worden aangerekend op de gewestelijke opcentiemen en gewestelijke belastingvermeerderingen of op het saldo van de federale personenbelasting, wordt omgezet in een terugbetaalbaar gewestelijk belastingkrediet.
Deze paragraaf is niet van toepassing van zodra het belastbare inkomen van de belastingplichtige, met uitsluiting van de inkomsten die overeenkomstig artikel 171 worden belast, het in artikel 131, eerste lid, 1°, bedoelde bedrag overschrijdt.
Deze paragraaf is evenmin van toepassing op een belastingplichtige die beroepsinkomsten heeft die bij overeenkomst zijn vrijgesteld en die niet in aanmerking komen voor de berekening van de belasting op zijn andere inkomsten.
III. KB/WIB 92
A. Art. 63^10 (Federaal)
145^21/5
De in artikel 145^21 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde uitgaven komen slechts voor belastingvermindering in aanmerking:
1° wat de uitgaven betaald voor prestaties in het kader van plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen betreft:
a) ten belope van de nominale waarde van de PWA-cheques die op naam van de belastingplichtige zijn uitgegeven en die hij tijdens het belastbaar tijdperk bij de uitgever heeft aangekocht, verminderd met de nominale waarde van die PWA-cheques die in de loop van datzelfde belastbaar tijdperk aan de uitgever zijn terugbezorgd;
b) op voorwaarde dat de belastingplichtige tot staving van zijn aangifte in de inkomstenbelastingen het attest overlegt vermeld in de reglementering betreffende de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen en uitgereikt door de uitgever van de PWA-cheques;
2° wat de uitgaven betaald voor prestaties betaald met dienstencheques betreft:
a) ten belope van de aanschafprijs van de dienstencheques die op naam van de belastingplichtige zijn uitgegeven en die hij tijdens het belastbaar tijdperk bij het uitgiftebedrijf heeft aangekocht, verminderd met de aanschafprijs van die dienstencheques die in de loop van datzelfde belastbaar tijdperk door het uitgiftebedrijf aan de belastingplichtige werden terugbetaald;
b) op voorwaarde dat de belastingplichtige tot staving van zijn aangifte in de inkomstenbelastingen het attest overlegt vermeld in de reglementering betreffende de buurtdiensten en -banen en uitgereikt door de uitgever van de dienstencheques.
B. Art. 63^10 (Waalse Gewest)
145^21/6
[...]
IV. INLEIDING
145^21/7
Een belastingvermindering wordt verleend voor de uitgaven die tijdens het belastbaar tijdperk werkelijk zijn betaald voor de verwerving van diensten- of PWA-cheques (art. 145^21 tot 145^23, WIB 92 en art. 63^10, KB/WIB 92).
Een particulier kan dienstencheques gebruiken om huishoudelijke hulp (thuis of buitenshuis) te betalen. Met PWA-cheques kan hij o.a. kleine herstellingen aan de woning, hulp bij opvang of begeleiding van zieken, kinderen, hulp voor klein tuinonderhoud betalen.
De cheques gebruikt voor de beroepswerkzaamheid geven geen recht op de belastingvermindering.
De belastingvermindering voor diensten- en PWA-cheques wordt vanaf aj. 2015 verleend als een gewestelijke belastingvermindering (overeenkomstig artikel 5/5, § 4, eerste lid, 4° van de bijzondere wet van 16.01.1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, zoals gewijzigd door art. 11 van de Bijzondere wet van 06.01.2014 tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, BS 31.01.2014).
V. STELSEL VAN DE DIENSTENCHEQUES
A. Algemeen
145^21/8
Het stelsel van de dienstencheques werd ingevoerd bij wet van 20.07.2001 tot bevordering van buurtdiensten en - banen (BS 11.08.2001). De uitvoeringsbepalingen zijn opgenomen in het KB van 12.12.2001 betreffende de dienstencheques (BS 22.12.2001).
Met een dienstencheque kan een particulier thuis of buitenshuis bepaalde huishoudelijke taken laten uitvoeren.
Meer informatie over de dienstencheques is terug te vinden op de website van het bevoegde Gewest:
Voor het Vlaamse Gewest: http://www.dienstencheques-vlaanderen.be/
Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: http://www.dienstencheque.brussels/
Voor het Waalse Gewest: http://www.wallonie-titres-services.be/
http://www.wallonie-dienstleistungsscheck.be/
B. Toegelaten activiteiten
1. Buurtdiensten en -banen in de thuishulp van huishoudelijke aard
145^21/9
Thuishulp van huishoudelijke aard betreft activiteiten ten gunste van particulieren die in België woonachtig zijn (art. 1, 2°, KB 12.12.2001, BS 22.12.2001).
Vanaf 01.01.2016 is art. 1, 2°, KB 12.12.2001 bedongen als volgt:
- voor het Vlaamse Gewest: 'de particulieren van wie de hoofdverblijfplaats in het Vlaamse Gewest is gelegen' voor de activiteiten die in of buiten de woonplaats van de gebruiker verricht worden;
- voor het Brusselse Gewest: 'de particulieren van wie de hoofdverblijfplaats in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is gelegen' voor de activiteiten die in of buiten de woonplaats van de gebruiker verricht worden.
a. Activiteiten verricht in de woonplaats/hoofdverblijfplaats van de gebruiker
Het betreft:
- het schoonmaken van de woning (met inbegrip van de ramen);
- het wassen en strijken;
- de kleine occasionele naaiwerken;
- het bereiden van maaltijden.
Het moet steeds gaan om een hulp in het huishouden die voorziet in de privé-behoeften van de gebruiker. Activiteiten in het kader van zijn beroepsactiviteit komen niet in aanmerking (bv. het schoonmaken van een dokterskabinet).
Ook kleine onderhoudswerken zoals schilderen, behangen en tuinonderhoud, alsook de opvang van kinderen, bejaarden of zieken komen niet in aanmerking en mogen dus niet betaald worden met dienstencheques.
Een erkende onderneming mag geen thuishulp met huishoudelijk karakter aanbieden aan de gebruikers die in een rusthuis of in een andere instelling voor collectief verblijf gehuisvest zijn.
Een 'instelling voor collectief verblijf' is een instelling waar diensten worden verstrekt zoals verzorging, begeleiding en de voorziening van maaltijden (bv. rusthuis, ziekenhuis, ...).
b. Activiteiten verricht buiten de woonplaats/hoofdverblijfplaats van de gebruiker
Het betreft:
i. boodschappen doen
Enkel kleine boodschappen om te voorzien in de dagdagelijkse behoeften van de particuliere gebruiker komen in aanmerking. Worden niet bedoeld: de aankoop van meubels, van huishoudtoestellen, van audiovisuele toestellen, van warme maaltijden en de periodieke bedeling van kranten en tijdschriften.
ii. begeleid vervoer van personen met beperkte mobiliteit
Begeleid vervoer van personen met beperkte mobiliteit is een activiteit die mindervaliden onder begeleiding vervoert met daartoe speciaal uitgeruste voertuigen, waarvoor de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer een attest heeft afgeleverd. De personen van minstens 60 jaar die prestaties genieten verstrekt door een door de bevoegde overheid erkende dienst voor gezins- en bejaardenhulp worden met mindervaliden gelijkgesteld. Deze activiteit is eveneens mogelijk voor de mindervalide kinderen ten laste van een gebruiker. Enkel voor het vervoer van mindervaliden (bedoeld in art. 1, eerste lid, 7°, a en 8°, b, KB 12.12.2001) is een aangepast voertuig, met attest, vereist.
iii. strijken (met inbegrip van verstelwerk van het te strijken linnen)
Strijken omvat het strijken zelf, alsook de volgende aanverwante activiteiten:
- het registreren: de ontvangst van het door de klant gebrachte te strijken linnen, het registreren van de te strijken stukken en het opstellen van een ontvangstbewijs;
- het sorteren: het sorteren van het te strijken linnen volgens productieproces;
- het controleren: de kwaliteitscontrole en de eindcontrole na het strijken;
- het samenstellen: het gestreken linnen terug per klant samenbrengen;
- het verpakken: het gestreken linnen inpakken;
- het bestellen: het afhalen van het gestreken linnen in het strijkatelier door de klant en het afhandelen van de betaling.
2. Andere activiteiten dan thuishulp van huishoudelijke aard
145^21/10
De belastingvermindering voor dienstencheques voor andere activiteiten dan thuishulp van huishoudelijke aard kan slechts toegekend worden indien cumulatief de volgende voorwaarden vervuld zijn (art. 10bis, W 20.07.2001, BS 11.08.2001):
1° het gaat om banenscheppende activiteiten, met of zonder handelskarakter, die inspelen op individuele, persoonlijke of familiale noden die zich in het raam van het dagelijkse leven laten gevoelen en die door het bevoegde gewest of de bevoegde gemeenschap worden geselecteerd als activiteiten die kunnen vergoed worden met een dienstencheque;
2° de gebruikers zijn natuurlijke personen;
3° de activiteiten worden uitgevoerd door een onderneming die daartoe erkend is door het bevoegde gewest of de bevoegde gemeenschap;
4° het bevoegde gewest of de bevoegde gemeenschap moet in zijn erkenningsvoorwaarden inschrijven dat de erkende onderneming ten aanzien van zijn werknemers voor wat betreft het soort arbeidsovereenkomst en de minimale arbeidsregeling minstens dezelfde garanties biedt als voorzien in Hoofdstuk II, Afdeling 2 van de wet van 20.07.2001, en dat de erkenning kan worden ingetrokken indien niet voldaan is aan deze garanties;
5° de kwaliteit en de veiligheid van deze diensten wordt aan de gebruiker gegarandeerd;
6° het bevoegde gewest of de bevoegde gemeenschap heeft hierover een bilateraal samenwerkingsakkoord gesloten met de federale overheid.
C. Erkende onderneming
145^21/11
Enkel erkende ondernemingen mogen de bedoelde buurtwerken of diensten leveren.
D. Procedure
145^21/12
De gebruiker die het systeem van de dienstencheques wenst te genieten om buurtwerken of ‑diensten te laten uitvoeren, doet een beroep op een erkende onderneming.
De erkende onderneming laat de buurtwerken of -diensten uitvoeren bij de gebruiker door een werknemer (bedoeld in art. 3, W 20.07.2001, BS 11.08.2001, ed. 2). Die werknemer mag geen bloed- of aanverwant tot in de tweede graad zijn van de gebruiker of een lid van het gezin van de gebruiker, noch dezelfde verblijfplaats hebben als de gebruiker.
Het model van de dienstencheque werd vastgesteld bij koninklijk besluit (bijlage bij KB 12.12.2001, BS 22.12.2001). Sinds aj. 2007 kan de cheque een gedematerialiseerde vorm aannemen en aangekocht en gebruikt worden via een elektronische procedure (KB 10.11.2005, BS 23.11.2005).
De gebruiker die dienstencheques wenst aan te schaffen maakt door overschrijving of storting het bedrag van de aanschafprijs per dienstencheque over aan het uitgiftebedrijf van de dienstencheques. De aanschafprijs bedraagt 9 euro (bij aankoop vanaf 01.01.2014 - zie opmerking hieronder) voor de eerste 400 aangeschafte dienstencheques per kalenderjaar en bedraagt 10 euro voor elke dienstencheque die de aanschaf van 400 dienstencheques per kalenderjaar overschrijdt. Deze cheque kan enkel gebruikt worden voor het vergoeden van gepresteerde arbeidstijd. De bestelling moet gaan over een minimum van 10 dienstencheques. Aangekochte dienstencheques hebben een geldigheidsduur van 8 maanden volgend op de maand van uitgifte.
De gebruiker kan per kalenderjaar maximum 500 dienstencheques aanschaffen. Voor een gezin bedraagt het maximum 1.000 dienstencheques per kalenderjaar. De aanschafprijs bedraagt 9 euro voor de eerste 800 aangeschafte dienstencheques per kalenderjaar en bedraagt 10 euro voor elke dienstencheque die de aanschaf van 800 dienstencheques per kalenderjaar overschrijdt. Een 'gezin' betreft alle personen die volgens het attest van gezinssamenstelling uit het bevolkingsregister ingeschreven zijn op hetzelfde adres.
De mindervalide gebruiker, de gebruiker met een mindervalide kind ten laste en de gebruiker die een eenoudergezin vormt met één of meerdere kinderen ten laste kan, onder bepaalde voorwaarden, per kalenderjaar maximum 2.000 dienstencheques aanschaffen aan de prijs van 9 euro per dienstencheque (art. 3, § 2, KB 12.12.2001, BS 22.12.2001).
Per gepresteerd arbeidsuur overhandigt de gebruiker een dienstencheque aan de werknemer op het moment dat de buurtwerken of -diensten zijn uitgevoerd. De werknemer vult zijn naam in en brengt zijn handtekening op de dienstencheque aan. De ondernemingen groeperen prestaties van minder dan één uur voor rekening van één gebruiker tot een volledig arbeidsuur.
De erkende onderneming maakt de dienstencheques voor betaling over aan het uitgiftebedrijf voor het einde van de negende maand die volgt op de maand van uitgifte van de dienstencheques.
Het uitgiftebedrijf stort vervolgens, binnen de tien werkdagen na ontvangst van de dienstencheques, een bedrag per cheque aan de erkende onderneming, bestaande uit de aankoopprijs van de dienstencheque van 9 (of 10) euro vermeerderd met een (te indexeren) tegemoetkoming van de bevoegde overheid.
Het uitgiftebedrijf van de dienstencheques maakt jaarlijks vóór 1 maart, aan de gebruiker een fiscaal attest over, met de vermelding van de aanschafprijs van de dienstencheques die op zijn naam werden opgesteld en die betaald werden tijdens het voorgaande kalenderjaar. De datum van betaling is de datum waarop de rekening van het uitgiftebedrijf gecrediteerd werd. De aankoopprijs van de cheques die niet werden gebruikt en die tijdens hetzelfde kalenderjaar door het uitgiftebedrijf aan de gebruiker terugbetaald werden, komen in mindering van dit bedrag.
De gegevens vermeld in de fiscale attesten worden door het uitgiftebedrijf eveneens vóór 1 maart overgemaakt aan de administratie (KB 12.12.2001, art. 9).
Opmerking
Het bedrag van de dienstencheque wordt bepaald in art. 3, § 2, KB 12.12.2001 betreffende de dienstencheques en bedroeg oorspronkelijk 6,20 euro per dienstencheque. Het werd later als volgt gewijzigd:
- aankoop tussen 20.11.2004 en 30.04.2008: aanschafwaarde 6,70 euro per dienstencheque (KB 10.11.2004, BS 19.11.2004)
- aankoop tussen 01.05.2008 en 31.12.2008: aanschafwaarde 7 euro per dienstencheque (KB 28.04.2008, BS 30.04.2008)
- aankoop tussen 01.01.2009 en 31.12.2012: 7,50 euro per dienstencheque (KB 11.12.2008, BS 22.12.2008)
- aankoop tussen 01.01.2013 tot 31.12.2013: aanschafwaarde 8,50 euro per dienstencheque voor de eerste 400 cheques en 9,50 euro per dienstencheque boven 400 cheques (KB 20.12.2012, BS 31.12.2012)
- aankoop tussen 01.01.2014: 9 euro per dienstencheque voor de eerste 400 cheques en 10 euro per dienstencheque boven 400 cheques (KB 17.08.2013, BS 26.08.2013).
VI. OVERZICHT VAN HET STELSEL VAN DE PWA-CHEQUES
A. Algemeen
145^21/13
Belastingplichtigen (natuurlijke personen) die uitgaven gedaan hebben voor prestaties geleverd door een werkloze in het kader van plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (hierna afgekort PWA) kunnen onder bepaalde voorwaarden een belastingvermindering genieten (art. 145^21 tot 145^23, WIB 92 en art. 63^10, KB/WIB 92).
In de praktijk richt het stelsel van de PWA-cheques zich tot particulieren, tot de plaatselijke overheden, tot niet-commerciële verenigingen, tot onderwijsinstellingen en tot de land- en tuinbouwsector. Vennootschappen kunnen geen beroep doen op het PWA.
Enkel particuliere gebruikers kunnen genieten van de belastingvermindering.
Overigens zijn de vergoedingen die werklozen verkrijgen voor PWA-prestaties vrijgesteld van belasting. Het vrijgesteld bedrag bedraagt 4,10 euro per uur van prestatie (art. 38, § 1, eerste lid, 13°, WIB 92). Het saldo wordt als een werkloosheidsuitkering beschouwd (art. 146, 3°, WIB 92).
Sinds 01.01.2016 zijn het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd wat het PWA-systeem betreft.
Waalse Gewest:
- http://emploi.wallonie.be/home/creation-demploi/agences-locales-pour-lemploi.html
- http://www.leforem.be
De uitbetalingsinstellingen blijven de PWA-cheques betalen.
Brussels Hoofdstedelijk Gewest:
- Voor de 'werkgevers - gebruikers':
* FR: http://www.actiris.be/emp/tabid/922/language/fr-BE/Engager-un-collaborateur-ALE.aspx
* NL: http://www.actiris.be/emp/tabid/922/language/nl-BE/Eeen-PWA-aanwerven.aspx
- Voor de werkzoekenden:
* FR: http://www.actiris.be/ce/tabid/918/language/fr-BE/Travailler-pour-une-ALE.aspx
* NL: http://www.actiris.be/ce/tabid/918/language/nl-BE/Voor-een-PWA-werken.aspx
De uitbetalingsinstellingen blijven de PWA-cheques betalen.
Wat het Vlaamse Gewest (www.vdab.be, www.werk.be) en de Duitstalige Gemeenschap (http://www.adg.be, http://www.dglive.be) betreft is een overgangsperiode steeds van toepassing tijdens welke de RVA die bevoegdheid tijdelijk blijft uitoefenen. De RVA blijft dus, op grond van het continuïteitsprincipe, belast met de uitvoering van die bevoegdheid tot het moment dat het Vlaamse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap operationeel in staat zullen zijn om die bevoegdheid uit te oefenen.
De bevoegdheid om de uitkeringen te betalen is niet overgedragen naar de Gewesten en blijft dus toevertrouwd aan de RVA, in medewerking met de uitbetalingsinstellingen.
B. Welke werknemers?
145^21/14
De prestaties moeten verricht worden door een werknemer in het kader van een PWA.
Een PWA wordt door een gemeente of door een groep van gemeenten opgericht onder de vorm van een VZW met als doel werklozen tewerk te stellen voor jobs die niet tot het reguliere arbeidscircuit behoren.
Met 'werknemer' wordt een persoon bedoeld die beantwoordt aan de wettelijke en reglementaire voorwaarden om arbeidsprestaties te verrichten in het kader van een PWA-arbeidsovereenkomst (W 07.04.1999 betreffende de PWA-arbeidsovereenkomst, BS 20.04.1999).
In toepassing van art. 79, § 4, KB 25.11.1991 houdende de werkloosheidsreglementering (BS 31.12.1991) mogen de activiteiten verricht in het kader van een PWA slechts uitgeoefend worden door personen die aan de volgende voorwaarden voldoen:
- een langdurig uitkeringsgerechtigde volledige werkloze zijn,
* die sinds ten minste twee jaar werkloosheidsuitkeringen of inschakelingsuitkeringen geniet of die sinds ten minste 6 maand werkloosheidsuitkeringen geniet indien hij de leeftijd van 45 jaar bereikt heeft of
* die in een periode van 36 maanden vóór zijn inschrijving bij het agentschap minstens gedurende 24 maanden uitkeringsgerechtigde volledige werkloze was.
- van het leefloon genieten of recht hebben op financiële bijstand van het OCMW en ingeschreven zijn als niet werkende werkzoekende.
De volgende personen mogen geen activiteiten verrichten in het kader van een PWA:
- de werkloze jonger dan 45 jaar die zich bevindt in de eerste vergoedingsperiode;
- de werkloze die als deeltijdse werknemer tewerkgesteld is;
- de werkloze die het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag of de aanvullende vergoeding van ontslagen bejaarde grensarbeiders geniet (art. 79, § 4, lid 6, KB 25.11.1991, BS 21.12.1991).
C. Welke activiteiten?
145^21/15
De volgende activiteiten mogen worden verricht in het kader van het PWA-stelstel (art. 79, W 30.03.1994, BS 31.03.1994 en art. 79bis, § 3, KB 25.11.1991, BS 31.12.1991). Het gaat om activiteiten die niet worden aangetroffen in het reguliere arbeidscircuit en die worden verricht:
1° ten behoeve van natuurlijke personen:
- thuishulp met huishoudelijk karakter;
Deze activiteit mag slechts uitgeoefend worden indien de volgende voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn:
a. de werkloze was op 01.03.2004 verbonden met een PWA- arbeidsovereenkomst;
b. de werkloze heeft de activiteit thuishulp met huishoudelijk karakter daadwerkelijk bij een gebruiker uitgeoefend in de loop van de periode van 18 kalendermaanden die voorafgaan aan de maand waarin hij de activiteit wil uitoefenen (deze periode wordt verlengd met de duur van de vergoede periodes van arbeidsongeschiktheid, voor zover het volledige, ononderbroken maanden betreft en/of door overmacht);
c. de werkloze was na 01.03.2004 niet gedurende een ononderbroken periode van acht maanden of meer verbonden met een arbeidsovereenkomst;
d. de kandidaat-gebruiker was op 01.03.2004 in het bezit van een gevalideerd gebruikersformulier voor het verrichten van thuishulp met huishoudelijk karakter (in de zin van art. 79, § 2, derde lid, KB 25.11.1991, BS 31.12.1991);
e. de werkloze is 50 jaar of ouder op 01.07.2009 of heeft een blijvende graad van arbeidsongeschiktheid van ten minste 33 % (overeenkomstig de procedure voorzien in art. 141, KB 25.11.1991, BS 31.12.1991).
- hulp voor de bewaking of de begeleiding van zieken of kinderen;
- hulp voor het verrichten van administratieve formaliteiten;
- hulp voor het klein tuinonderhoud.
2° ten behoeve van de lokale overheden:
- activiteiten van stadswacht ter ondersteuning van het veiligheidsbeleid (volgens de bepaling van art. 79ter, KB 25.11.1991, BS 31.12.1991)
- activiteiten waaraan niet tegemoet gekomen wordt door de reguliere arbeidscircuits, door het tijdelijke en exceptionele karakter van de nood of doordat deze nood door recente maatschappelijke evoluties ontstaan of merkelijk toegenomen is. Het gaat in het bijzonder om:
* de bescherming van het leefmilieu
* de buurtveiligheid en het tegemoetkomen aan buurtnoden
* de begeleiding van kinderen, jongeren en sociaal zwakkeren
* socio-culturele activiteiten die van occasionele aard of van beperkte omvang zijn
3° ten behoeve van onderwijsinstellingen, verenigingen zonder winstoogmerk en andere niet-commerciële verenigingen:
Het gaat om activiteiten die door hun aard, hun omvang of door hun occasioneel karakter gewoonlijk verricht worden door vrijwilligers, meer bepaald de activiteiten van personen die hulp verlenen ter gelegenheid van sociale, culturele, sportieve, caritatieve of levensbeschouwelijke manifestaties.
4° ten behoeve van de land- en tuinbouwsector:
- de activiteiten uitgeoefend binnen het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, met uitsluiting van de champignonteelt en het aanplanten en onderhouden van parken en tuinen,
- de seizoensgebonden activiteiten overeenstemmend met arbeidspieken bij het planten en het oogsten en de andere tijdelijke activiteiten, volgens de modaliteiten en formaliteiten vastgesteld door de Ministers van Tewerkstelling en Arbeid en van Landbouw.
D. Duur van de prestaties
145^21/16
De activiteiten verricht in het kader van het PWA moeten het karakter behouden van een bijkomende activiteit. Een PWA-werknemer mag in het kader van het PWA maximaal 630 activiteitsuren per kalenderjaar en 70 activiteitsuren per kalendermaand presteren. (art. 79bis, § 4, KB 25.11.1991, BS 31.12.1991).
Uitzonderingen
Het maximum aantal te presteren uren per kalendermaand hangt evenwel af van het type gebruiker en van de aard van de activiteit:
- de PWA-werknemer mag per kalendermaand slechts ten hoogste 45 uren verrichten die betrekking hebben op de activiteiten ten behoeve van:
* natuurlijke personen, voor thuishulp met huishoudelijk karakter (voor de toegelaten PWA-werknemers) en voor hulp voor het verrichten van administratieve formaliteiten;
* lokale overheden, voor activiteiten die beantwoorden aan noden waaraan niet tegemoet gekomen wordt door de reguliere arbeidscircuits;
* verenigingen zonder winstoogmerk, andere dan onderwijsinstellingen, en andere niet-commerciële verenigingen, voor occasionele activiteiten verricht door vrijwilligers.
- de PWA-werknemer die seizoens- en gelegenheidsgebonden activiteiten verricht in de land- en tuinbouwsector, mag ten hoogste 150 uren per kalendermaand verrichten, waarvan ten hoogste 70 uren die geen seizoens- en gelegenheidsgebonden activiteiten zijn, waarvan ten hoogste 45 uren die betrekking hebben op de activiteiten bedoeld in vorige °).
De PWA-werknemer die een toegelaten activiteit uitoefent, kan deze activiteit aanvullen met andere activiteiten voor zover voor elke activiteit het maximaal toegelaten aantal uren per kalendermaand niet overschreden wordt.
In totaal mag per kalenderjaar het maximum aantal uren (630 uren) niet overschreden worden.
De Minister kan, in noodsituaties en omwille van het algemeen belang, afwijkingen voorzien op deze uurgrenzen.
E. Vergoeding
145^21/17
Het PWA bepaalt het bedrag van de uurvergoeding die de begunstigde van een prestatie verschuldigd is. Het bedrag van de vergoeding kan variëren per soort activiteit en volgens het loonniveau in de streek. Er mag eveneens een onderscheid worden gemaakt naargelang de gebruiker een natuurlijke persoon of een rechtspersoon is. Bovendien kan een voorkeurtarief worden vastgesteld voor bepaalde categorieën van gebruikers.
De uurvergoeding bedraagt ten minste 5,95 euro en ten hoogste 7,45 euro; voor de land- en tuinbouwsector varieert de uurvergoeding in principe tussen 5,95 euro en 6,20 euro (art. 79bis, § 2, KB 25.11.1991, BS 31.12.1991).
F. Procedure
145^21/18
De gebruiker moet een aanvraag indienen bij het PWA van de gemeente waarin het werk moet worden uitgevoerd. Hij ontvangt een "gebruikersformulier" waarop hij de activiteit moet omschrijven.
Vervolgens koopt de gebruiker PWA-cheques aan waarvan de aankoopwaarde overeenstemt met het bedrag van de uurvergoeding die hij verschuldigd is. Enkel PWA-cheques op naam kunnen in aanmerking komen voor de belastingvermindering en moeten aangekocht worden bij het uitgiftebedrijf.
De gebruiker kan bij de uitgever van de cheques minstens 10 PWA-cheques bestellen die op zijn naam worden opgesteld. De betaling van de PWA-cheques geschiedt voorafgaandelijk. De gebruiker die in het bezit is van een gevalideerd "gebruikersformulier", kan bij het PWA eveneens PWA-cheques kopen die niet op naam zijn.
Slechts de PWA-cheques op naam van de gebruiker worden door de uitgever van de voormelde PWA-cheques in aanmerking genomen voor het uitreiken van een fiscaal attest op naam van de gebruiker. D.m.v. dat attest kan de gebruiker een belastingvermindering krijgen voor de uitgaven die hij heeft gedaan voor PWA-prestaties (zie 145^21/37). Enkel natuurlijke personen kunnen een belastingvermindering genieten voor de aangekochte cheques (die niet tijdens hetzelfde jaar werden teruggegeven).
De gebruiker kan bij de uitgever van de PWA-cheques de terugbetaling bekomen van de niet gebruikte PWA-cheques die op zijn naam werden opgesteld en waarvan de geldigheidsduur nog niet is verstreken. PWA-cheques die aanleiding geven tot een fiscaal attest en waarvoor de terugbetaling werd gevraagd na het kalenderjaar van de aankoop, worden echter slechts ten belope van 70 % van de aanschafprijs terugbetaald aan de gebruiker; in dat geval worden de resterende 30 % betaald aan de RVA. De administratiekosten van de uitgever worden ingehouden op het aan de gebruiker terug te betalen bedrag.
De gebruiker overhandigt aan de werkloze een PWA-cheque voor elk begonnen arbeidsuur. De nominale waarde van de PWA-cheque moet overeenstemmen met de uurvergoeding die door het PWA op het gebruikersformulier is vermeld.
De PWA-werknemer bezorgt op het einde van elke maand zijn controlekaart en al de gedurende die maand ontvangen cheques aan de uitbetalingsinstelling van de werkloosheidsuitkering (vakbond of HVW), die instaat voor de betaling van de vergoeding. De PWA-werknemer heeft recht op 7,06 euro per PWA-cheque. De PWA-werknemer ontvangt een maandinkomen dat gelijk is aan zijn volledige werkloosheidsuitkering plus het saldo van de vergoeding van 4,10 euro per prestatie (7,06 euro - 2,96 euro).
De uitbetalingsinstelling overhandigt vervolgens de uitbetaalde cheques aan de uitgever, die haar onmiddellijk 4,10 euro per cheque, verhoogd met een bedrag tot dekking van haar administratiekosten terugbetaalt.
Wanneer de betaling gedaan is door een vakbond of de HVW, wordt het saldo (d.w.z. het bedrag dat overblijft nadat het bedrag van 4,10 euro en dat van de administratiekosten van de uitbetalingsinstelling zijn afgetrokken van de aanschafprijs van de PWA-cheques) door de uitgever van de PWA-cheques als volgt verdeeld:
- -25 % wordt gestort aan het PWA om administratiekosten te dekken, om de verplaatsingskosten van de PWA-werknemers terug te betalen en om PWA-initiatieven te financieren;
- -75 % (verminderd met het bedrag tot dekking van de administratiekosten van de uitgever van de cheques, met inbegrip van de verzendingskosten) wordt gestort aan de RVA voor de verzekering tegen arbeidsongevallen, voor de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid, voor de centrale administratiekosten en voor een vermindering van het werkloosheidsbudget.
VII. WELKE BELASTINGPLICHTIGEN?
145^21/19
Particulieren die in België wonen (en particulieren die niet-inwoners van België zijn maar die de gewestelijke belastingverminderingen mogen aanvragen, kunnen gebruik maken van diensten- en PWA-cheques. Ook zelfstandigen kunnen gebruik maken van de cheques, maar enkel voor activiteiten die in de privésfeer plaatsvinden. De cheques mogen nooit gebruikt worden voor prestaties in een professionele context zoals bv. de schoonmaak van een dokterskabinet (zie 145^21/21).
VIII. WELKE UITGAVEN?
A. Grensbedrag
145^21/20
Het bedrag van de uitgaven voor diensten- en PWA-cheques dat jaarlijks voor de vermindering in aanmerking komt, is beperkt.
Tot en met aj. 2013 bedroeg het maximumbedrag van de uitgaven waarvoor de vermindering werd toegekend, 1.810 euro (te indexeren basisbedrag). Vanaf aj. 2014 werd het voormelde maximumbedrag verlaagd naar 920 euro (te indexeren basisbedrag) (W 30.07.2013 houdende diverse bepalingen, BS 01.08.2013, ed. 2). De verlaging van het maximumbedrag trad pas in werking vanaf 01.07.2013 vergezeld van overgangsmaatregelen (meer info over deze regeling is terug te vinden in de circulaire AAFISC Nr. 9/2015, Ci.RH.331/631.355 d.d. 24.02.2015).
Voor aj. 2017 bedraagt het geïndexeerd maximumbedrag 1.410 euro.
Het maximumbedrag geldt per jaar en per belastingplichtige en is van toepassing voor zowel diensten- als PWA-cheques samen.
B. Geen beroepskosten
145^21/21
Diensten- en PWA-cheques die gebruikt worden voor de beroepswerkzaamheid geven geen recht op de belastingvermindering. Deze uitgaven zijn beroepskosten die onder bepaalde voorwaarden in mindering komen van het brutobedrag van de beroepsinkomsten.
Wanneer de uitgaven een gemengd karakter hebben, d.w.z. beroepsmatig en privé, wordt het beroepsmatige gedeelte uitgesloten van het voordeel van de belastingvermindering.
Voor de berekening van de belastingvermindering is alleen het privé-gedeelte van de uitgaven beperkt tot 920 euro (1.410 euro voor aj. 2017).
C. Werkelijk zijn betaald
145^21/22
Om in aanmerking te komen voor de belastingvermindering moeten de uitgaven werkelijk betaald zijn tijdens het belastbare tijdperk, zelfs wanneer de diensten- en PWA-cheques in een later jaar worden gebruikt.
IX. UITGESLOTEN UITGAVEN
145^21/23
- Beroepskosten
De uitgaven mogen geen beroepskosten zijn voor de belastingplichtige (zie 145^21/21).
- Sociale dienstencheques
Het systeem van sociale dienstencheques werd ingevoerd voor mensen met een laag inkomen (art. 4, eerste lid, 3°, W 20.07.2001, BS 11.08.2001, ed. 2). OCMW's ontvangen dienstencheques om ze tegen een lagere prijs te verkopen aan de doelgroep.
Art.145^21, eerste lid, WIB 92, sluit de sociale dienstencheques uitdrukkelijk uit van de belastingvermindering voor prestaties betaald met dienstencheques.
- Dienstencheques moederschapshulp
Sinds 01.01.2006 (KB 17.01.2006, BS 23.01.2006) worden dienstencheques toegekend aan de vrouwelijke zelfstandige ter gelegenheid van de geboorte van haar kind of kinderen (moederschapshulp). De aankoopprijs van de cheques wordt ten laste genomen door het sociaal verzekeringsfonds waarbij ze is aangesloten.
De dienstencheques voor moederschapshulp komen niet in aanmerking voor de belastingvermindering. Het uitgiftebedrijf mag aan de gebruiker dan ook geen fiscaal attest afgeven.
- Naamloze PWA-cheques
Naamloze PWA-cheques kunnen rechtstreeks besteld worden bij het PWA, maar komen niet in aanmerking voor de belastingvermindering.
X. TARIEF
145^21/24
Voor de Vlaamse en Waalse Gewesten, bedraagt het percentage van de belastingvermindering 30 % van de in aanmerking komende uitgaven voor prestaties betaald met diensten- en PWA-cheques. Dit tarief geldt voor de 2 soorten cheques samen.
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft het tarief van de vermindering gewijzigd van 30 naar 15 % voor de uitgaven gedaan vanaf aj. 2017 (ordonnantie 18.12.2015, BS 30.12.2015, ed. 2).
XI. CRITERIUM VAN FISCALE WOONPLAATS
145^21/25
Sinds aj. 2015 valt de belastingvermindering voor de diensten- en PWA-cheques onder de exclusieve bevoegdheid van de Gewesten.
De berekening van de belastingvermindering voor dienstencheques is vanaf aj. 2016 verschillend in het Waalse gewest t.o.v. de twee andere gewesten van het land. Daarom is de vaststelling welk gewest bevoegd is voor het verlenen van de belastingvermindering cruciaal. Het bevoegde gewest is, wat de PB betreft, het gewest waar de belastingplichtige zijn fiscale woonplaats heeft op 1 januari van het aj. (art. 5/1, § 2, van de bijzondere wet van 16.01.1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten).
Voor de toepassing van voormelde bepaling zal een belastingplichtige dus geacht worden zijn fiscale woonplaats te hebben in het gewest waar hij zijn woonplaats of, bij gebrek aan woonplaats in België, zijn zetel van fortuin heeft gevestigd op 1 januari van het aj.
Voor de niet-inwoners van België die gewestelijke belastingverminderingen mogen aanvragen zal het Gewest zijn waar ze hun belastbaar beroepsinkomsten hebben verkregen. In het geval van beroepsinkomsten ontvangen uit verschillende Gewesten zal het Gewest zijn met het hoogste netto beroepsinkomsten. In het geval van gelijke netto beroepsinkomsten zal het Gewest bepaald zijn op basis van de effectief gewerkte dagen. Als het niet mogelijk is om het Gewest te bepalen zal de niet-inwoner gelokaliseerd zijn in het Gewest waarin hij gelokaliseerd was in het vorig belastbaar tijdperk.
Voorbeeld
Op 01.01.2016 woont een belastingplichtige in het Vlaamse Gewest. Op 16.02.2016 koopt hij 200 dienstencheques.
Op 11.05.2016 verhuist hij naar het Brussels Gewest. Op 04.06.2016 koopt hij 40 PWA-cheques.
Omwille van beroepsredenen verhuist hij op 05.10.2016 naar het Waalse Gewest. Op 19.10.2016 koopt hij 60 PWA-cheques.
Op 01.01.2017 woont hij nog steeds in het Waalse Gewest.
Aangezien de belastingplichtige zijn fiscale woonplaats op 01.01.2017 in het Waalse Gewest heeft, is de Waalse reglementering voor de belastingvermindering voor uitgaven voor prestaties betaald met diensten- en PWA-cheques van toepassing voor het volledige belastbaar tijdperk.
Circ. 2017/C/22 van 19.04.2017 en circ. AAFisc 29/2014 van 07.07.2014 hebben betrekking op dit thema.
XII. BEREKENING VAN DE BELASTINGVERMINDERING VOOR diensten- EN PWA-CHEQUES
A. Voor in het Vlaamse en Brussels Hoofdstedelijk Gewest gelokaliseerde belastingplichtigen
145^21/26
Het Vlaamse en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben voor het aj. 2017 geen wijzigingen aangebracht aan de berekening van het bedrag dat voor de belastingvermindering in aanmerking komt. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft het tarief van de vermindering gewijzigd van 30 naar 15 % voor de uitgaven gedaan vanaf aj. 2017 (Ordonnantie 18.12.2015 houdende het eerste deel van de fiscale hervorming, BS 30.12.2015, ed. 2).
De betrokken uitgaven komen slechts voor belastingvermindering in aanmerking (art. 63^10, KB/WIB 92):
- wat de uitgaven betaald voor prestaties in het kader van PWA betreft: ten belope van de nominale waarde van de PWA-cheques die op naam van de belastingplichtige zijn uitgegeven en die hij tijdens het belastbaar tijdperk bij de uitgever heeft aangekocht. Dit bedrag moet met de nominale waarde van die PWA-cheques, die in de loop van datzelfde belastbaar tijdperk aan de uitgever zijn terugbezorgd, worden verminderd;
- wat de uitgaven betaald voor prestaties betaald met dienstencheques betreft: ten belope van de aanschafprijs van de dienstencheques die op naam van de belastingplichtige zijn uitgegeven en die hij tijdens het belastbaar tijdperk bij het uitgiftebedrijf heeft aangekocht. Dit bedrag moet met de aanschafprijs van die dienstencheques, die in de loop van datzelfde belastbaar tijdperk door het uitgiftebedrijf aan de belastingplichtige werden terugbetaald, worden verminderd.
De gecumuleerde bedragen van deze twee soorten van uitgaven komen voor de belastingvermindering slechts voor een maximumbedrag van 920 euro (geïndexeerd bedrag voor aj. 2017: 1.410 euro) in aanmerking.
Dit maximumbedrag geldt per jaar en per belastingplichtige en is van toepassing voor zowel diensten- als PWA-cheques samen.
Het percentage van de belastingvermindering bedraagt 30 % (of 15% voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vanaf aj. 2017) van de betrokken uitgaven.
B. Voor in het Waalse Gewest gelokaliseerde belastingplichtigen
1. Wijzigingen voor de dienstencheques
145^21/27
Vanaf aj. 2016 heeft het Waalse Gewest het bedrag gewijzigd van de uitgaven voor dienstencheques die in aanmerking kunnen komen voor de belastingvermindering tegen 30 %. Art. 63 10, KB/WIB 92, werd opgeheven en de bepalingen werden overgebracht naar art. 145^22, WIB 92 en gewijzigd. Deze wijzigingen hebben enkel betrekking op het Waalse Gewest (DWG 11.12.2014 houdende de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2015, BS 23.01.2015, ed. 1; Circ. AAFisc Nr. 43/2015 (nr. Ci.700.168) van 17.12.2015).
De nieuwe berekening wordt bepaald volgens een formule in functie van het aantal cheques en wordt in drie stappen uitgevoerd:
Eerste stap:
Men berekent het verschil tussen:
- enerzijds de totale aanschafprijs van de dienstencheques die op naam van de belastingplichtige zijn uitgegeven en die hij tijdens het belastbaar tijdperk bij het uitgiftebedrijf heeft aangekocht
en
- anderzijds, de totale aanschafprijs van die dienstencheques die in de loop van datzelfde belastbaar tijdperk door het uitgiftebedrijf aan de belastingplichtige werden terugbetaald.
Opmerking: tot dit stadium is er geen verandering in vergelijking met de oude berekening van de toegelaten uitgaven (zie 145^21/26).
Tweede stap:
Het bedrag verkregen bij de eerste stap wordt vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller 3 is en de noemer de aanschafprijs van de dienstencheque is.
Opmerking: de huidige aanschafprijs is 9 euro voor de eerste 400 aangekochte dienstencheques per kalenderjaar. Daarboven bedraagt de prijs 10 euro.
Derde stap:
Het bedrag verkregen bij de tweede stap wordt vermenigvuldigd met een breuk waarvan:
- de teller gelijk is aan het verschil tussen enerzijds, het aantal dienstencheques die op naam van de belastingplichtige zijn uitgegeven en die hij tijdens het belastbaar tijdperk bij het uitgiftebedrijf heeft aangekocht en anderzijds, het aantal dienstencheques die in de loop van datzelfde belastbaar tijdperk door het uitgiftebedrijf aan de belastingplichtige werden terugbetaald; de teller kan niet hoger zijn dan 150;
- de noemer gelijk is aan het verschil tussen enerzijds, het aantal dienstencheques die op naam van de belastingplichtige zijn uitgegeven en die hij tijdens het belastbaar tijdperk bij het uitgiftebedrijf heeft aangekocht en anderzijds, het aantal dienstencheques die in de loop van datzelfde belastbaar tijdperk door het uitgiftebedrijf aan de belastingplichtige werden terugbetaald.
2. PWA-cheques
145^21/28
Wat de uitgaven voor de aankoop van PWA-cheques betreft, blijft de berekening van de toegelaten uitgaven ongewijzigd. De berekeningsregel wordt voortaan echter bepaald in art. 145^22, WIB 92, en niet meer in art. 63^10, KB/WIB 92, dat is opgeheven.
3. Schematische berekening van de vermindering
145^21/29
Schematisch gebeurt de berekening van de belastingvermindering voor belastingplichtigen gelokaliseerd in het Waalse Gewest vanaf aj. 2016 als volgt, aangezien het feit dat onder 'aantal verworven cheques' moet worden verstaan het verschil tussen het aantal aangekochte cheques tijdens het belastbaar tijdperk en het aantal terugbetaalde cheques tijdens dezelfde periode.
Uitgaven voor dienstencheques die in aanmerking komen:
Eerste stap:
Aantal verworven cheques x aanschafprijs van de cheques
Tweede stap:
Verkregen bedrag na de eerste stap x (3 / aanschafprijs van de cheque)
Derde stap:
Verkregen bedrag na de tweede stap x (aantal verworven cheques met een max. van 150 / Aantal verworven cheques)
Vereenvoudigde formule:
De voormelde berekening in drie stappen kan praktisch als volgt worden vereenvoudigd:
3 x aantal verworven cheques, beperkt tot 150
d.w.z. 3 euro x aantal verworven cheques, met een max. van 150
Uitgaven voor PWA-cheques die in aanmerking komen:
Aantal verworven cheques x nominale waarde van de cheque
Onder aantal verworven cheques wordt het verschil verstaan tussen het aantal aangekochte cheques tijdens het belastbaar tijdperk en het aantal terugbezorgde cheques tijdens dezelfde periode
Berekening van de belastingvermindering voor de twee types van uitgaven:
Belastingvermindering =
[(in aanmerking komende uitgaven voor dienstencheques + uitgaven PWA-cheques) beperkt tot 920 euro (1.410 euro voor aj. 2017)] x 30 %.
4. VOORBEELDEN
Voorbeeld 1
145^21/30
Een belastingplichtige waarvan de fiscale woonplaats op 01.01.2017 in het Waalse Gewest is gelegen, heeft tijdens het jaar 2016 160 dienstencheques aangekocht. Deze cheques hebben een aanschafprijs van 9 euro per cheque. Tijdens deze periode, heeft hij een terugbetaling van 40 cheques (die eveneens een aanschafprijs van 9 euro per cheque hebben) ontvangen. Hij heeft tijdens die periode geen PWA-cheques gekocht.
Eerste stap: (160 x 9 euro) - (40 x 9 euro) = 1.080 euro
Tweede stap: 1.080 euro x 3/9 euro = 360 euro
Derde stap: 360 euro x (160 - 40)/(160 - 40) = 360 euro
Vereenvoudigde formule: 3 euro x (160 - 40) = 360 euro
Belastingvermindering: 360 euro x 30 % = 108 euro.
Voorbeeld 2
145^21/31
Zelfde gegevens als bij voorbeeld nr. 1 behalve dat de belastingplichtige 300 dienstencheques heeft gekocht en hij tijdens dezelfde periode een terugbetaling van 110 dienstencheques heeft ontvangen (elke cheque heeft een aanschafprijs van 9 euro).
Eerste stap: (300 x 9 euro) - (110 x 9 euro) = 1.710 euro
Tweede stap: 1.710 euro x 3/9 euro = 570 euro
Derde stap: 570 euro x (300 - 110) beperkt tot 150/(300 - 110) = 450 euro
Vereenvoudigde formule: 3 euro x 150 = 450 euro
Belastingvermindering: 450 euro x 30 % = 135 euro.
Voorbeeld 3
145^21/32
Een koppel dat onderworpen is aan een gezamenlijke aanslag, heeft zijn fiscale woonplaats op 01.01.2017 in het Waalse Gewest.
Mijnheer heeft tijdens het jaar 2016 200 dienstencheques gekocht met een aanschafprijs van 9 euro per cheque. Tijdens deze periode, heeft hij een terugbetaling ontvangen van 20 cheques (die eveneens waren aangeschaft aan 9 euro per cheque). Hij heeft tijdens die periode geen PWA-cheques gekocht.
Mevrouw heeft tijdens het jaar 2016 180 dienstencheques gekocht met een aanschafprijs van 9 euro per cheque. Tijdens deze periode, heeft zij een terugbetaling ontvangen van 10 cheques (die eveneens waren aangeschaft aan 9 euro per cheque). Zij heeft tijdens die periode geen PWA-cheques gekocht.
Berekening van de belastingvermindering bij mijnheer:
Eerste stap: (200 x 9 euro) - (20 x 9 euro) = 1.620 euro
Tweede stap: 1.620 euro x 3/9 euro = 540 euro
Derde stap: 540 euro x (200 - 20) beperkt tot 150/(200 - 20) = 450 euro
Vereenvoudigde formule: 3 euro x 150 = 450 euro
Belastingvermindering bij mijnheer: 450 euro x 30 % = 135 euro.
Berekening van de belastingvermindering bij mevrouw:
Eerste stap: (180 x 9 euro) - (10 x 9 euro) = 1.530 euro
Tweede stap: 1.530 euro x 3/9 euro = 510 euro
Derde stap: 510 euro x (180 - 10) beperkt tot 150/(18– - 10) = 450 euro
Vereenvoudigde formule: 3 euro x 150 = 450 euro
Belastingvermindering bij mevrouw: 450 euro x 30 % = 135 euro.
Voorbeeld 4
145^21/33
Zelfde gegevens als bij voorbeeld nr. 2 behalve dat de belastingplichtige eveneens 170 PWA-cheques tijdens dezelfde periode heeft aangekocht. Het aantal terugbezorgde PWA-cheques tijdens dezelfde periode is 10. De nominale waarde van de aangekochte en terugbezorgde PWA-cheques is 7 euro.
Uitgaven dienstencheques die in aanmerking komen (zie voorbeeld nr. 2): 450 euro
Uitgaven PWA-cheques die in aanmerking komen: (170 x 9 euro) - (10 x 9 euro) = 1.440 euro;
Belastingvermindering = [(450 euro + 1.440 euro) = 1.890 euro beperkt tot 1.410 euro] x 30 % = 423 euro
Voorbeeld 5
145^21/34
Een belastingplichtige waarvan de fiscale woonplaats op 01.01.2017 in het Waalse Gewest is gelegen, heeft 450 dienstencheques aangekocht tijdens het jaar 2016: de 400 eerste cheques kosten 9 euro per cheque; de volgende 50 cheques kosten 10 euro per cheque.
Tijdens die periode kreeg hij een terugbetaling van 20 cheques waarvan de aanschafprijs 9 euro per cheque was en 10 cheques waarvan de aanschafprijs 10 euro per cheque was. Hij heeft tijdens die periode geen PWA-cheques gekocht.
Eerste stap:
Dienstencheques aan 9 euro: (400 x 9 euro) - (20 x 9 euro) = 3.420 euro
Dienstencheques aan 10 euro: (50 x 10 euro) - (10 x 10 euro) = 400 euro
Tweede stap:
Dienstencheques aan 9 euro: 3.420 euro x 3/9 euro = 1.140 euro
Dienstencheques aan 10 euro: 400 euro x 3/10 euro = 120 euro
Derde stap:
(1.140 euro + 120 euro) x (450 - 30) beperkt tot 150/(450 - 30) = 449,99999999 euro = 450 euro
Vereenvoudigde formule: 3 euro x 150 = 450 euro
Belastingvermindering: 450 euro x 30 % = 135 euro.
XIII. Terugbetaalbaar gewestelijk belastingkrediet voor dienstencheques
A. Waarover gaat het?
145^21/35
De belastingvermindering voor dienstencheques levert een effectieve belastingbesparing op voor zover de vermindering kan worden aangerekend op de gewestelijke opcentiemen en de gewestelijke belastingvermeerderingen of op het saldo van de federale personenbelasting. Zodat de belastingplichtigen die de dienstencheques gebruiken maar die slechts heel weinig of geen belasting betalen effectief van de vermindering kunnen genieten, wordt, onder bepaalde voorwaarden, het deel van de belastingvermindering dat niet kan worden aangerekend, omgezet in een terugbetaalbaar gewestelijk belastingkrediet.
Het belastingkrediet voor dienstencheques is oorspronkelijk ingevoerd in art. 156bis, WIB 92 en is van toepassing vanaf aj. 2009 (PW 08.06.2008, BS 16.06.2008, zoals gewijzigd door de Economische Herstelwet 27.03.2009, BS 07.04.2009; Circ. nr Ci.RH.331/605.936 (AOIF Nr. 61/2010) van 22.09.2010).
Vanaf aj. 2015 zijn de gewesten bevoegd voor deze materie. De bepaling van art. 156bis, WIB 92, betreffende het belastingkrediet dienstencheques, wordt sindsdien geïntegreerd in art. 145^23, § 2, WIB 92. Art. 156bis, WIB 92, werd opgeheven (art. 29 en 61 W 08.05.2014, BS 28.05.2014).
Enkel de belastingvermindering voor dienstencheques kan omgezet worden in een terugbetaalbaar belastingkrediet. Voor PWA-cheques is dit niet mogelijk.
B. Wie komt in aanmerking?
145^21/36
Uitsluitend belastingplichtigen die onderworpen zijn aan de PB of aan de BNI/nat.pers. en die voldoen aan de volgende voorwaarden kunnen genieten van het belastingkrediet:
1. de belastingplichtige mag hoogstens 26.510 euro (aj. 2017) gezamenlijk belastbaar inkomen hebben;
2. de belastingplichtige mag geen beroepsinkomsten genieten die bij overeenkomst vrijgesteld zijn en die niet in aanmerking komen voor de berekening van de belasting op zijn andere inkomsten (vrijstelling zonder progressievoorbehoud), zoals b.v. de internationale ambtenaren;
3. de belastingplichtige onderworpen aan de BNI/nat.pers. mag geen beroepsinkomsten genieten die bij verdrag zijn vrijgesteld.
Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, worden de twee bovenvermelde voorwaarden voor elke echtgenoot afzonderlijk beoordeeld. De éne echtgenoot kan dus wel in aanmerking komen voor het belastingkrediet voor dienstencheques en de andere niet.
Het belastingkrediet voor dienstencheques wordt verkregen via de indiening van een belastingaangifte.
Opmerking
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft het inkomensplafond opgeheven dat niet mag worden overschreden om recht te hebben op het belastingkrediet voor dienstencheques. Iedere belastingplichtige die niet voldoende verdient om ten volle het fiscaal voordeel verbonden aan de dienstencheque te genieten, zal dus voortaan aanspraak kunnen maken op dit belastingkrediet. Die wijziging treedt in werking vanaf aj. 2018 (Ordonnantie 12.12.2016, BS 29.12.2016).
XIV. ATTEST
A. Fiche 281.81 (dienstencheques) of 281.80 (PWA-cheques)
145^21/37
De uitgever van de cheques reikt jaarlijks, vóór 31 maart van het jaar volgend op het jaar waarin de cheques zijn uitgereikt, een fiscaal attest uit aan de belastingplichtige - natuurlijke persoon die diensten- of PWA-cheques op zijn naam heeft aangekocht (KB 12.12.2001, BS 22.12.2001, art.9).
De belastingvermindering wordt toegekend onder voorwaarde dat de belastingplichtige over zo'n fiscaal attest (281.80 of 281.81) beschikt voor de diensten- of PWA-cheques die hij tijdens het belastbaar tijdperk heeft aangekocht op zijn naam.
De belastingplichtige moet dat fiscaal attest, tot staving van zijn aangifte in de PB, ter beschikking houden van de administratie (art. 63^10, KB/WIB 92).
Het uitgiftebedrijf moet een exemplaar van dat attest elektronisch indienen bij de administratie via de toepassing Belcotax-on-web (http://minfin.fgov.be/belcotaxonweb.html).
B. Gemeenschappelijke aanslag
145^21/38
Iedere echtgenoot of partner kan de vermindering verkrijgen voor de uitgaven gedaan voor de aankoop van diensten- of PWA-cheques die op zijn eigen naam zijn uitgegeven en waarvoor hij over het fiscaal attest beschikt. De uitgaven worden voor elke echtgenoot of partner begrensd tot het maximumbedrag (1.410 euro voor aj. 2017). Het is van geen belang wie van de partners (beide of 1 van hen) de betaling heeft gedaan, zolang de cheque maar op naam staat van de belastingplichtige.
Sinds aj. 2013 wordt de berekende belastingvermindering omgedeeld in functie van het belaste inkomen van elke echtgenoot ten opzichte van de som van de belaste inkomens van de beide echtgenoten (belast overeenkomstig art. 130, WIB 92; art. 145^23, WIB 92. T.e.m. aj. 2012 werden de begrensde uitgaven evenredig omgedeeld tussen de beide partners op basis van het totale netto-inkomen van elke partner).
XV. AANGIFTE
145^21/39
Een belastingplichtige die op 01.01.2017 gelokaliseerd is in het Vlaamse of in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, moet in de aangifte voor aj. 2017 de nominale waarde of aanschafprijs vermelden van de op zijn naam uitgegeven diensten- en PWA-cheques die hij in 2016 bij het uitgiftebedrijf van die cheques heeft aangekocht, verminderd met de nominale waarde of aanschafprijs van die cheques die in 2016 door dat uitgiftebedrijf zijn terugbetaald of terugbezorgd door haar.
Een belastingplichtige die op 01.01.2017 gelokaliseerd is in het Waalse Gewest, moet - als gevolg van de gewijzigde berekening voor dienstencheques - in zijn aangifte voor aj. 2017 niet meer de aanschafprijs van de verworven dienstencheques vermelden, maar wel het aantal dienstencheques die op zijn naam zijn uitgegeven en aangekocht in 2016, verminderd met het aantal dienstencheques die in de loop van 2016 door het uitgiftebedrijf aan de belastingplichtige werden terugbetaald. Voor PWA-cheques moet hij zoals voorheen nog steeds de nominale waarde van de op zijn naam aangekochte cheques vermelden, verminderd met de nominale waarde van de cheques die in de loop van datzelfde belastbaar tijdperk zijn terugbezorgd.
In de praktijk kan het gebeuren dat de terugbetaling van de nominale waarde van de PWA-cheques pas wordt uitgevoerd in het belastbare tijdperk dat volgt op het jaar waarin deze cheques zijn uitgereikt en aan de uitgever zijn terugbezorgd (bv. PWA-cheques, die in 2016 zijn uitgereikt, worden aan de uitgever terugbezorgd op 20.12.2016 en worden slechts op 10.01.2017 effectief aan de gebruiker terugbetaald). In dergelijk geval moet het bedrag van de nominale waarde van de terugbezorgde PWA-cheques op naam, worden afgetrokken van het nominale bedrag van de uitgereikte PWA-cheques. Beide bedragen zijn bijgevolg vermeld op het attest nr. 281.80 met betrekking tot het belastbare tijdperk waarin die cheques zijn uitgereikt.