Artikel 36, KB/WIB 92
Art. 36 is van toepassing vanaf het aanslagjaar 1992 (art. 34, KB/WIB; KB 27.08.1993 – B.S. 13.09.1993; Numac: 1993082751)
Wanneer een belastingplichtige die onderworpen is aan de personenbelasting, de vennootschapsbelasting of de belasting van niet-inwoners, gekozen heeft voor het stelsel van degressieve afschrijving vermeld in artikel 64 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt het bedrag van de degressieve afschrijvingsannuïteit met betrekking tot elke groep van naar hetzelfde degressieve percent afschrijfbare vaste activa van gelijke aard, die als beroepskost aanneembaar is, bepaald:
1° voor het belastbare tijdperk dat loopt op de datum van het verkrijgen of tot stand brengen van die vaste activa, door, ongeacht die datum, op de aanschaffings- of beleggingswaarde een percent toe te passen dat niet meer bedraagt dan tweemaal het met de normale gebruiksduur van dezelfde vaste activa overeenstemmende lineaire afschrijvingspercent;
2° voor ieder volgend belastbaar tijdperk, door het overeenkomstig 1° vastgestelde percent toe te passen op de residuwaarde van de voormelde vaste activa, met andere woorden op de aanschaffings- of beleggingswaarde verminderd met de tot op het einde van het vorige belastbare tijdperk gedane en aangenomen afschrijvingen.