Commentaar van art. 308, WIB 92 (bijwerking)
Bijwerking van 01.12.2014
TITEL VII: VESTIGING EN INVORDERING
HOOFDSTUK II: Aangifte
Afdeling I: Aangifte inzake personenbelasting, vennootschapsbelasting, rechtspersonenbelasting en belasting van niet-inwoners
Deel II: Vennootschappen, lichamen en andere rechtspersonen
Art. 308, WIB 92
308/0 | |
308/1-2 | |
308/3-6 | |
308/3-4 | |
308/5 | |
C. Bijzondere termijn bij overlijden van de belastingplichtige | 308/6 |
IV. BELASTINGPLICHTIGEN DIE GEEN AANGIFTEFORMULIER HEBBEN ONTVANGEN - AANVRAGEN OM FORMULIEREN | 308/7-9 |
I. WETTEKST
308/0
§ 1. De in artikel 305 beoogde belastingplichtigen voor wie op 1 januari van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd, de gronden voor belastbaarheid zoals bedoeld in artikel 360, inzake personenbelasting of als niet-rijksinwoners inzake belasting van niet- inwoners, aanwezig zijn, moeten hun aangifte aan de dienst die op het formulier is vermeld doen toekomen binnen de op het formulier aangegeven termijn, die niet korter mag zijn dan één maand te rekenen vanaf de verzending ervan.
§ 2. Indien de in § 1 gestelde termijn niet is verlopen op de datum van overlijden van de belastingplichtige die gehouden is aangifte te doen, bedraagt hij voor de erfgenamen, algemene legatarissen of begiftigden vijf maanden vanaf die datum.
§ 3. De in § 1 bedoelde belastingplichtigen die geen aangifteformulier hebben ontvangen, moeten bij de aanslagdienst waaronder zij ressorteren uiterlijk op 1 juni van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd een aangifteformulier aanvragen en, zo zulks nodig is, de termijn vermelden waarop zij in voorkomend geval ingevolge § 2 aanspraak kunnen maken.
Deze verplichting geldt niet voor:
- belastingplichtigen die overeenkomstig artikel 306 van aangifteplicht zijn vrijgesteld;
- de belastingplichtigen die er, voor het voorgaand aanslagjaar, in de elektronische aangifte als bedoeld in artikel 307bis niet voor hebben gekozen om voor het daaropvolgend aanslagjaar hun aangifte in te dienen op het formulier bedoeld in artikel 307;
- de belastingplichtigen die, voor het voorgaande aanslagjaar, een elektronische aangifte als bedoeld in artikel 307bis hebben ingediend door tussenkomst van een mandataris en die voor het lopende aanslagjaar dat mandaat niet hebben beëindigd.
§4 …
II. ALGEMEEN
308/1
Art. 308, WIB 92, bepaalt de termijnen waarbinnen natuurlijke personen voor wie op 1 januari van het aanslagjaar de gronden van belastbaarheid zoals bedoeld in art. 360, WIB 92 in de PB en in de BNI/nat.pers.(1) aanwezig zijn, hun aangifte moeten indienen.
(1) in dit laatste geval voor zover het belastingplichtigen betreft die inkomsten verkrijgen zoals bedoeld in art. 232, WIB 92 evenals voor belastingplichtigen die overeenkomstig art. 248, § 2 en 3 WIB 92 kiezen voor de optionele regularisatie.
308/2
…
III. AANGIFTETERMIJN
A. ALGEMENE BEPALINGEN
308/3
De belastingplichtigen moeten hun aangifte, behoorlijk ingevuld en ondertekend, aan de dienst die op het formulier is vermeld, doen toekomen binnen de op het formulier aangegeven termijn (2).
(2) Voor de belastingplichtigen die opteren om hun aangifte in te dienen via Tax-on-web, wordt de uiterste indieningsdatum vermeld op de onthaalpagina van de toepassing.
De papieren aangifte in de personenbelasting en de eventuele bijlagen dienen verstuurd te worden naar het bevoegde nationale scanningcentrum in Gent of Namen (zie ook Com.IB 307/16) en dit naar aanleiding van de invoering van het Corporate Scanning System. De taxatiediensten "PB" blijven evenwel bevoegd voor het beheer van het fiscaal dossier van de belastingplichtige (o.a. opvolgen van de verwerking van de gescande documenten, uitvoeren van eventuele rechtzettingen, …).
Wanneer de op het aangifteformulier of in de applicatie Tax-on-web (TOW) vermelde uiterste datum van de aangiftetermijn op een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag valt, zijn de bepalingen van art. 53, Ger.W van toepassing. Overeenkomstig die bepalingen wordt in een dergelijk geval de vervaldag naar de eerstvolgende werkdag verplaatst.
De termijn waarbinnen de aangifte moet worden ingediend is van openbare orde (Cass., 14.03.1957, Stenuit, Bull. 335, blz. 678).
De uitdrukking "hun aangifte aan de dienst die op het formulier is vermeld doen toekomen" moet worden verstaan in de zin van "opnieuw binnenleveren", want de aangifte gebeurt slechts op het ogenblik waarop het aangifteformulier op de bevoegde dienst wordt afgegeven; laattijdig is dus, de belastingaangifte die de laatste dag van de termijn op de post is gedeponeerd, d.w.z. op een tijdstip waarop het document pas s'anderendaags bij de geadresseerde kan toekomen.
Bij gebruik van de toepassing TOW wordt de aangifte als laattijdig beschouwd ingeval de aangifte door de FOD Financiën ontvangen wordt na middernacht van de laatste dag van de aangiftetermijn.
Er moet worden op gelet dat de voor het terugzenden van de aangifte gestelde termijn strikt wordt nageleefd (zie evenwel de commentaar op art. 311, WIB 92).
308/4
Geen enkele wettelijke bepaling veroorlooft aanvullende aangiften over te leggen nadat de verleende termijn verstreken is (Luik, 07.01.1944, Carlier, Bull. 195, blz. 108).
Daar de termijnen in belastingzaken van openbare orde zijn, kan een van de belastingplichtige uitgaande brief om zijn tijdig ingediende aangifte te verbeteren en aan te vullen, niet als een bijlage bij die aangifte of als een integrerend deel ervan worden beschouwd (Brussel, 28.02.1953, Furstenberg).
Het mag de belastingplichtige niet worden toegestaan buiten de wettelijke termijn een aangifte geldig aan te vullen die hij binnen die termijn zou hebben ingediend, zelfs al is die aangifte als "voorlopig" bestempeld.
Een buiten de wettelijke termijn aangebrachte wijziging kan, in het gunstigste geval, slechts als een spontane verbetering worden beschouwd van de aangifte, waarvan de belastingplichtige aldus de onjuistheid erkent (zie 444/10).
B. GEWONE TERMIJN
308/5
Bij de verzending van de papieren aangifteformulieren, wordt de uiterste datum van de vastgestelde termijn voor het indienen van de aangifte, in de daartoe bestemde rubriek van het formulier vermeld. Deze termijn mag volgens art. 308, § 1, WIB 92, niet korter zijn dan één maand vanaf de verzending van het aangifteformulier. Bij het bepalen van de aanvangsdatum van deze termijn moet rekening worden gehouden met art. 53bis, G.W. (één maand vanaf de derde werkdag die volgt op die waarop het aangifteformulier aan de postdiensten overhandigd werd, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst).
In de praktijk wordt de termijn voor het terugzenden van de aangifte, buiten het geval bedoeld in 308/6, op ten minste vijf weken gesteld vanaf de verzending van het formulier (zie ook 309/2, 3 en 8).
Voor de belastingplichtigen waarvoor aanvragen voor forfaitaire grondslagen van aanslag zijn ingediend, wordt de gewone termijn in het algemeen vastgesteld tijdens de besprekingen met de betrokken beroepsgroeperingen.
De aangifte in de BNI/nat.pers. van buitenlandse kaderleden (zie 227/4 tot 20) met betrekking tot het belastbare tijdperk waarvoor een aanvraag voor de toepassing van het bijzonder aanslagstelsel is ingediend zonder dat er een beslissing is getroffen, moet worden ingediend binnen de gewone termijn.
C. BIJZONDERE TERMIJN BIJ OVERLIJDEN VAN DE BELASTINGPLICHTIGE
308/6
Ingeval van overlijden van de belastingplichtige en voor zover de op het aangifteformulier gestelde termijn op de overlijdensdatum niet is verstreken, gaat een nieuwe termijn in van 5 maanden te rekenen vanaf het overlijden.
Indien de overlijdensdatum hun bekend is bij het verzenden van het aangifteformulier, houden de taxatiediensten er rekening mee om de juiste termijn te vermelden (wanneer de belastingplichtige bij het uitreiken van het formulier reeds meer dan 4 maanden overleden is, wordt de gewone termijn van minimaal één maand toegestaan, rekening houdend met art. 53bis, G.W.).
IV. BELASTINGPLICHTIGEN DIE GEEN AANGIFTEFORMULIER HEBBEN ONTVANGEN - AANVRAGEN OM FORMULIEREN
308/7
De aan de belastingplichtigen opgelegde verplichting om jaarlijks een aangifte in te dienen is algemeen.
De aan de PB. onderworpen belastingplichtigen moeten uiterlijk op 1 juni van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd, een formulier aanvragen indien de administratie er hen geen heeft toegestuurd.
Aan bepaalde categorieën van belastingplichtigen wordt evenwel geen papieren aangifte meer toegestuurd. Zij zijn dan ook niet verplicht een aangifte te vragen wanneer ze er geen ontvangen hebben. Het betreft de belastingplichtigen die (art. 308, § 3, WIB 92):
- overeenkomstig art. 306, WIB 92, art. 178 en 178/1, KB/WIB 92, van de aangifteplicht zijn vrijgesteld;
- in hun elektronische aangifte voor het voorgaand aanslagjaar er niet voor hebben gekozen om voor het daaropvolgend aanslagjaar een papieren aangifte in te dienen (3);
- de belastingplichtigen die, voor het voorgaande aanslagjaar, een elektronische aangifte door tussenkomst van een mandataris hebben ingediend en die voor het lopende aanslagjaar dat mandaat niet hebben beëindigd (4).
(3) Zij ontvangen toch een papieren aangifte in het geval ze voor een bepaald aanslagjaar uitgesloten zijn van het gebruik van Tax-on-web.
(4) In volgende gevallen wordt evenwel een papieren aangifte verstuurd:
- de persoonlijke gegevens van de belastingplichtige zijn gewijzigd (overlijden, huwelijk, wettelijke samenwoning, scheiding);
- in de database van de FOD Financiën is geen geldig mandaat geregistreerd;
- voor het lopende aj. werd het mandaat opgezegd.
Desalniettemin behouden voormelde belastingplichtigen nog altijd de mogelijkheid om een papieren aangifte in te dienen die zij dan uiterlijk op 1 juni van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd moeten vragen aan de aanslagdienst waaronder zij ressorteren.
308/8
Het verzuim vanwege de administratie een belastingaangifte aan een belastingplichtige te zenden, ontslaat deze laatste niet van de aangifteverplichting (Gent, 29.11.1944, De Meyer; Luik, 31.10.1951, PVBA Huis Saels).
308/9
Wanneer de belastingplichtige die alleen deel 1 van de aangifte heeft ontvangen, de in deel 2 aan te geven inkomsten van werkend vennoot slechts heeft vermeld in een bijlage van de aangifte en de administratie alleen heeft kennis gegeven van het feit dat deel 2 hem niet is toegezonden, is zijn aangifte niet in overeenstemming met de wet. Overeenkomstig art. 215, § 3, WIB (thans art. 308, § 3, WIB 92) moet de belastingplichtige die geen aangifte (deel 2) ontvangt, uiterlijk op 1 juni zelf dat formulier aanvragen (Brussel, 01.12.1994, P.K. en C.L., Fiscale Jurisprudentie, 95/187). In dezelfde zin: Hof van Cassatie 28.06.1996 en Brussel 03.02.1999.