Parlementaire vraag nr. 291 van mevrouw Ingrid Claes van 11.01.2010

Parlementaire vraag nr. 291 van mevrouw Ingrid Claes dd. 11.01.2010

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2009-2010, QRVA 52/097 dd. 08.03.2010, blz. 84

Interesten en kapitaalsaflossingen van leningen. - Verdeling onder de beide partners.

VRAAG

Beide partners kunnen in hun gezamenlijke aangifte in de personenbelasting nr. 276.1 (deel 1) in principe aanspraak maken op de belastingvoordelen van interesten en kapitaalsaflossingen van leningen. Mijn huidige vraag heeft echter betrekking op leningen zowel onderschreven vóór als na 1 januari 2005, die in beginsel in aanmerking komen voor de aftrek voor enige gezinswoning of voor de kapitaalsaflossingen van hypothecaire leningen aangegaan voor het verwerven of (ver)bouwen van woningen en die vóór het huwelijk of vóór het samenlevingscontract in eigendom slechts toebehoorden aan één van de partners, doch waarvan de periodieke aflossing naderhand wel door de beide partners gebeurde.

1. Kunnen beide gehuwde of samenlevende partners nà het huwelijk of nà de ondertekening van het samenlevingscontract elk voor hun eigen aandeel in de betaling aanspraak maken op de voor deze woning beoogde belastingvoordelen waarvan sprake in de wettelijke bepalingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992?

2. Zo neen, waarom niet?

3. Zo ja, welke specifieke administratieve voorwaarden dienen er door de beide afbetalers nog extra te worden nageleefd?

ANTWOORD

1° Wat de belastingverminderingen voor de kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen betreft. In principe kunnen alleen de belastingplichtigen die een hypothecaire lening hebben aangegaan om hun eigen woning te bouwen, te verwerven of te verbouwen, aanspraak maken op belastingvermindering voor de door hen betaalde kapitaalaflossingen van die lening.

Wanneer een echtgenoot of een wettelijk samenwonende partner vóór het huwelijk of vóór de verklaring van wettelijke samenwoning een hypothecaire lening heeft aangegaan voor het bouwen, het verwerven of het verbouwen van een woning waarvan hij alleen de eigenaar was, wordt evenwel aanvaard dat de kapitaalaflossingen van die lening na het huwelijk of na de verklaring van wettelijke samenwoning vrij onder de echtgenoten of wettelijk samenwonenden worden verdeeld op voorwaarde dat:

- de andere echtgenoot of wettelijk samenwonende partner eveneens een eigendomsrecht in de woning heeft verworven;

- de lening derwijze is aangepast dat beiden hoofdelijk en onverdeeld aansprakelijk zijn voor de terugbetaling ervan;

- beiden recht hebben op de vermindering voor het bouwsparen of beiden recht hebben op de vermindering voor het lange termijnsparen.

Hoe dan ook, bij echtgenoten en wettelijk samenwonenden is het zonder belang of de kapitaalaflossingen werkelijk zijn betaald door de ene of door de andere echtgenoot of partner, dan wel door beiden samen. In geval van feitelijke scheiding vervalt die tolerantie evenwel met ingang van het jaar volgend op het jaar van de feitelijke scheiding.

De aandacht van het geachte Lid wordt erop gevestigd dat belastingplichtigen die feitelijk samenleven (met of zonder samenlevingscontract), maar geen verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd overeenkomstig artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek, niet als wettelijk samenwonenden worden aangemerkt.

2° Wat de aftrek voor enige en eigen woning betreft.

Overeenkomstig artikel 115, § 1, 1° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) moeten de in artikel 104, 9°, WIB 92 vermelde bestedingen zijn gedaan voor de woning die op 31 december van het jaar waarin het lening-contract is afgesloten, de enige woning van de belastingplichtige is en die hij op diezelfde datum zelf betrekt. De echtgenoot of wettelijk samenwonende partner kan op basis van voormelde wettelijke bepalingen geen aanspraak maken op de aftrek voor enige en eigen woning, aangezien hij op 31 december van het jaar waarin de lening werd gesloten geen eigenaar, noch kredietnemer was van de lening. In dat geval en in het kader van een gemeenschappelijke aanslag kan de andere echtgenoot of wettelijk samenwonende partner die alleen eigenaar is van de woning, voor zover aan alle wettelijke bepalingen terzake is voldaan en binnen de geldende begrenzingen, de totaliteit van de interesten en kapitaalaflossingen bij hem in aanmerking nemen voor de aftrek voor enige en eigen woning.

Administratief wordt echter toegestaan dat de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner toch aanspraak kan maken op de aftrek voor enige en eigen woning, voor zover de woning waarvoor de lening werd gesloten tot de huwelijksgemeenschap behoort of in onverdeeldheid aan beide echtgenoten of wettelijk samenwonende partners toebehoort en het lening-contract werd aangepast zodat de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner ten opzichte van de kredietverstrekkende instelling dezelfde plichten heeft als de oorspronkelijke kredietnemer en aan alle overige in de wet gestelde voorwaarden is voldaan.

De echtgenoot of wettelijk samenwonende partner kan vanaf het moment dat aan alle voormelde voorwaarden is voldaan aanspraak maken op de aftrek voor enige en eigen woning.

Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd en beide echtgenoten of wettelijk samenwonende partners bestedingen hebben gedaan die recht geven op de aftrek voor enige en eigen woning, wordt die aftrek overeenkomstig artikel 105, 1° van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992 aangerekend volgens de verdeling die de belastingplichtigen kiezen, binnen de wettelijke begrenzingen.