Commentaar van art. 38, § 1, eerste lid, 10° tot en met 20°, § 2 en § 3, WIB 92 (bijwerking)

Bijwerking Com.IB 92 d.d. 02.05.2018

TITEL II: PERSONENBELASTING

HOOFDSTUK II: GRONDSLAG VAN DE BELASTING

Afdeling IV: Beroepsinkomsten

Onderafdeling II: Vrijgestelde inkomsten

A. Sociale en culturele vrijstellingen

Art. 38, WIB 92

INHOUDSTAFEL

I. WETTEKST

38.I.00

II. PRAKTISCHE OPMERKING

38.I.01

III. VRIJGESTELDE INKOMSTEN

38.I.02

10° Renten toegekend aan invaliden uit vredestijd of aan hun rechtverkrijgenden

38.I.10°/1-2

11° Sociale voordelen

38.I.11°/1-42

A. Algemeen

38.I.11°/1-4

B. Vrijgestelde sociale voordelen

38.I.11°/5-41

1. Niet-beperkende lijst van vrijgestelde sociale voordelen

38.I.11°/5

2. Toelichting van enkele sociale voordelen

38.I.11°/6-41

a) Hulp bij uitzonderlijke omstandigheden

38.I.11°/6-8

b) Geschenken van geringe waarde of betaalbons

38.I.11°/9

c) Huwelijkspremie en premie bij verklaring van wettelijke samenwoning

38.I.11°/10

d) Verstrekking van sociale (hoofd)maaltijden en belegde broodjes

38.I.11°/11

e) Anciënniteitspremie

38.I.11°/12-21

f) Eervolle onderscheiding of pensionering

38.I.11°/22

g) Maaltijdcheques

38.I.11°/23-33

h) Sport- en cultuurcheques

38.I.11°/34-38

i) Verkopen tegen een gunstprijs of gratis verstrekkingen

38.I.11°/39-40

j) Kosteloze verstrekking van tussendoortjes

38.I.11°/41

C. Voordelen die niet als sociale voordelen kunnen worden aangemerkt

38.I.11°/42

12° Vergoedingen van de vrijwilligers van de openbare brandweerkorpsen en van de vrijwilligers van de civiele bescherming

38.I.12°/1-3

13° Inkomsten verkregen voor prestaties geleverd in het kader van plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen

38.I.13°/1-2

14° Gebruik en terbeschikkingstelling van de fiets

38.I.14°/1-8

A. Kilometervergoeding voor verplaatsingen met de fiets

38.I.14°/1-4

B. Terbeschikkingstelling van een fiets

38.I.14°/5

C. Uitbreiding tot rijwielen

38.I.14°/6

D. Combinaties

38.I.14°/7-9

15° Werknemersparticipatie in het kapitaal of in de winst van de vennootschappen

38.I.15°/1

16° Bijdragen van het RIZIV

38.I.16°/1

17° Tussenkomst van de werkgever bij aankoop van een privécomputer

38.I.17°/1-22

Inleiding

38.I.17°/1

A. Beoogde belastingplichtige

38.I.17°/2

B. Tussenkomst privé-pc

38.I.17°/3

C. Voorwaarden verbonden aan de vrijstelling

38.I.17°/4-5

D. Vereiste computerinstallatie

38.I.17°/6-8

E. Vrijgesteld bedrag van de tussenkomst

38.I.17°/9

F. Periode waarvoor de vrijstelling van de tussenkomst wordt verleend

38.I.17°/10-11

G. Formaliteiten

38.I.17°/12

H. Voorbeelden

38.I.17°/13-22

18° Collectieve of individuele toezeggingen aan werknemers

38.I.18°/1-7

19° Collectieve of individuele toezeggingen aan bedrijfsleiders

38.I.19°/1

20° Collectieve of individuele toezeggingen voor geneeskundige verzorging

38.I.20°/1-14

Algemene beschouwingen

38.I.20°/1-2

A. Verzekeringen voor geneeskundige verzorging

38.I.20°/3-10

B. Verzekeringen voor fysiologische en/of economische invaliditeit

38.I.20°/11

Gemeenschappelijke bepaling aan de vrijstellingen bedoeld sub 18 tot 20

38.I.20°/12-13

Globaal Voorbeeld

38.I.20°/14

Opm. vooraf: deze bespreking behelst uitsluitend de art. 38, § 1, eerste lid, 10° tot en met 20°, § 2 en § 3, WIB 92.

Art. 38, WIB 92

I. WETTEKST

38.I.00

Art. 38. - § 1. Vrijgesteld zijn :

1° tot 9° (werden apart besproken onder de nummers 38/0-20)

(…)

10 renten toegekend aan invaliden uit vredestijd of aan hun rechtverkrijgenden, in zover zij meer bedragen dan hetgeen overeenstemt met het rust- of overlevingspensioen waarop de betrokkenen normaal aanspraak hadden kunnen maken ;

11 de volgende sociale voordelen verkregen door de personen die in artikel 30, 1° en 2°, bedoelde bezoldigingen ontvangen of hebben ontvangen, alsmede hun rechtverkrijgenden :

a) voordelen waarvoor het wegens de wijze van toekenning niet mogelijk is het door iedere verkrijger werkelijk verkregen bedrag vast te stellen ;

b) voordelen die, alhoewel individualiseerbaar, niet de aard van een werkelijke bezoldiging hebben ;

c) geringe voordelen of gelegenheidsgeschenken verkregen uit hoofde of naar aanleiding van gebeurtenissen die niet rechtstreeks in verband staan met de beroepswerkzaamheid ;

12 de vergoedingen van de vrijwilligers van de openbare brandweerkorpsen en van de vrijwilligers van de Civiele Bescherming ten belope van 2.850 EUR;

13 het inkomen verkregen voor prestaties geleverd in het kader van een PWA-arbeidsovereenkomst zoals bepaald in artikel 3 van de wet van 7 april 1999 betreffende de PWA-arbeidsovereenkomst tot 4,10 EUR per gepresteerd uur;

14 a) de kilometervergoeding toegekend voor de werkelijk met de fiets gedane verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, voor een bedrag van maximum 0,145 EUR per kilometer;

b) het voordeel dat voortvloeit uit de terbeschikkingstelling van een fiets en de toebehoren, met inbegrip van de onderhouds- en stallingskosten, die daadwerkelijk wordt gebruikt voor de verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling;

15° de deelnames in het kapitaal of in de winst toegekend overeenkomstig de bepalingen van de wet van 22 mei 2001 betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal en in de winst van de vennootschappen evenals de deelnames in het kader van een investeringsspaarplan en onderhevig aan de belasting op de werknemersparticipatie in het kapitaal en in de winst van de vennootschappen;

16° voordelen die ten name van de verkrijger voortvloeien uit de rechtstreekse betaling door het Rijksinstituut voor ziekte-en invaliditeitsverzekering van bijdragen of premies aan een pensioeninstelling voor overeenkomsten in uitvoering van de regeling van sociale voordelen voorzien in artikel 54 van de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen;

17° ten belope van maximaal 550 euro per belastbaar tijdperk, de tussenkomsten van de werkgever in de aankoopprijs die door de werknemer wordt betaald voor de aankoop in nieuwe staat van een pc al dan niet met randapparatuur, internetaansluiting en internetabonnement, op voorwaarde dat de bruto belastbare bezoldigingen van die werknemer 21.600 euro niet overschrijden en zonder dat die werkgever op enig ogenblik zelf eigenaar van de voormelde elementen mag zijn. Wat de aankoop van een pc of randapparatuur betreft, wordt deze vrijstelling slechts een maal per periode van drie belastbare tijdperken toegekend;

18° de voordelen die voor de werknemers die in artikel 30, 1°, bedoelde bezoldigingen verkrijgen, voortvloeien uit de betaling van werkgeversbijdragen en -premies als bedoeld in artikel 52, 3°, b, op voorwaarde, wanneer het een individuele toezegging betreft, dat bij de werkgever ook een collectieve toezegging bestaat die voor de werknemers of een bijzondere categorie ervan op eenzelfde en niet-discriminerende wijze toegankelijk is;

19° de voordelen die voor de bedrijfsleiders die in artikel 30, 2°, bedoelde bezoldigingen verkrijgen, voortvloeien uit de op de onderneming of op de in artikel 220 of 227, 3°, bedoelde rechtspersoon rustende betaling van bijdragen en premies als bedoeld in artikel 52, 3°, b, die betrekking hebben op bezoldigingen die regelmatig en tenminste om de maand worden betaald of toegekend vóór het einde van het belastbare tijdperk waarin de ertoe aanleiding gevende bezoldigde werkzaamheden zijn verricht en mits zij op de resultaten van dat tijdperk worden aangerekend;

20° de voordelen die voor de verkrijgers van bezoldigingen als bedoeld in artikel 30, 1° en 2°, voortvloeien uit het ten laste nemen, door de persoon die de bezoldigingen verschuldigd is, van de bijdragen of premies betreffende collectieve of individuele toezeggingen als bedoeld in § 2, en de uitkeringen gedaan ter uitvoering van die toezeggingen, voorzover die toezeggingen niet tot doel hebben een inkomensverlies te vergoeden;

21° tot 31° (worden apart besproken)

(….)

§ 2. De vrijstelling waarin § 1, eerste lid, 20°, voorziet, is eveneens van toepassing op de bijdragen en premies die door de werkgever of de onderneming ten laste worden genomen ten gunste van werknemers of bedrijfsleiders :

- met loopbaanonderbreking of tijdskrediet;

- die zijn toegetreden tot het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag of gepensioneerd zijn;

- die naar een andere werkgever of naar een andere onderneming zijn overgestapt.

De in § 1, eerste lid, 20°, bedoelde collectieve of individuele toezeggingen zijn :

1° toezeggingen die uitsluitend tot doel hebben medische kosten te vergoeden die verband houden met hospitalisatie, dagverpleging, ernstige aandoeningen en palliatieve thuiszorg van de werknemer of bedrijfsleider en in voorkomend geval van alle inwonende gezinsleden;

2° toezeggingen die uitsluitend tot doel hebben specifieke kosten te vergoeden, veroorzaakt door de afhankelijkheid van de werknemer of bedrijfsleider;

3° toezeggingen die uitsluitend voorzien in de uitkering van een rente ingeval de werknemer of bedrijfsleider het slachtoffer is van een ernstige aandoening;

4° andere persoonsverzekeringen of gelijkaardige toezeggingen dan die welke hiervoor en in § 1, eerste lid, 18° en 19°, zijn bedoeld, voor zover deze verzekeringen of toezeggingen gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoen :

a) de verzekeringscontracten of de toezeggingen kunnen worden beschouwd als een aanvulling van de voordelen toegekend in het kader van de wetgeving inzake de sociale zekerheid;

b) de contracten en toezeggingen mogen uitsluitend voorzien in uitkeringen tijdens het dienstverband van de voornoemde personen. Periodes van schorsing van het dienstverband worden ook in aanmerking genomen.

Voor de in artikel 30, 1°, bedoelde werknemers en de in 30, 2°, bedoelde bedrijfsleiders die overeenkomstig de bepalingen van artikel 195, § 1, tweede lid, niet regelmatig worden bezoldigd, komt een in het vorige lid bedoelde individuele toezegging slechts voor de vrijstelling als voordeel van alle aard in aanmerking op voorwaarde dat in de onderneming ook een collectieve toezegging bestaat die op eenzelfde en niet-discriminerende wijze toegankelijk is voor de genoemde werknemers en bedrijfsleiders of een bijzondere categorie ervan.

Voor de toepassing van § 1, eerste lid, 20°, hebben de volgende termen de hiernavolgende betekenis:

- hospitalisatie : elk medisch noodzakelijk verblijf van ten minste één nacht in een instelling die wettelijk als ziekenhuisinstelling wordt aangezien;

- dagverpleging : het medisch noodzakelijk verblijf zonder overnachting in een instelling die wettelijk als ziekenhuisinstelling wordt aangezien;

- ernstige aandoeningen : aandoeningen die als zodanig door de minister bevoegd voor Sociale Zaken erkend zijn;

- palliatieve thuiszorg : de behandeling thuis van terminale patiënten die gericht is op de fysische en psychische noden van de patiënt en bijdragen tot het bewaren van een zekere kwaliteit van het leven;

- afhankelijkheid : de medisch vaststaande nood aan hulp voor het vervullen van gewone en instrumentele activiteiten van het dagelijkse leven.

§ 3. Wanneer de in § 1, eerste lid, 18° tot 20°, bedoelde voordelen en uitkeringen worden toegezegd in het kader van een solidariteitstoezegging als bedoeld in de artikelen 10 en 11 van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid of in het kader van een plan met twee of meer toezeggingen, zijn de in § 1, eerste lid, 18° tot 20°, beoogde vrijstellingen slechts van toepassing voor zover die solidariteitstoezegging of dat plan door de verzekeringsonderneming, voorzorgsinstelling of instelling voor bedrijfspensioenvoorzieningen op een gedifferentieerde wijze wordt beheerd zodat te allen tijde voor elke belastingplichtige of belastingschuldige de toepassing van het specifieke regime inzake inkomstenbelastingen en met het zegel gelijkgestelde taksen kan worden gewaarborgd zowel inzake de behandeling van de bijdragen of premies als van de uitkeringen.

(…)

II. Praktische opmerking

38.I.01

Deze gedeeltelijke bijwerking heeft betrekking op art. 38, § 1, eerste lid, 10° tot 20°, §§ 2 en 3, WIB 92, zoals het van toepassing is voor het aj. 2017. De tekst werd bijgewerkt t.e.m. W 17.06.2013 (BS 28.06.2013, Ed. 1).

Bij deze gedeeltelijke bijwerking van art. 38, WIB 92, wordt een nieuwe nummering gehanteerd.

Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de sociale en culturele vrijstellingen die in het art. 38, WIB 92 zelf zijn opgesomd en de vrijstellingen die hun oorsprong vinden in andere wetteksten.

Voor de sociale en culturele vrijstellingen die hun oorsprong hebben in het art. 38, WIB 92, zelf, wordt de nummering voorafgegaan door I, gevolgd door de plaats die ze bekleden in § 1, eerste lid. Voor de sociale voordelen bv. die worden vrijgesteld in art. 38, § 1, eerste lid, 11°, WIB 92, zal de nummering starten met 38.I.11°/1.

De andere sociale en culturele vrijstellingen die niet in art. 38, WIB 92, zijn opgesomd, worden in de bestaande commentaar behandeld onder 'IV. ANDERE VRIJGESTELDE INKOMSTEN' onder de nummers 38/34 tot 38/83 en blijven behouden. In de toekomst worden deze andere vrijgestelde inkomsten, die dus niet expliciet zijn opgesomd in art. 38, WIB 92, voorafgegaan door II (de nummering wordt dan: 38.II.1°/1...).

De bestaande commentaar m.b.t. art. 38, § 1, eerste lid, 1° tot 9°, WIB 92, besproken in de nummers 38/0 t.e.m. 38/20 blijft behouden. Dit is ook het geval voor de commentaar m.b.t. de 'Andere vrijgestelde inkomsten' onder de nummers 38/34 t.e.m. 38/83 en de Bijlage. De nummers 38/20 t.e.m. 38/33.5 worden vervangen door de huidige bijwerking.

III. VRIJGESTELDE INKOMSTEN

38.I.02

Art. 38, § 1, eerste lid, WIB 92, geeft een beperkende opsomming van de toelagen, vergoedingen, pensioenen, renten en voordelen die van belasting zijn vrijgesteld.

De vrijgestelde inkomsten worden hierna afzonderlijk behandeld.

10° Renten toegekend aan invaliden uit vredestijd of aan hun rechtverkrijgenden

38.I.10°/1

De renten die zijn toegekend aan de invaliden uit vredestijd of aan hun rechtverkrijgenden worden vrijgesteld, in de mate waarin het bedrag ervan hoger is dan dat van het rust- of overlevingspensioen, waarop de betrokkenen aanspraak hadden kunnen maken op het ogenblik waarop het schadelijk feit zich heeft voorgedaan (art. 38, § 1, eerste lid, 10, WIB 92).

Wat de militaire invaliden uit vredestijd en hun rechthebbenden betreft, zijn er geen moeilijkheden.

Als die personen, op het ogenblik waarop het schadelijk feit zich voordoet, aanspraak kunnen maken op een rust- of overlevingspensioen, gebeurt de uitbetaling van dit pensioen, en dus niet het pensioen als invalide of als rechtverkrijgende.

Het pensioen als invalide of rechtverkrijgende vervangt dus nooit een belastbaar rust- of overlevingspensioen en het ontsnapt om die reden volledig aan de belasting.

38.I.10°/2

Dezelfde vrijstelling wordt verleend voor de invaliditeitspensioenen die aan de gewezen personeelsleden van het Bestuur van Afrika worden uitgekeerd, in de volgende mate:

1 volledige vrijstelling als de betrokkenen geen aanspraak kunnen maken op een rustpensioen;
2 als de betrokkenen wel recht hebben op een rustpensioen: vrijstelling van het pensioen ten belope van een percentage gelijk aan het aangenomen invaliditeitsprocent. Dat percentage moet worden toegepast op het brutobedrag van het pensioen, vooraf verminderd met de wettelijke inhoudingen. Dit geldt zelfs als zij minder dan 15 jaar dienst hebben en onder bepaalde voorwaarden recht hebben op een rustpensioen volgens de wetten over het personeel in Afrika.

Die invaliditeitspensioenen zijn anciënniteitspensioenen waaraan bepaalde voordelen zijn verbonden door de voor de gepensioneerde erkende. Ter zake is het recht op schadeloosstelling voor invaliditeit strikt persoonlijk en beperkt tot de verkrijger (cf. PV nr. 569, 24.09.1996, Reynders, Kamer, 1995-1999, QRVA, nr. 55, blz. 7344).

11° Sociale voordelen

A. Algemeen

38.I.11°/1

Volgende sociale voordelen, verkregen door de personen die bezoldigingen van werknemers of van bedrijfsleiders ontvangen of hebben ontvangen en door hun rechthebbenden, worden vrijgesteld van belasting ten name van de verkrijgers (art. 38, § 1, eerste lid, 11, WIB 92):

1. voordelen waarvoor het door de wijze van toekenning niet mogelijk is het door iedere verkrijger werkelijk verkregen bedrag vast te stellen;
2. voordelen die, alhoewel individualiseerbaar, niet de aard van een werkelijke bezoldiging hebben;
3. geringe voordelen of gelegenheidsgeschenken verkregen uit hoofde of naar aanleiding van gebeurtenissen die niet rechtstreeks in verband staan met de beroepswerkzaamheid.

Die vrijstelling is van toepassing, ongeacht of die voordelen zijn toegekend:

- ter uitvoering van een wettelijke of contractuele verplichting of buiten enige verplichting om;

- uitsluitend door de werkgever of door bemiddeling van een sociale kas (cf. PV nr.19, 24.10.1983, Egelmeers, Vr. en Antw., Senaat, 1983-1984, nr. 9, blz. 291).

38.I.11°/2

De bedoelde sociale voordelen zijn 'onbelangrijke' voordelen:

- die met een uitgesproken sociaal oogmerk door de werkgever worden verstrekt, ongeacht of die verstrekking voor de werkgever verplicht of vrijwillig is en al dan niet door bemiddeling van een sociale kas geschiedt (Kamer, Vers. Comm. Fin., zitting 1979‑1980, Stuk 323/47, blz. 18);

- met de bedoeling de betrekkingen tussen het personeel te verbeteren en om de binding van dit laatste aan de onderneming te bevorderen.

38.I.11°/3

In het bijzonder zijn vrijgesteld (Kamer, Vers. Comm. Fin., zitting 1979‑1980, Stuk 323/47, blz. 18 en 35):

- de collectieve voordelen van geringe waarde die niet kunnen worden geïndividualiseerd of waarvan het praktisch onmogelijk is het door iedere verkrijger behaalde deel te bepalen (zoals bv. het verstrekken van dagelijkse middagmalen aan het personeel tegen een sociale prijs, sinterklaasfeesten enz.);

- individualiseerbare voordelen die hulpverlening in uitzonderlijke omstandigheden beogen (bv. bij heelkundige ingrepen, overlijden van een familielid enz.);

- geringe voordelen of gelegenheidsgeschenken als blijk van erkentelijkheid of van goedgunstigheid gegeven omwille van gelukkige of onfortuinlijke gebeurtenissen die geen rechtstreeks verband houden met de beroepswerkzaamheid (speelgoed voor de kinderen, een geschenkje bij een huwelijk, een decoratie of een jubileum, enz.) (zie ook nr. 38.I.11°/9-10).

38.I.11°/4

Belangrijke voordelen of aanvullende vervangingsinkomsten (niet als uitzonderlijke hulp te beschouwen extrawettelijke toelagen bij ziekte, invaliditeit, werkloosheid, ongeschiktheid wegens arbeidsongeval of beroepsziekte) of nog de algemene en systematische terugbetalingen van de kosten van gezondheidszorgen worden hier niet bedoeld. Zo werd een bouwpremie van 50.000 F in 1998 (1.239,47 euro) als een belangrijk voordeel beschouwd. (PV nr.19, 24.10.1983, Sen. Egelmeers, Vr. en Antw., Senaat, 1983-1984, nr. 9, blz. 291)

Voor tussenkomsten die voortvloeien uit een verzekeringspolis van het type 'gezondheidszorgen' of 'ziekenhuisopname', zie 38.I.11°/5, 1.

Het begrip sociaal voordeel moet zo opgevat worden dat het niet tot gevolg mag hebben dat aan personeelsleden verleende buitensporige stoffelijke voordelen, aan elke belasting ontsnappen.

B. Vrijgestelde sociale voordelen

1. Niet-beperkende lijst van vrijgestelde sociale voordelen

38.I.11°/5

Vrijgestelde sociale voordelen zijn:

1. hulp bij uitzonderlijke omstandigheden aan personeelsleden, gepensioneerden of aan gezinsleden van overleden personeelsleden (bv. heelkundige ingreep, zware ziekte, ongeval, huwelijk, overlijden enz.). Ook tussenkomsten die voortvloeien uit een verzekeringspolis van het type 'gezondheidszorgen' of 'ziekenhuisopname' die slechts tussenkomsten in uitzonderlijke gevallen dekt, en gesloten vóór aj. 2005 worden als hulp bij uitzonderlijke omstandigheden beschouwd en maken vrijgestelde sociale voordelen uit (bv. zware ziekte, ongeval of heelkundige ingreep – zie ook nr. 38.I.11°/6). Vanaf aj. 2005 zijn ze uitdrukkelijk wettelijk vrijgesteld (38.I.20°/1-14, Com.IB 92 hierna);

2. gezelschapsreizen voor personeelsleden of gepensioneerde gewezen personeelsleden;

3. deelname aan sinterklaasfeest (of het patroonsfeest dat in de desbetreffende beroepssector wordt gevierd, zoals Sint-Elooi of Sint-Barbara) en kerst- of nieuwjaarsfeest voor het personeel;

4. geringe geschenken bij het huwelijk van personeelsleden of bij de geboorte van hun kinderen (zie ook nr. 38.I.11°/10, Com.IB 92);

5. overhandiging van eretekens aan, en pensionering van personeelsleden (geschenken in natura en deelname aan een feestje bij dergelijke gelegenheden) (zie ook nr. 38.I.11°/22, Com.IB 92);

6. gebruik van accommodatie van de onderneming (sportvelden en -materieel, sport-, projectie- of toneelzaal, vergaderzaal, enz.) door personeelsleden voor sport, cultuur of vrijetijdsbesteding;

7. abonnementen of toegangskaarten voor culturele of sportieve manifestaties (concert, opera, toneel, sportwedstrijden, enz.) afgestaan tegen gunstprijzen of gratis uitgedeeld aan het personeel;

8. terugbetaling van studiekosten aan personeelsleden die individueel aanvullende cursussen volgen die gericht zijn op hun persoonlijke ontplooiing of vervolmaking: algemene opleidingen die niet in rechtstreeks verband staan met de beroepsactiviteit;

9. kosteloos of tegen verminderde prijs verblijven in vakantiehuizen of recreatiecentra van de onderneming door personeelsleden, gewezen personeelsleden, hun echtgenoot en kinderen (als het recreatiecentrum niet openstaat voor alle personeelsleden, is het voordeel slechts 'sociaal' mits dit niet leidt tot discriminaties op het vlak van de uitgaven voor de categorieën die wel in aanmerking komen, noch tot het (onrechtstreeks) verlenen van voordelen aan (bepaalde) leden van het hogere personeel of van de bestuursorganen van de onderneming);

10. collectief vervoer - kosteloos of beneden kostprijs - van personeelsleden van de woonplaats, het station, de bushalte enz. naar de plaats van tewerkstelling en terug door de werkgever georganiseerd met eigen vervoermiddelen of met die van een autocarexploitant (zie ook nr. 38/15, Com.IB 92);

11. gratis-biljetten en vrijkaarten op het openbaar vervoer die door de NMBS of door een gewestelijke maatschappij voor openbaar vervoer (De Lijn, TEC, MIVB), verleend worden aan hun personeelsleden en aan ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer (zie ook nr. 66bis/13, Com.IB 92, PV nr. 554, 29.09.2015, De Coninck, Vr. en Antw., Kamer, 54, nr. 089, blz. 284-285);

12. gebruik van niet ingenomen plaatsen op vluchten door personeelsleden van luchtvaartmaatschappijen;

13. louter occasioneel gebruik van een wagen van de werkgever voor een korte verplaatsing door de werknemer;

14. kosteloze verstrekking van soep, koffie, thee, bier of frisdranken tijdens de werkuren;

15. verstrekking (kosteloos of tegen verminderde prijs) van een middagmaal bestaande uit soep en boterhammen met toespijs in de mess of het restaurant van de werkgever (zie ook nr. 38.I.11°/11, Com.IB 92);

16. verstrekking van sociale hoofdmaaltijden (kosteloos of tegen verminderde prijs) in de mess of het restaurant van de werkgever (zie ook nr. 38.I.11°/11, Com.IB 92);

17. voordeel voortvloeiend uit de deelname aan een 'economaat', of een kledingfonds, of uit de aansluiting bij een medische of farmaceutische dienst;

18. gebruik van diensten van de werkgever tegen kostprijs (bv. banken die geen commissie vragen als hun bedienden voor eigen rekening op effecten inschrijven);

19. aankoop tegen een gunstprijs van gebruiksvoorwerpen vervaardigd in of verhandeld door de onderneming voor zover het aankopen betreft die werknemers verrichten voor hun louter persoonlijke behoeften en het gaat om goederen voor dagelijks gebruik of om duurzame goederen van een betrekkelijk geringe waarde (bv. een radio, een tv, een wagen van een courant type enz. - zie ook 38.I.11°/39-40, Com.IB 92);

20. de door het Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf (http://www.constructiv.be/nl-BE) jaarlijks toegekende promotievergoeding van het bouwbedrijf, aan diegenen die de gestelde voorwaarden vervullen, in de mate dat het maximumbedrag van die vergoeding niet meer bedraagt dan 383 euro (maximumbedrag van toepassing vanaf 01.01.2007) per jaar;

Geactualiseerd door de circulaire 2023/C/91 over de promotievergoeding voor het bouwbedrijf

21. vergoedingen voor sociale promotie toegekend aan werknemers van de privésector en aan sommige categorieën van het door de staat bezoldigd personeel die met goed gevolg, leergangen hebben beëindigd waardoor zij hun beroepskwalificatie kunnen verhogen of die cursussen volgen om hun intellectuele, morele en sociale vorming te vervolmaken;

22. gebruik van een in de schoot van de onderneming ingericht kinderdagverblijf: 'in de schoot van de onderneming' omvat ook 'door' de onderneming georganiseerd kinderdagverblijf buiten de lokalen van de onderneming en (eventueel) in samenwerking met een externe partner;

23. betaalbonnen ongeacht hun aard (geschenkcheques, surprisecheques, boekencheques, filmcheques, aankoopbonnen, enz.) die een geringe waarde hebben en door een onderneming met een duidelijk sociaal doel en niet als eigenlijke bezoldigingen voor geleverde prestaties aan haar personeelsleden worden toegekend. De maaltijdcheques, sport- en cultuurcheques en de ecocheques zijn aan een bijzonder belastingstelsel onderworpen (zie commentaar op art. 38, § 1, eerste lid, 25°, en 38/1, WIB 92);

24. kosteloze verstrekking van fruit als tussendoortje voor de onmiddellijke consumptie tijdens de werkuren (38.I.11°/41);

25. kostenloze verstrekking van snacks op basis van verwerkt fruit (38.I.11°/41).

2. Toelichting van enkele sociale voordelen

a. Hulp bij uitzonderlijke omstandigheden

38.I.11°/6

Hulp bij bv. heelkundige ingreep, zware ziekte, ongeval, huwelijk, overlijden enz. en ook de tussenkomsten die voortvloeien uit een verzekeringspolis van het type 'gezondheidszorgen' of 'ziekenhuisopname' die slechts tussenkomsten in uitzonderlijke gevallen dekt (bij zware ziekte, ongeval of heelkundige ingreep), kunnen als hulp bij uitzonderlijke omstandigheden worden beschouwd.

Vóór de W 28.04.2003 op de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen in zake sociale zekerheid (BS 15.05.2003, err. BS 26.05.2003)(WAP) of vóór 01.01.2004konden de tussenkomsten van een collectieve verzekering voor gezondheidszorgen slechts als sociaal voordeel worden vrijgesteld als de verzekering alleen in uitzonderlijke omstandigheden (bv. bij ernstige ziekte, ongeval of heelkundig ingrijpen) tussenkwam en geen systematische tegemoetkoming in de medische kosten en kosten voor geneeskundige verzorging inhield (PV nr. 424, 11.07.2000, Van Eetvelt, Kamer, Vr. en Antw., 50/104, blz. 12.146 en PV nr. 1.136, 08.11.2002, D’hondt, Kamer, Vr. en Antw., 50/156, blz. 20.078).

38.I.11°/7

Met het WAP werd, vanaf 01.01.2004, een nieuw stelsel ingevoerd over de toezegging 'medische kosten', dat niets wijzigde aan het bestaande stelsel van de sociale voordelen (art. 38, § 1, eerste lid, 20° en § 2, WIB 92).

Verzekeringen voor geneeskundige verzorging komen over het algemeen tussen in de kosten van ambulante geneeskundige verzorging, dokterskosten, behandelingskosten, kosten van geneesmiddelen, hospitalisatie, heelkunde, protheses, revalidatie, enz.

Dit type verzekering heeft niet tot doel een inkomensverlies te compenseren maar keert aan de begunstigde enkel een vergoeding uit voor de hiervoor vermelde kosten.

De verzekeringen die andere types van medische kosten dekken, die niet opgesomd zijn in art. 38, § 2, WIB 92 (hospitalisatieverzekering, ernstige aandoeningen, palliatieve thuiszorg, afhankelijkheid, ...) dekken bv. de ambulante ziektekosten buiten het kader van een ziekenhuisopname of een ernstige aandoening: gewone dokters- en tandartsbezoeken, bijhorende geneesmiddelen, therapeutische behandelingen, kosten inzake revalidaties, bepaalde (alternatieve) therapieën, …

Art. 38, § 1, eerste lid, 11°, WIB 92, is niet langer van toepassing op vergoedingen die voortvloeien uit een verzekeringspolis van het type 'gezondheidszorgen' of 'opname in het ziekenhuis' die slechts in uitzonderlijke gevallen dekking biedt (zware ziekte, ongeval, heelkundige ingreep). Voortaan vallen die situaties onder de toepassing van art. 38, § 1, eerste lid, 20° en § 2, WIB 92, waardoor ze vrijgesteld zijn als voordeel van alle aard (zie nr. 38.I.20°/1-14).

De collectieve verzekeringen voor geneeskundige verzorging die andere types van medische kosten (bv. ambulante zorgen, tandzorgen, …) dekken, worden als 'sociale voordelen' beschouwd (art. 38, § 1, eerste lid, 11°, WIB 92): de premies en tussenkomsten worden vrijgesteld in hoofde van de verkrijger, maar zijn niet aftrekbaar voor de werkgever/onderneming. Premies van een collectieve verzekering voor werknemers die voorziet in de systematische terugbetaling van alle kosten van ambulante zorgverstrekking (zelfs buiten de context van hospitalisatie, dagverpleging of ernstige ziekte) worden ook als sociaal voordeel vrijgesteld.

De collectieve verzekeringen voor fysiologische en/of economische invaliditeit zijn die welke de aantastingen van de lichamelijke integriteit of de verliezen aan arbeidspotentieel of de toename van kosten door de invaliditeit beogen te vergoeden, zonder dat zij een inkomensverlies beogen te vergoeden.

Hier worden die verzekeringen bedoeld, waarbij de vergoeding wordt bepaald met een percentage van de fysiologische en/of economische invaliditeit, zonder dat uit de bewoording van de toezegging blijkt dat zij tot doel heeft een (geheel of gedeeltelijk) inkomensverlies te vergoeden: dus zonder dat de verzekering voorziet in een tussenkomst in geval van gehele of gedeeltelijke arbeidsonderbreking. Het gaat om vergoedingen die zijn betaald naar aanleiding van een ongeval (ook arbeidsongevallen) of naar aanleiding van een ziekte (ook beroepsziekten).

De voordelen die voor de verkrijgers voortvloeien uit het ten laste nemen van de werkgeversbijdragen door de persoon die de bezoldigingen verschuldigd is en die vanaf 01.01.2004 zijn gestort voor deze collectieve verzekeringen zijn bij de verkrijgers altijd vrijgesteld als sociaal voordeel (art. 38, § 1, eerste lid, 11°, WIB 92). Het is niet langer vereist dat ze in uitzonderlijke omstandigheden wordt toegekend.

Sommige bedrijven sluiten geen collectieve hospitalisatieverzekering af, maar hebben een intern medisch kostenplan als medischekostentoezegging waarbij geen beroep wordt gedaan op een verzekeraar: zij gaan dan rechtstreeks, zonder tussenkomst van een verzekeraar (intern) en dus zonder verzekering, de verbintenis aan om aan hun personeelsleden bepaalde medische kosten geheel of gedeeltelijk terug te betalen. Toezeggingen inzake terugbetaling van medische kosten zijn geen verplicht extern te financieren 'voorzorgsactiviteit' in de zin van de controlewetgeving. Vermits het niet gaat om een verzekering, kan het intern medisch kostenplan niet onder de toepassing vallen van art. 38, § 1, eerste lid, 20° en § 2, WIB 92.

Als het intern medisch kostenplan voorziet in de terugbetaling van medische kosten bij hospitalisatie of dagverpleging (inclusief pre- en postoperatieve ambulante zorgverstrekking), en ook van ambulante zorgverstrekking in het specifieke kader van een limitatieve lijst van ernstige aandoeningen, dan gaat het om hulpverlening in uitzonderlijke omstandigheden.

Deze collectieve interne toezeggingen kunnen ressorteren onder de sociale voordelen voor zover het gaat om individualiseerbare voordelen die hulpverlening in uitzonderlijke omstandigheden beogen.

Een intern medisch kostenplan dat voorziet in een systematische terugbetaling kan evenwel niet als sociaal voordeel worden beschouwd.

Algemene en systematische terugbetalingen van kosten van gezondheidszorgen vallen buiten het begrip sociaal voordeel.

Niet-gedifferentieerde collectieve verzekeringen of plannen die verschillende risico’s dekken, waarbij het plan niet gedifferentieerd wordt beheerd, worden als sociaal voordeel aangemerkt.

Dit zijn collectieve verzekeringen of plannen waarbij niet kan worden uitgemaakt welke premiedeel aan welke dekking wordt toegewezen (globale forfaitaire premie). Als het om een collectief plan gaat, kan ook niet worden uitgemaakt welk premiedeel aan iedere aangeslotene moet worden toegewezen.

De bijdragen betaald vanaf 01.01.2004 kunnen niet worden vrijgesteld door art. 38, § 1, eerste lid, 18°, 19° of 20°, WIB 92, want de in art. 38, § 3, WIB 92, bepaalde voorwaarde van gedifferentieerd beheer is niet nageleefd.

Wel wordt de globale premie, die niet individualiseerbaar is, vrijgesteld als sociaal voordeel in de zin van art. 38, § 1, eerste lid, 11°, a, WIB 92.

Rechtstreeks door de werkgever uitbetaalde uitkeringen (bv. rechtstreekse terugbetaling van medische kosten) worden aangemerkt als belastbare voordelen van alle aard, tenzij ze als een sociaal voordeel kunnen worden beschouwd. Dit is bv. het geval voor uitkeringen die door de werkgever in uitzonderlijke omstandigheden (bv. in geval van hospitalisatie, ernstige ziekte, …) aan de werknemer worden betaald.

38.I.11°/8

Een aanvullende begrafenisvergoeding die niet is vrijgesteld door art. 38, § 1, eerste lid, 7°, WIB 92, mag met een sociaal voordeel worden gelijkgesteld, als het bedrag ervan geacht kan worden normaal te zijn t.o.v. de kosten waarvoor ze wordt toegekend. Het gaat om vergoedingen voor begrafeniskosten toegekend door een andere werkgever dan de staat, de Gemeenschappen en de Gewesten (zie ook nr. 38/11, Com.IB 92).

Het normale karakter van de vergoeding moet geval per geval worden beoordeeld in functie van het bedrag en de omvang van de begrafeniskosten. De vrijstelling kan niet worden toegepast wanneer de vergoeding een belastbaar inkomen vervangt (circ. AAFisc nr. 26/2015, Ci.701.147 van 11.06.2015).

b. Geschenken van geringe waarde of betaalbons

38.I.11°/9

Bedoeld zijn de geschenken in natura, in contanten of in betaalbons (geschenk-, surprise-, film-, boekencheques, aankoopbonnen, enz.).

Of een geschenk mag worden aangemerkt als een sociaal voordeel hangt in essentie af van de omstandigheden waarin het is aangeboden en van de waarde ervan (d.i. de werkelijke waarde bij de verkrijger: het bedrag dat hij in normale omstandigheden zou moeten besteden om het voordeel te verkrijgen). Met het oog op de harmonisatie mag het begrip handelsgeschenk van geringe waarde bedoeld in art. 12, § 1, eerste lid, 2°, W. BTW echter ook als referentie dienen voor het begrip geringe voordelen en gelegenheidsgeschenken dat hier is bedoeld. Daaruit volgt dat een voordeel of een geschenk zonder meer als gering zal worden aangemerkt als het 50 euro niet overtreft en dus als sociaal voordeel wordt beschouwd voor de toepassing van art. 38, § 1, eerste lid, 11°, c, WIB 92 (circ. Ci.RH.242/554.090, 16.12.2002).

Als van dat grensbedrag wordt afgeweken, moet geval per geval beoordeeld worden of een geschenk mag worden aangemerkt als een vrijgesteld sociaal voordeel (PV nr. 224, 17.01.2011, De Block, Vr. en Antw., Kamer 2010-2011, nr. 23, blz. 40-42).

In principe zijn deze cheques met een geringe waarde niet aftrekbaar als beroepskost bij de werkgever.

Maar als ze onder bepaalde voorwaarden en binnen bepaalde begrenzingen worden toegekend, zijn ze wel aftrekbaar als beroepskost (zie commentaar op art. 53, 14°, WIB 92) en dus ook vrijgesteld van belasting in hoofde van de verkrijgers.

c. Huwelijkspremie en premie bij verklaring van wettelijke samenwoning

38.I.11°/10

Fiscaal wordt een huwelijkspremie omschreven als de geschenken in natura, in speciën of in de vorm van betaalbons, geschenkcheques genaamd, die aan een werknemer worden overhandigd bij zijn huwelijk of bij het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning.

Een huwelijkspremie ten bedrage van maximum 200 euro wordt als een vrijgesteld sociaal voordeel aangemerkt.

Bij overschrijding van deze maximumgrens wordt het verschil tussen de toegekende premie en de maximumgrens van 200 euro als een belastbaar voordeel van alle aard aangemerkt.

De huwelijkspremie, die als een sociaal voordeel kan worden vrijgesteld, kan worden gecombineerd met de toekenning van betaalbonnen, die in welbepaalde gevallen ook als sociaal voordeel worden vrijgesteld (circ. Ci.RH.242/588.226, AOIF 30/2008, 22.09.2008).

d. Verstrekking van sociale (hoofd)maaltijden en belegde broodjes

38.I.11°/11

Als sociale maaltijden in de mess of het restaurant van de werkgever gratis of tegen verminderde prijs worden verstrekt, wordt dit in principe belastbare voordeel als een bij de verkrijger vrijgesteld sociaal voordeel aangemerkt (art. 38, § 1, eerste lid, 11°, WIB 92).

Onder de term 'bedrijfsrestaurant' wordt een restaurant verstaan dat aan de personeelsleden van de onderneming – kosteloos of tegen verminderde prijs – sociale hoofdmaaltijden verstrekt en waarvan de uitbating rechtstreeks of onrechtstreeks door de werkgever wordt bekostigd.

De RSZ gaat ervan uit dat de kostprijs van een normale maaltijd in een bedrijfsrestaurant moet worden gesitueerd in de buurt van de maximumtussenkomst van de werkgever in een maaltijdcheque. Vanaf 01.01.2011 bedraagt deze tussenkomst 5,91 euro. Vanaf 01.01.2016 is de maximale werkgeverstussenkomst vastgesteld op 6,91 euro (KB 26.05.2015 tot wijziging van het KB 29.06.2014 tot wijziging van artikel 19bis van het KB/RSZ van 28.11.1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders –BS 08.06.2015).

Als een werkgever niet over een bedrijfsrestaurant beschikt en voor het verstrekken van middagmaaltijden beroep doet op een traiteursdienst, kan worden aanvaard dat deze middagmaaltijden een sociale hoofdmaaltijd uitmaken, dat een vrijgesteld sociaal voordeel is, wanneer de prijs die de werkgever hiervoor betaalt, zich situeert in de buurt van de maximumtussenkomst van de werkgever in een maaltijdcheque, thans 6,91 euro per middagmaaltijd, en mits alle personeelsleden die maaltijd kunnen nuttigen in de mess van de werkgever.

Als zowel vrijgestelde maaltijdcheques (zie bijwerking op art. 38, § 1, eerste lid, 25°, en 38/1, WIB 92) worden toegekend als sociale maaltijden worden verstrekt in het bedrijfsrestaurant, wordt de maaltijd in het bedrijfsrestaurant alleen aangemerkt als een vrijgesteld sociaal voordeel (in toepassing van art. 38, § 1, eerste lid, 11°, WIB 92) als:

- de maaltijden niet beneden kostprijs (forfaitair vastgesteld op 5,91 euro, vanaf 01.01.2016 is de forfaitaire kostprijs 6,91 euro) worden aangeboden, of

- de maaltijden beneden kostprijs worden aangeboden, maar er verplicht met een maaltijdcheque wordt betaald en er geen geld wordt teruggegeven.

Onder 'maaltijd' verstaat men een maaltijd bestaande uit soep of klein voorgerecht, een (warme) hoofdmaaltijd, een dessert en een drank of enkel een hoofdgerecht.

Het gratis verstrekken van belegde broodjes is toegestaan zonder dat de werknemer hiervoor een maaltijdcheque moet inleveren, op voorwaarde dat de werkgever:

- ofwel niet beschikt over een bedrijfsrestaurant dat sociale maaltijden (soep of klein voorgerecht, een (warme) hoofdmaaltijd, een dessert en een drank) verstrekt;

- ofwel, wanneer hij wel beschikt over een bedrijfsrestaurant dat sociale maaltijden verschaft, en

* die sociale maaltijden worden verstrekt tegen een prijs die tenminste gelijk is aan de kostprijs (forfaitair vastgesteld op 6,91 euro vanaf 01.01.2016);
* en die sociale maaltijd niet op dezelfde dag wordt verstrekt als het belegd broodje, zodat de betrokken werknemer slechts recht heeft op: ofwel een maaltijdcheque en een sociale maaltijd, ofwel een maaltijdcheque en een belegd broodje, maar niet de drie voordelen voor eenzelfde werkdag.

e. Anciënniteitspremie

38.I.11°/12

Het gaat om premies die aan werknemers worden toegekend tijdens hun loopbaan bij een werkgever.

Een anciënniteitspremie die aan een zelfstandige bedrijfsleider wordt toegekend, kan niet als een vrijgesteld sociaal voordeel worden aangemerkt. Want er is vereist dat de anciënniteitspremie wordt toegekend om een minimumaantal dienstjaren (25 of 35) bij de betrokken werkgever te honoreren. Er moet dus een relatie werkgever-werknemer bestaan, hetgeen bij een zelfstandige bedrijfsleider per definitie niet kan.

e.1. Betaald in de periode van 01.01.2006 tot en met 31.12.2008

38.I.11°/13

De fiscale behandeling van de anciënniteitspremies die betaald werden in de periode van 01.01.2006 tot en met 31.12.2008, wordt geregeld in de circulaire nr. AAFisc 27/2011, Ci.RH.241/608.543, d.d. 23.05.2011, uitgezonderd de nummers 14, 17, 18 en 25, die specifiek gelden voor de anciënniteitspremies betaald vanaf 01.01.2009.

e.2. Betaald vanaf 01.01.2009

38.I.11°/14

De voorwaarden waaronder een anciënniteitspremie als een vrijgesteld sociaal voordeel kan worden aangemerkt in hoofde van de verkrijger, zijn thans geregeld in de circulaire nr. AAFisc 27/2011, Ci.RH.241/608.543, d.d. 23.05.2011 (art. 38, § 1, eerste lid, 11°, WIB 92).

Deze circulaire beoogt het instellen van een parallellisme tussen de toepassing van de sociale en de fiscale wetgeving, waarbij de circulaire nr. AAFisc 18/2010, Ci.RH.242/601.490, 25.02.2010 werd aangepast aan de gewijzigde interpretatie van de sociale bepalingen door nieuwe verduidelijkingen van de RSZ.

Daardoor moet de vrijstellingsvoorwaarde worden verbonden aan het feit dat de premie wordt toegekend een eerste maal, ten vroegste bij en vanaf 25 jaar dienst en/of een tweede maal ten vroegste bij en vanaf 35 jaar dienst, zonder dat vereist is dat ze wordt toegekend op het ogenblik van 25 of 35 jaar dienst. Als de premie een eerste keer wordt betaald bij 30 jaar dienst, en een tweede keer bij 35 jaar dienst, is de voorwaarde vervuld.

e.2.1. Voorwaarden

38.I.11°/15

De premie wordt maximum 2 maal tijdens de loopbaan van een werknemer bij een werkgever betaald of toegekend:

- de eerste maal wordt de premie betaald of toegekend ten vroegste in het kalenderjaar waarin de werknemer 25 jaar in dienst is bij die werkgever en bedraagt zij maximum één keer het brutobedrag van de maandwedde (vóór aftrek van de sociale zekerheidsbijdragen);

- de tweede maal wordt de premie betaald of toegekend ten vroegste in het kalenderjaar waarin de werknemer 35 jaar in dienst is bij die werkgever en bedraagt zij maximum twee keer het brutobedrag van de maandwedde (vóór aftrek van de sociale zekerheidsbijdragen).

Om het maximaal vrijgesteld bedrag van de anciënniteitspremie te bepalen, wordt ook op fiscaal vlak een alternatieve berekeningswijze aanvaard. Deze alternatieve berekeningswijze geldt alleen voor de anciënniteitspremies die vanaf 01.01.2009 worden betaald of toegekend.

Het vrijgesteld bedrag kan ook worden bepaald in functie van het gemiddeld brutobedrag van een maandloon in de onderneming.

De werkgever mag evenwel, tijdens een kalenderjaar beide berekeningswijzen van het maximaal vrijgesteld bedrag van de anciënniteitspremie niet samen toepassen.

Als beide berekeningswijzen toch samen worden toegepast tijdens eenzelfde kalenderjaar, geldt er voor de werknemers geen vrijstelling als sociaal voordeel voor alle tijdens dat kalenderjaar betaalde of toegekende anciënniteitspremies. De premies worden dan aangemerkt als een belastbaar voordeel (in de zin van art. 31, tweede lid, 1° of 2°, WIB 92). Bij de werkgever vormen de premies dan een aftrekbare beroepskost (art. 52, 3°, WIB 92), voor zover het bedrag van het voordeel op de passende individuele fiche (art. 57, 2°, WIB 92) wordt opgenomen.

e.2.2. Sanctie bij niet-naleving van de vrijstellingsvoorwaarde

38.I.11°/16

Bij overschrijding van de maximumgrens, als voorwaarde om als sociaal voordeel te worden aangemerkt, wordt bij de werknemer slechts het gedeelte van de anciënniteitspremie dat de voormelde maximumgrens overschrijdt, aangemerkt als een belastbaar voordeel (art. 31, tweede lid, 1° of 2°, WIB 92; PV nr. 29, 07.03.2013, Wouters, Kamer, Vr. en Antw., 2013-2014, nr. 158, blz. 157-158).

Bij de premies die zijn betaald of toegekend vóór 01.01.2009, wordt de volledige anciënniteitspremie als een belastbaar voordeel beschouwd, als de voorwaarden voor de vrijstelling als sociaal voordeel niet zijn nageleefd.

Bij de werkgever vormt het gedeelte van de premie dat de maximumgrens overschrijdt, dan een aftrekbare beroepskost (art. 52, 3°, WIB 92), voor zover het bedrag van het voordeel op de passende individuele fiche (art. 57, 2°, WIB 92) wordt opgenomen.

e.2.3. Notie anciënniteitspremie

38.I.11°/17

Een premie die bij de pensionering of sluiting van de onderneming wordt toegekend en die ook vanwege het aantal dienstjaren bij de werkgever wordt toegekend, wordt niet als een anciënniteitspremie beschouwd.

Want dergelijke premie wordt niet toegekend omwille van het aantal jaren dienst bij de werkgever, maar wel omwille van de pensionering of de sluiting van de onderneming. Een sluitingspremie wordt als een opzeggingsvergoeding beschouwd omdat op het ogenblik van de sluiting van de onderneming de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd (art. 31, tweede lid, 3°, WIB 92).

Geschenken in natura die worden toegekend bij pensionering worden toegelicht onder nr. 38.I.11°/22 hierna.

e.2.4. Notie werkgever

38.I.11°/18

De anciënniteitsvoorwaarde wordt beoordeeld in hoofde van dezelfde werkgever (natuurlijke of rechtspersoon). Het zijn de dienstjaren bij dezelfde werkgever die bij de toekenning van de anciënniteitspremie worden geteld.

Voor het bepalen van de anciënniteit van de werknemer ter zake mag maar rekening worden gehouden met de dienstjaren die de werknemer verrichtte bij werkgevers die deel uitmaken van dezelfde groep of dezelfde technische bedrijfseenheid.

Voor de invulling van de notie 'dezelfde groep' of 'dezelfde technische bedrijfseenheid' moet worden uitgegaan van dezelfde criteria als bij de RSZ.

Deze criteria zijn:

1. het gaat om in de art. 11 en 12, van het Wetboek van de vennootschappen (W. Venn) bedoelde verbonden of geassocieerde vennootschappen;
2. er is sprake van eenzelfde technische bedrijfseenheid als in de verschillende juridische entiteiten die mekaar opvolgen (of naast mekaar bestaan) gemeenschappelijke personen werkzaam zijn (bv. als werkgever, zaakvoerder, werknemer, …). Daarbij speelt het geen rol of die personen in dezelfde entiteiten dezelfde hoedanigheid hebben;
3. de plaats: wanneer de gebouwen waar de activiteiten worden uitgeoefend in mekaars nabijheid liggen, kan dit een aanwijzing zijn dat het eenzelfde technische bedrijfseenheid betreft; op zich is het niet op dezelfde plaats gesitueerd zijn geen determinerend element om te besluiten tot twee onderscheiden technische bedrijfseenheden;
4. de activiteiten: de activiteiten zijn identiek, gelijkaardig of aanvullend;
5. het bedrijfsmateriaal: het materiaal is geheel of gedeeltelijk hetzelfde.

Deze criteria worden in hun samenhang beoordeeld, maar moeten niet noodzakelijk samen vervuld zijn om te besluiten tot het bestaan van eenzelfde technische bedrijfseenheid.

In bepaalde gevallen worden bij de overgang van ondernemingen de rechten van de werknemers behouden bij wijziging van de werkgever (in toepassing van cao 32bis). Dit kan een aanwijzing vormen, maar is op zichzelf, volgens de RSZ, onvoldoende om te kunnen spreken van 'dienstjaren die verricht worden bij dezelfde werkgever' binnen het loonbegrip van anciënniteitspremies.
In geval van twijfel gebeurt de beoordeling door de RSZ op basis van concrete dossiers en kan de werkgever de vraag richten aan de directie Reglementering van de RSZ. Uitgaande van deze concrete feiten wordt een standpunt ingenomen en medegedeeld aan de betrokkene.

e.2.5. Notie brutobedrag van de maandwedde

38.I.11°/19

Voor de bepaling van het bedrag van de anciënniteitspremie wordt het brutobedrag van de maandwedde vóór aftrek van de sociale zekerheidsbijdragen op het ogenblik van de toekenning van de anciënniteitspremie in aanmerking genomen.

Voor de invulling van het begrip brutobedrag van de maandwedde moet, gelet op het parallellisme tussen de toepassing van de sociale en de fiscale wetgeving over anciënniteitspremies, worden uitgegaan van de parameters die de RSZ ter zake gebruikt. Ter zake hanteert zij een ruime interpretatie en neemt ze aan dat het gaat om de normale maandwedde.

Over de grootte van de anciënniteitspremie, kunnen de volgende principes die door de RSZ worden gehanteerd, een duiding geven:

- de werknemer die een voltijdse arbeidsovereenkomst heeft, maar op het moment van de uitbetaling van de premie halftijds of voltijds tijdskrediet geniet, of die halftijds het werk hervat met toestemming van de medisch adviseur, mag toch de premie ontvangen gebaseerd op zijn normale brutowedde als voltijdse;

- de werkgever kan voor de berekening van de premie steeds uitgaan van het huidige brutoloon, ook voor werknemers die zeer recent van een deeltijdse naar een voltijdse betrekking overschakelden. Voor werknemers die zeer recent deeltijds gingen werken, kan het voltijds brutoloon behouden blijven;

- de werkgever kan zich baseren op het normale loon voor de normale prestaties en hij hoeft dus geen rekening te houden met de maatregelen die tijdelijk de prestaties en het loon verminderen zoals tijdskrediet, loopbaanonderbreking, enz.;

- een berekend refertemaandloon geproratiseerd naar het aantal jaren voltijdse en deeltijdse tewerkstelling, is ook aanvaardbaar;

- de eindejaarspremie (1/12 ervan) kan niet onder het begrip 'brutobedrag van de maandwedde' vallen.

e.2.6. Notie gemiddeld brutobedrag van een maandloon in de onderneming

38.I.11°/20

Het gemiddeld brutobedrag van een maandloon in de onderneming moet per kalenderjaar vastgesteld worden door de verhouding tussen de uitbetaalde lonen en het aantal voltijdse equivalenten tijdens het voorgaande kalenderjaar.

38.I.11°/21

Voor voorbeelden wordt verwezen naar de circulaire nr. AAFisc 27/2011, Ci.RH.241/608.543, d.d. 23.05.2011.

f. Eervolle onderscheiding of pensionering

38.I.11°/22

Als geschenken in natura, in specie of in de vorm van betaalbons (cheques) worden toegekend bij een eervolle onderscheiding of pensionering gelden andere maximumbedragen.
Bij een eervolle onderscheiding wordt een bedrag van 105 euro per jaar en per werknemer aanvaard.

Onder 'eervolle onderscheiding' wordt verstaan, een officiële of burgerlijke onderscheiding toegekend buiten de onderneming zoals een ereteken of ridderorde, een decoratie, laureaat van de arbeid, enz. Een erkenning door een jubileum binnen de onderneming, wordt niet beschouwd als een eervolle onderscheiding.

Geschenken die omwille van de pensionering of toetreding tot het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (volledig brugpensioen) worden toegekend, zijn niet belastbaar wanneer het bedrag ervan niet meer bedraagt dan 35 euro per volledig dienstjaar van de werknemer, met een minimum van 105 euro. Als bij de brugpensionering geschenken werden verleend, mogen, gelet op het eenmalige karakter van de beoogde maatregel, geen dergelijke als beroepskost aftrekbare geschenken meer worden toegekend bij de latere pensionering van de werknemer.

g. Maaltijdcheques
g.1. Belastingstelsel

38.I.11°/23

In principe worden maaltijd- of restaurantcheques en maaltijdtickets bij de verkrijgers aangemerkt als belastbare bezoldigingen door het art. 31, tweede lid, 2, WIB 92.

Maaltijd- of restaurantcheques zijn cheques die door gespecialiseerde firma's worden verkocht aan ondernemingshoofden, die ze uitreiken aan hun personeelsleden om hen de mogelijkheid te geven een eetmaal te gebruiken in een restaurant.

Maaltijdtickets zijn cheques die werkgevers kopen bij ondernemingen met een eigen restaurant en die ze aan hun personeelsleden voortverkopen om hen in staat te stellen hun maaltijden in dat restaurant te gebruiken.

Vóór 2009 werden maaltijdcheques, restaurantcheques en maaltijdtickets (die begrippen worden verder aangegeven met de benaming maaltijdcheques) onder bepaalde voorwaarden aangemerkt als vrijgestelde sociale voordelen bij toepassing van art. 38, § 1, eerste lid, 11, WIB 92.

38.I.11°/24

Er is niettemin een belastbaar voordeel van alle aard:

- als niet alle vrijstellingsvoorwaarden (zie 38.I.11°/25) vervuld zijn;

- als een maaltijdcheque is verleend ter vervanging of ter omzetting van een of andere vorm van loon (loonopslag, eindejaarspremie, vakantiegeld en dergelijke)

Dat belastbaar voordeel is gelijk aan de handelswaarde van de cheque of de prijs van de bon, eventueel verminderd met de bijdrage van de werknemer.

g.2. Vrijstellingsvoorwaarden

Tijdperk van 01.04.1998 tot 31.12.2008

38.I.11°/25

Maaltijdcheques die vanaf 01.04.1998 worden uitgereikt aan werknemers, worden als vrijgestelde sociale voordelen aangemerkt (art. 38, § 1, eerste lid, 11, WIB 92), voor zover al de voorwaarden gesteld in art. 19bis, § 2, KB 28.11.1969 tot uitvoering van de wet van 27.06.1969 tot herziening van de besluitwet van 28.12.1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (BS 05.12.1969 – hierna KB/RSZ), gelijktijdig zijn vervuld.

Ter zake bepaalt art. 19bis, § 2, KB/RSZ:

"Opdat zij niet als loon worden beschouwd, moeten maaltijdcheques terzelfder tijd aan alle volgende voorwaarden voldoen :

1° de toekenning van de maaltijdcheque moet vervat zijn in een collectieve arbeidsovereenkomst op sectorieel vlak of op ondernemingsvlak. Kan dergelijke overeenkomst niet worden gesloten bij gebrek aan een syndicale delegatie of gaat het om een personeelscategorie waarvoor het niet de gewoonte is dat deze door zulke overeenkomst wordt beoogd, dan mag de toekenning geregeld worden door een individuele overeenkomst. Deze overeenkomst moet schriftelijk zijn en het bedrag van de maaltijdcheque mag niet hoger zijn dan dat toegekend bij collectieve arbeidsovereenkomst in dezelfde onderneming, die de hoogste nominale waarde van de maaltijdcheque bepaalt.

Al de maaltijdcheques toegekend zonder collectieve arbeidsovereenkomst of schriftelijk individuele overeenkomst, of ingevolge een collectieve arbeidsovereenkomst of schriftelijke individuele overeenkomst die niet conform is met de voorwaarden vastgesteld bij deze paragraaf, worden als loon beschouwd.

2° het aantal toegekende maaltijdcheques moet gelijk zijn aan het aantal dagen waarop de werknemer effectief arbeidsprestaties levert.

Ondernemingen waarin gelijktijdig, hetzij voor voltijdse prestaties, hetzij voor deeltijdse prestaties, hetzij voor beide, verschillende arbeidsregelingen van toepassing zijn en die inzake overuren verplicht zijn om artikel 26bis van de arbeidswet van 16 maart 1971 toe te passen, kunnen het aantal dagen, waarop de werknemer effectief arbeidsprestaties levert, berekenen door het totaal aantal effectief gepresteerde uren van de werknemer tijdens het kwartaal te delen door het normale aantal arbeidsuren per dag in de onderneming. Indien deze bewerking een decimaal getal oplevert, wordt het afgerond op de hogere eenheid. Indien het aldus verkregen getal groter is dan het maximum aantal werkbare dagen van de voltijds tewerkgestelde werknemer in de onderneming in het kwartaal, wordt het tot dit laatste aantal beperkt. Ondernemingen die deze berekeningswijze willen toepassen moeten dat vaststellen bij collectieve arbeidsovereenkomst of, voor de ondernemingen die noch een ondernemingsraad noch een comité voor preventie en bescherming op het werk noch een syndicale delegatie hebben opgericht, in het arbeidsreglement; deze collectieve arbeidsovereenkomst of dit arbeidsreglement bepaalt tevens het normale aantal arbeidsuren per dag in de onderneming en de wijze waarop het maximum aantal werkbare dagen van de voltijds tewerkgestelde werknemer in de onderneming in het kwartaal, wordt berekend.

De maaltijdcheques worden iedere maand, in één of meer keren, aan de werknemer overhandigd in functie van het aantal dagen van die maand waarop de werknemer vermoedelijk effectief arbeidsprestaties zal leveren; uiterlijk de laatste dag van de eerste maand die volgt op het kwartaal wordt het aantal cheques in overeenstemming gebracht met het aantal dagen waarop de werknemer tijdens het kwartaal effectief arbeidsprestaties leverde, zoals bepaald in het voorgaande lid.

De maaltijdcheques die het aantal effectief gepresteerde dagen van de werknemer overschrijden worden als loon beschouwd; indien de werknemer minder cheques ontvangt dan het aantal dagen waarop hij effectief prestaties leverde wordt het bedrag van de werkgeverstussenkomst in de te weinig ontvangen cheques als loon beschouwd. De vaststelling van het aantal maaltijdcheques dat te veel of te weinig werd toegekend gebeurt op basis van de toestand bij het verstrijken van de eerste maand die volgt op het kwartaal waarop de maaltijdcheques betrekking hebben;

3° de maaltijdcheque wordt op naam van de werknemer afgeleverd; deze voorwaarde wordt geacht te zijn vervuld als de toekenning ervan en de daarop betrekking hebbende gegevens (aantal maaltijdcheques, brutobedrag van de maaltijdcheques verminderd met het persoonlijk aandeel van de werknemer) voorkomen op de individuele rekening van de werknemer, overeenkomstig de reglementering betreffende het bijhouden van de sociale documenten.

Al de maaltijdcheques toegekend zonder dat deze voorwaarde vervuld is worden als loon beschouwd;

4° de maaltijdcheque vermeldt duidelijk dat zijn geldigheidsduur beperkt is tot drie maanden en dat hij slechts mag worden gebruikt ter betaling van een eetmaal of voor de aankoop van verbruiksklare voeding.

Al de maaltijdcheques waarop deze vermelding niet is aangebracht worden als loon beschouwd;

5° de tussenkomst van de werkgever in het bedrag van de maaltijdcheque mag ten hoogste 180 frank of 4,46 euro (vanaf 01.04.1998 tot 31.12.2002) / 4,91 euro (vanaf 01.01.2003 tot 31.12.2008) per maaltijdcheque bedragen.

Al de maaltijdcheques met een werkgeverstussenkomst van meer dan 4,91 euro (180 frank of 4,46 euro tot 31.12.2002) worden als loon beschouwd;

6° de tussenkomst van de werknemer bedraagt ten minste het bedrag van de raming van de tweede maaltijd, bedoeld in artikel 20, tweede lid.

Al de maaltijdcheques met een tussenkomst van de werknemer die minder bedraagt dan dit bedrag worden als loon beschouwd."

38.I.11°/26

De circulaire nr. AOIF 33/2007, Ci.RH.241/575.580, 25.09.2007, verstrekte de richtlijnen die vanaf 01.01.2007 van toepassing waren inzake de maaltijdcheques uitgereikt aan zelfstandige bedrijfsleiders. Deze maaltijdcheques, uitgereikt aan zelfstandige bedrijfsleiders door de onderneming waar zij hun activiteit uitoefenen, werden als vrijgestelde sociale voordelen aangemerkt voor zover zij tezelfdertijd aan een aantal voorwaarden voldeden (art. 38, § 1, eerste lid, 11°, WIB 92).

Als een zelfstandige bedrijfsleider in verschillende vennootschappen, een activiteit uitoefent als zelfstandige bedrijfsleider en hij in elke vennootschap maaltijdcheques ontvangt, kan slechts één maaltijdcheque per werkdag, met een maximum van 220 maaltijdcheques per jaar als vrijgesteld sociaal voordeel worden aangemerkt. Deze regeling is van toepassing vanaf 01.01.2007. Deze maximumgrens van 220 maaltijdcheques per jaar is niet langer van toepassing vanaf 01.01.2009.

Voor een toelichting van deze voorwaarden wordt verwezen naar de commentaar op art. 38, § 1, eerste lid, 25° en 38/1, WIB 92.

Evolutie van de maximumtussenkomst van de werkgever in de maaltijdcheque

38.I.11°/27

01.04.1998 – 31.12.20024,46 euro (180 frank)
01.01.2003 – 31.12.20084,91 euro (KB 18.02.2003, BS 06.03.2003).

g.3. Bedrijfsrestaurants

38.I.11°/28

De belastingvrijstelling als sociaal voordeel van maaltijdcheques is bedoeld voor personeelsleden van ondernemingen die over geen bedrijfsrestaurant beschikken, om hen toe te laten een gewone maaltijd te nuttigen in de onmiddellijke nabijheid van de onderneming.

Onder 'bedrijfsrestaurant' wordt een restaurant verstaan dat aan de personeelsleden van de onderneming - kosteloos of tegen verminderde prijs - sociale hoofdmaaltijden verstrekt en waarvan de uitbating rechtstreeks of onrechtstreeks door de werkgever wordt bekostigd.

Volgende types van restaurants worden dan ook beoogd:

- het restaurant dat door de onderneming zelf in de schoot van de onderneming wordt uitgebaat;

- het restaurant dat door een derde (traiteurdienst, gespecialiseerde firma) in de lokalen van de onderneming wordt uitgebaat;

- het restaurant van een andere werkgever als het personeel er toegang tot kan hebben;

- het autonoom 'interbedrijfsrestaurant' eveneens door de werkgever medegefinancierd.

De maaltijdcheques toegekend aan werknemers die toegang hebben tot een bedrijfsrestaurant dat sociale maaltijden verstrekt, moeten in principe als op hun naam belastbare voordelen van alle aard worden aangemerkt.

Onder bepaalde voorwaarden (zie 38.I.11°/25) kunnen die maaltijdcheques echter worden aangemerkt als vrijgestelde sociale voordelen.

Tijdperk vanaf 01.04.1998 tot 31.12.2008

38.I.11°/29

Maaltijdcheques die vanaf 01.04.1998 zijn toegekend aan werknemers die toegang hebben tot een bedrijfsrestaurant dat sociale maaltijden verstrekt, kunnen, als vrijgestelde sociale voordelen worden aangemerkt, voor zover aan de volgende voorwaarden is voldaan (art. 38, eerste lid, 11, WIB 92):

1. Onder maaltijd moet worden verstaan een soep of klein voorgerecht, een (warme) hoofdmaaltijd, een dessert en een drank.
2. Iedere maaltijd die in een bedrijfsrestaurant wordt opgediend, moet worden verstrekt tegen een prijs die ten minste gelijk is aan de kostprijs, welke forfaitair is vastgesteld op 120 F voor het jaar 1998, 150 F voor het jaar 1999, 180 F of 4,46 euro vanaf het jaar 2000.

38.I.11°/30

Ingeval de kosten die voortvloeien uit het verstrekken van sociale hoofdmaaltijden aan het personeel in de mess of het restaurant van de werkgever bij deze laatste aftrekbaar zijn als beroepskosten (zie commentaar op art. 53, WIB 92), kan de werknemer zijn maaltijd betalen ofwel met een maaltijdcheque ofwel met enig ander betaalmiddel en mag hem het verschil tussen de nominale waarde van de maaltijdcheque en de prijs van zijn maaltijd eventueel worden terugbetaald.

38.I.11°/31

Als de maaltijd evenwel in het bedrijfsrestaurant tegen een lagere prijs dan de kostprijs wordt verstrekt, moet de werknemer zijn maaltijd verplicht betalen met een maaltijdcheque, en mag hem het verschil tussen de nominale waarde van de maaltijdcheque en de prijs van de maaltijd in geen enkel geval worden terugbetaald.

Bij niet-naleving van deze verplichting, wordt de tussenkomst van de werkgever in de prijs van de maaltijdcheques, als een bij de verkrijger belastbaar voordeel van alle aard aangemerkt.

38.I.11°/32

Er wordt benadrukt dat, door het streven naar coherentie tussen de sociale en fiscale wetgeving:

- de voorwaarde voor het aandeel van de verkrijger voor een bedrag van ten minste 44 F in de prijs van een maaltijdcheque, op fiscaal vlak van toepassing is vanaf 01.04.1998; daarna 1,09 euro;

- de te veel toegekende maaltijdcheques als een bij de verkrijger belastbare bezoldiging worden aangemerkt;

- het aantal toegekende maaltijdcheques niet meer mag bedragen dan het aantal door de werknemer effectief gepresteerde werkdagen, ongeacht de duur ervan.

Voor de combinatie van maaltijdcheques en het verstrekken van sociale maaltijden en belegde broodjes wordt ook verwezen naar nr. 38.I.11°/11.

g.4. Uitdrukkelijke vrijstelling vanaf 01.01.2009

38.I.11°/33

Sinds 01.01.2009 worden de voordelen die bestaan uit de tussenkomst van de werkgever of de onderneming in de maaltijdcheques, die beantwoorden aan de in art. 38/1, WIB 92 vermelde voorwaarden, uitdrukkelijk als in de PB vrijgestelde inkomsten aangemerkt (art. 38, § 1, eerste lid, 25°, WIB 92).

Voor de toelichting van deze voorwaarden wordt verwezen naar de bijwerking van de Com.IB 92 op art. 38, § 1, eerste lid, 25° en 38/1, WIB 92).

h. Sport- en cultuurcheques
Vóór 01.07.2006

38.I.11°/34

In principe moeten de toekenningen in de vorm van sport-en cultuurcheques bij de werknemer of bedrijfsleider als belastbare voordelen van alle aard worden aangemerkt (art. 31, tweede lid, 2° of 32, tweede lid, 2°, WIB 92).

Sport-en cultuurcheques die een geringe waarde hebben en met een duidelijk sociaal doel en niet als eigenlijke bezoldigingen voor geleverde prestaties aan haar personeelsleden of bedrijfsleiders worden toegekend, worden bij de verkrijgers als een vrijgesteld sociaal voordeel aangemerkt (art. 38, § 1, eerste lid, 11°, WIB 92).

De sport-en cultuurcheques die bij de verkrijgers als een vrijgesteld sociaal voordeel worden beschouwd, vallen buiten de toepassing van art. 53, 14°, WIB 92 en zijn bij de werkgever/vennootschap volledig aftrekbaar als beroepskosten, als de voorwaarden ter zake vervuld zijn (zie commentaar op art. 53,14°, WIB 92 en circ. Ci.RH. 242/554.090 van 16.12.2002).

Periode van 01.07.2006 tot 31.12.2008

38.I.11°/35

De toekenningen in de vorm van sport- en cultuurcheques worden bij de werknemer of bedrijfsleider in principe als belastbare voordelen van alle aard in de zin van art. 31, tweede lid, 2°, of 32, tweede lid, 2°, WIB 92 worden aangemerkt.

Voor de sociale zekerheid worden de sport/cultuurcheques onder bepaalde voorwaarden niet langer als loon aangemerkt door art. 19ter, KB 30.06.2006 (tot wijziging van het KB/RSZ). Om een parallellisme met de sociale wetgeving in te stellen, werden de fiscale richtlijnen aangepast.

Sport/cultuurcheques die vanaf 01.07.2006 aan werknemers worden toegekend, worden evenwel als vrijgestelde sociale voordelen (art. 38, § 1, eerste lid, 11°, WIB 92) aangemerkt wanneer zij terzelfdertijd voldoen aan alle voorwaarden gesteld in art. 19ter, § 2, van het KB/RSZ 28.11.1969.

De sport- en cultuurcheques moeten aan de volgende voorwaarden voldoen (art. 19ter, KB/RSZ):

1. de toekenning van de sport/cultuurcheque moet vervat zijn in een collectieve arbeidsovereenkomst op sectorieel vlak of op ondernemingsvlak of in een geschreven individuele overeenkomst voorzover de werkgever de cheques aan het geheel van werknemers of aan een categorie van werknemers toekent;

Als de werkgever niet valt onder het toepassingsgebied van de wet van 05.12.1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten, dan moet de toekenning geregeld worden door, naargelang het geval,

- een protocolakkoord afgesloten op het niveau van het bevoegde Onderhandelingscomité of

- door de regeling vastgesteld door het paritair comité bedoeld in art. 30 hetzij in art. 31 van de W 21.03.1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven door de Nationale Paritaire Commissie bedoeld in Art. 115 van de wet van 23.07.1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen, of door schriftelijke individuele overeenkomst;

2. de sport/cultuurcheque wordt op naam van de werknemer afgeleverd; deze voorwaarde wordt geacht te zijn vervuld als de toekenning ervan en de daarop betrekking hebbende gegevens (aantal sport/cultuurcheques, bedrag van de sport/cultuurcheque) voorkomen op de individuele rekening van de werknemer, overeenkomstig de reglementering betreffende het bijhouden van de sociale documenten;

3. op de sport/cultuurcheque staat duidelijk vermeld dat zijn geldigheid tot 15 maanden beperkt is, van 1 juli tot 30 september van het volgende jaar en dat hij slechts aanvaard mag worden:

- door de culturele operatoren die culturele activiteiten organiseren die behoren tot de in artikel 4 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 bedoelde aangelegenheden die zijn erkend, goedgekeurd op gesubsidieerd door de bevoegde overheid,

- of door sportverenigingen voor wie een federatie, erkend of gesubsidieerd door de gemeenschappen, bestaat of behoren tot een van de nationale hockey, boks, voetbal en golffederaties.

De bevoegde autoriteiten kunnen een lijst opstellen met operatoren die onder het toepassingsgebied van dit artikel vallen. Deze lijst wordt overgemaakt aan de uitgevers van de cheque.

Alle sport/cultuurcheques waar deze informatie niet op voorkomt, worden als loon beschouwd.

4. Het totale bedrag van de sport/cultuurcheques door de werkgever toegekend mag per werknemer niet groter zijn dan 100 euro per jaar.

5. De sport/cultuurcheques kunnen geheel noch gedeeltelijk voor geld omgeruild worden.

Bovenvermelde sport/cultuurcheques die door art. 38, § 1, eerste lid, 11°, WIB 92 bij de werknemer als een sociaal voordeel worden vrijgesteld, worden bij de werkgever voor de totaliteit als niet-aftrekbare beroepskost aangemerkt overeenkomstig art. 53, 14°, WIB 92.

Als bovenvermelde sport/cultuurcheques worden toegekend aan bedrijfsleiders die bezoldigingen (hebben) ontvangen, worden die door art. 38, § 1, eerste lid, 11°, WIB 92 als een sociaal voordeel vrijgesteld bij de bedrijfsleider en worden ze bij de vennootschap overeenkomstig art. 53, 14° en 195, § 1, eerste lid, WIB 92 voor de totaliteit als een niet-aftrekbare beroepskost aangemerkt.

38.I.11°/36

Als de sport/cultuurcheques niet terzelfdertijd aan alle voormelde voorwaarden sub 38.I.11°/35 voldoen, moeten ze voor de totaliteit als belastbare voordelen van alle aard verkregen uit hoofde of naar aanleiding van de beroepswerkzaamheid worden aangemerkt.

Als de sport/cultuurcheques worden toegekend ter vervanging of omzetting van loon, premies, voordelen in natura of enig ander voordeel van een aanvulling van het voorgaande, kunnen ze niet worden aangemerkt als vrijgestelde sociale voordelen, maar worden ze ook als belastbare bezoldigingen aangemerkt (art. 31, tweede lid, 2° of 32, tweede lid, 2°, WIB 92).

In deze laatste twee gevallen kan het belastbare voordeel bij de werkgever als een aftrekbare beroepskost worden aangemerkt, voor zover het bedrag van het voordeel op de passende individuele fiche wordt vermeld (art. 57, 2°, WIB 92).

Geschenkcheques die in het domein van de sport en cultuur worden toegekend, maar die niet worden beoogd in art. 19ter, § 2, KB/RSZ, zoals bv. een boekenbon, een filmcheque, een toegangskaart voor een sportmanifestatie, enz. vallen niet onder deze regeling, maar onder het toepassingsgebied van de circulaire Ci.RH.242/554.090 van 16.12.2002 (in het bijzonder nr. 17).

Sport/cultuurcheques toegekend vanaf 01.07.2006 en bedoeld in art. 19ter, § 2, KB/RSZ vallen niet meer onder het toepassingsgebied van voormelde circulaire Ci.RH.242/554.090 van 16.12.2002. Sport/cultuurcheques kunnen slechts als sociaal voordeel worden aangemerkt, mits alle voorwaarden van art. 19ter, § 2, KB/RSZ cumulatief vervuld zijn.

Een combinatie van sport/cultuurcheques met andere betaalbons, zoals geschenkcheques, boekencheques, filmcheques, toegangsbewijzen voor sportmanifestaties, aankoopbonnen, enz.) is mogelijk voor zover deze betaalbons voldoen aan de voorwaarden gesteld in circulaire Ci.RH.242/554.090 van 16.12.2002 en Ci.RH.242/593.494 van 26.08.2008. (zie ook nr. 38.I.11°/9 hiervoor).

Zo zal zowel een sport/cultuurcheque ter waarde van 100 euro die in juli 2016 (en waarbij alle door art. 19ter, § 2, KB/RSZ gestelde voorwaarden voldaan zijn) als een boekencheque van 35 euro, die bij de verjaardag van Evi in juli 2016 als een vrijgesteld sociaal voordeel worden aangemerkt. Bij de werkgever kan evenwel slechts 35 euro als aftrekbare beroepskost aanvaard worden.

Voorbeelden

38.I.11°/37

Een sport/cultuurcheque ter waarde van 30 euro, die voldoet aan de voorwaarden gesteld in art. 19ter, § 2, van voormeld KB/RSZ, wordt aan de werknemers overhandigd. Deze sport/cultuurcheque wordt als vrijgesteld sociaal voordeel aangemerkt en is niet aftrekbaar als beroepskost.

Een sport/cultuurcheque ter waarde van 105 euro, die aan alle voorwaarden gesteld in art. 19ter, § 2, van voormeld KB/RSZ uitgezonderd de vierde, voldoet, wordt in december 2008 aan een werknemer gegeven. Het maximumbedrag van 100 euro wordt overschreden en de sport/cultuurcheque zal dus voor het volledige bedrag als een belastbare bezoldiging worden aangemerkt bij de werknemer. Mits het bedrag ervan op de passende individuele fiche werd opgenomen, is deze sport/cultuurcheque bij de werkgever aftrekbaar als beroepskost.

Vanaf 01.01.2009

38.I.11°/38

Vanaf 1 januari 2009 worden de sport/cultuurcheques onder de voorwaarden bepaald in art 38/1, § 3, WIB 92 vrijgesteld als voordeel van alle aard door art. 38, § 1, eerste lid, 25° en 38/1, WIB 92 (zie commentaar op art. 38, § 1, eerste lid, 25° en 38/1, WIB 92).

i. Verkopen tegen een gunstprijs of gratis verstrekkingen

38.I.11°/39

Opdat de sub 38.I.11°/5, 18° en 19° verstrekte voordelen als sociale voordelen kunnen worden aangemerkt, moeten volgende voorwaarden worden vervuld:

- het gaat om goederen die de werkgever verkoopt of produceert of om diensten die de werkgever levert;

- het moet gaan om goederen of diensten voor de persoonlijke behoeften van de werknemer: de hoeveelheid verkochte goederen of geleverde diensten aan een werknemer mag het normale verbruik van het gezin van de werknemer niet overschrijden;

- onder 'gunstprijs' verstaat men een prijs die niet lager is dan de kostprijs van het product of de dienst in hoofde van de werkgever (zie ook commentaar op art. 36, WIB 92);

- het voordeel i.v.m. een duurzaam gebruiksvoorwerp komt maar voor vrijstelling in aanmerking als de aankopen zich niet te dikwijls herhalen gelet op de normale gebruiksduur van dat voorwerp.

38.I.11°/40

Bij gratis verstrekkingen of verkopen tegen een gunstprijs van onroerende goederen of van duurzame gebruiksgoederen van hoge waarde (bv. een dure sportwagen, een zeilschip, een sportvliegtuig e.d.) is er een belastbaar voordeel dat ofwel gelijk is aan de normale handelswaarde ofwel aan het verschil tussen die waarde en de aan de werkgever betaalde prijs (zie ook commentaar op art. 36, WIB 92).

j. Kosteloze verstrekking van tussendoortjes

38.I.11°/41

Het fruit dat gratis wordt aangeboden aan de werknemers om tijdens de werkuren op de plaats van de tewerkstelling te nuttigen, wordt beschouwd als een vrijgesteld sociaal voordeel (art. 38, § 1, eerste lid, 11°, WIB 92).

Fruit dat gratis door de werkgever aan zijn werknemers wordt aangeboden onder welke andere vorm ook (bv. fruitmanden, grote hoeveelheden, enz.) om het thuis in familieverband te consumeren wordt niet als vrijgesteld sociaal voordeel aangemerkt.

De kosteloze verstrekking van noten, pitten, zaden, gedroogd fruit en mixen daarvan, voor onmiddellijke consumptie tijdens de werkuren op de plaats van tewerkstelling, kan ook worden beschouwd als een vrijgesteld sociaal voordeel mits voldaan is aan de voorwaarden opgenomen in de circulaire nr. AAFisc nr. 27/2012, Ci.RH.242/618.836, 06.08.2012. De werkgever moet erover waken dat de toepassingsmodaliteiten nageleefd worden. Het aanbieden ervan in individuele verpakkingen voor consumptie op de werkvloer, is op zich geen beletsel, maar een systeem van geïndividualiseerde bestellingen per werknemer, valt buiten het toepassingsgebied van voormelde circulaire.

De kosteloze verstrekking van snacks op basis van verwerkt fruit, kan ook worden beschouwd als een vrijgesteld sociaal voordeel, mits het wordt verspreid tijdens de werkuren om op de plaats van tewerkstelling als een tussendoortje te worden gebruikt. Daarbij wordt ook de gezondheidsvereiste (bevorderlijk karakter voor de gezondheid) en de samenstelling van het beoogde voedingsmiddel gebruikt als parameter voor de beoordeling van het sociaal voordeel.

C. Voordelen die niet als sociale voordelen kunnen worden aangemerkt

38.I.11°/42

Als sociale voordelen kunnen niet worden aangemerkt:

1. aanvullende vergoedingen - die niet de aard van een uitzonderlijke hulp hebben - toegekend bij werkloosheid, ziekte, invaliditeit, ongeschiktheid wegens arbeidsongeval of beroepsziekte (bv. de systematische terugbetaling aan alle personeelsleden of gewezen personeelsleden of hun rechtverkrijgenden van alle of een gedeelte van de uitgaven die de tussenkomsten van de ziekenfondsen overschrijden - zie PV nr. 227, 25.04.1986, Sen. De Clippele, Bull. Vr. en Antw., nr. 22 van 03.06.1986, Senaat, zitting 1985-1986, blz. 1213 en PV nr. 83, 27.09.1988, Sen. de Clippele, Bull. Vr. en Antw., nr. 5 van 08.11.1988, Senaat, zitting 1988-1989, blz. 170);

2. extrawettelijke pensioenen;

3. brugpensioenen of aanvullingen ervan;

4. periodieke aanvullende kinderbijslagen;

5. studietoelagen of studiebeurzen voor schoolgaande kinderen van personeelsleden, ongeacht de schuldenaar, zelfs als zij rechtstreeks aan de kinderen worden betaald, (zie PV nr. 272, 09.02.1993, Sen. Wintgens, Bull. Vr. en Antw., nr. 50 van 30.03.1993, Senaat, zitting 1992-1993, blz. 2319), behalve wanneer ze wegens uitzonderingsomstandigheden met een niet-periodieke in 38.I.11°/5, 1°, bedoelde hulp kunnen worden gelijkgesteld;

6. voordeel dat verbonden is aan een maaltijdcheque wanneer niet voldaan is aan de in 38.I.11°/25 opgesomde voorwaarden;

7. gebruik - dat geen louter occasioneel gebruik is als bedoeld in 38.I.11°/5, 13° - van een wagen van de onderneming voor persoonlijk gebruik, zoals bv. een vakantiereis;

8. kledijvergoeding die een werkgever toekent onder meer aan zijn bedienden die in aanraking komen met de clientèle;

9. geschenk- en surprisecheques die niet beantwoorden aan de in 38.I.11°/5, 23°, gestelde voorwaarden, en ook alle andere cheques en bonnen ongeacht de benaming en de wijze waarop ze worden vastgesteld en toegekend (medi-cheques, vakantiecheques, reischeques, kledijcheques, aankoopbonnen, enz.).

12° Vergoedingen van de vrijwilligers van de openbare brandweerkorpsen en van de vrijwilligers van de civiele bescherming

38.I.12°/1

De vergoedingen van de vrijwilligers van de openbare brandweerkorpsen en van de vrijwilligers van de Civiele Bescherming worden ten belope van 2.850 euro van belasting vrijgesteld (art. 38, § 1, eerste lid, 12°, WIB 92).

Het gaat om vergoedingen voor prestaties van welke aard ook die aan vrijwilligers van de openbare brandweerkorpsen (daarin begrepen de vergoedingen die de brandweerman eventueel als vrijwillige ambulancier van de Hulpcentra 110/112 ontvangt) en aan vrijwilligers van de Civiele Bescherming worden toegekend.

Die prestaties moeten wel degelijk onder de opdrachten, toegewezen aan de openbare brandweerkorpsen en de Civiele Bescherming, vallen (PV nr. 209, 19.01.2009, Schijns, Vr. en Antw., Kamer, 2008-2009, nr. 062, blz. 111-112).

38.I.12°/2

Voor de brandweerlieden-ambulanciers moet deze opdracht kaderen in de dringende geneeskundige hulpverlening, in toepassing van art. 11, § 1, 2°, W 15.05.2007 betreffende de civiele veiligheid (BS 31.07.2007).

Dringende geneeskundige hulpverlening wordt omschreven als 'onmiddellijk verstrekken van aangepaste hulp aan personen van wie de gezondheidstoestand ten gevolge van een ongeval, een plotse aandoening of een plotse verwikkeling van een ziekte een dringende tussenkomst vereist na een oproep via het Hulpcentra 100/112 waardoor de hulpverlening, het vervoer en de opvang in een aangepaste ziekenhuisdienst worden verzekerd' (W 08.07.1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening, BS 25.07.1964).

Vergoedingen voor prestaties die door brandweerlieden, in de hoedanigheid van ambulancier, worden verricht buiten de Hulpcentra 100/112, vallen evenwel niet onder de vrijstelling.

Vergoedingen betaald aan de vrijwilligers van private brandweerkorpsen (bv. van bedrijven, VZW's) en aan de professionele brandweerlieden vallen evenmin onder deze wettelijke vrijstelling.

Vrijwillige ambulanciers van het Rode Kruis, die prestaties verrichten binnen de dringende medische hulpverlening, vallen evenmin onder het toepassingsgebied van deze wettelijke vrijstelling. Zij maken evenwel aanspraak op dezelfde jaarlijkse belastingvrijstelling in toepassing van het akkoord gesloten met de belastingadministratie.

De vrijstelling is van toepassing op alle vrijwilligers van de openbare brandweerkorpsen, ongeacht het hoofdberoep. Als een belastingplichtige beroepsmatig wordt bezoldigd als brandweerman en daarnaast vrijwilliger is van een openbaar brandweerkorps, heeft hij recht op deze vrijstelling voor de vergoedingen verkregen voor deze vrijwillige activiteit.

Deze vrijstelling is van toepassing op vrijwillige ambulanciers, die behoren tot het operationeel personeel van een hulpverleningszone, voor zover hun activiteit kadert in dringende medische hulpverlening (PV 1.259, 19.10.2016, Gabriëls, Vr. en Antw., Kamer, 54, nr. 093, blz. 285-286 en PV 1.159, 11.08.2016, Lanjri, Vr. en Antw., Kamer, 54, nr. 090, blz. 368-369).

Eenvoudig gesteld, werden de openbare brandweerkorpsen, na hervorming, gehergroepeerd in hulpverleningszones. Het personeel dat momenteel van de vrijstelling kan genieten - de brandweermannen en ambulanciers-brandweermannen - werd in principe opgenomen in het 'operationeel kader' van een dergelijke hulpverleningszone.

38.I.12°/3

Alleen het gedeelte van de totale vergoedingen boven het bedrag van 2.850 euro (4.380 geïndexeerd voor aj. 2017) moet als een belastbare bezoldiging worden aangemerkt.

De vergoeding die een verzekeringsmaatschappij, in uitvoering van een in het voordeel van vrijwilligers van een openbaar brandweerkorps gesloten verzekering voor arbeidsongevallen, toekent aan een vrijwillig brandweerlid, kan in aanmerking komen voor de vrijstelling (art. 38, § 1, eerste lid, 12°, WIB 92). De vrijstelling mag evenwel slechts éénmaal per jaar op alle vergoedingen voor een vrijwilliger van een openbaar brandweerkorps worden verleend.

Vergoedingen die bij de uitdiensttreding aan vrijwilligers van de openbare brandweerkorpsen en van de Civiele Bescherming worden betaald of toegekend, komen ook in aanmerking voor de vrijstelling. Deze vrijstelling tot 2.850 euro (4.380 geïndexeerd voor aj. 2017) is van toepassing op de vanaf 1999 betaalde of toegekende vergoedingen, ongeacht de benaming (erkentelijkheids-, getrouwheids-, afscheids-, uittredings- of waarderingspremie) mits en in de mate dat die vrijstelling (nog) niet op de vergoedingen en premies voor enigerlei prestaties is toegepast (circ. Ci.RH.242/529.351 d.d. 07.04.2000).

De hier bedoelde vrijstelling wordt eerst aangerekend op de globaal belastbare bezoldigingen en, voor het surplus, op de afzonderlijk belastbare vergoedingen.

De éénmalige of jaarlijkse vergoeding die aan de rechtverkrijgenden van een overleden brandweerman wordt betaald, is evenwel niet bedoeld in art. 38, § 1, eerste lid, 12°, WIB 92: die vergoeding is een verkregen bezoldiging in de zin van art. 31, tweede lid, 5°, WIB 92, en is belastbaar ten name van de nalatenschap.

13° Inkomsten verkregen voor prestaties geleverd in het kader van plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen

38.I.13°/1

Het inkomen verkregen voor prestaties geleverd binnen een PWA-overeenkomst (zoals bepaald in art. 3 W 07.04.1999 betreffende de PWA-overeenkomsten) is van belasting vrijgesteldten belope van 4,10 euro per gepresteerd uur (art. 38, § 1, eerste lid, 13, WIB 92).

De vergoeding die de werknemer, tewerkgesteld met een PWA-overeenkomst, ontvangt bovenop het vrijgestelde bedrag van 4,10 euro per gepresteerd uur, wordt belast als een werkloosheidsuitkering (art. 31, tweede lid, 4°, WIB 92).

38.I.13°/2

De vergoedingen toegekend als terugbetaling van de verplaatsingskosten van de woonplaats naar de plaats van tewerkstelling en van de kosten voor maaltijden die uitsluitend bij de uitvoering van de PWA-prestaties zijn toegekend aan de begunstigden, zijn eveneens vrijgesteld van belasting (PV nr. 225, 15.01.1996, Eerdekens, Vr. en Antw., Kamer, 1995-1996, nr. 45, blz. 6.202 en PV nr. 1.404, 09.06.1998, Daems, Vr. en Antw., Kamer, 1997-1998, nr. 138, blz. 19.095-19.096). Het bedrag van die vergoedingen moet in principe met de werkelijke kosten overeenstemmen.

Voor forfaitaire vergoedingen is vereist dat het bedrag ervan op redelijke wijze en volgens ernstige normen is bepaald.

14° Gebruik en terbeschikkingstelling van de fiets

A. Kilometervergoeding voor verplaatsingen met de fiets

38.I.14°/1

De kilometervergoeding toegekend voor de werkelijk met de fiets gedane verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling is vrijgesteld van belasting voor een bedrag van maximum 0,145 euro (0,22 geïndexeerd voor aj. 2017) per kilometer (art. 38, § 1, eerste lid, 14, a, WIB 92).

38.I.14°/2

Deze vrijstelling geldt uitsluitend voor de tegemoetkomingen die specifiek en uitdrukkelijk worden toegekend voor het daadwerkelijk gebruik van de fiets voor de woon-werkverplaatsingen, zonder beperking over het totale bedrag of het aantal kilometers (art. 38, § 1, eerste lid, 14°, a, WIB 92). Deze vergoeding wordt beschouwd als een specifieke vergoeding om het gebruik van de fiets voor de woon-werkverplaatsingen aan te moedigen en geldt niet als een terugbetaling van kosten voor deze verplaatsingen. Deze bijzondere vrijstelling staat los van de vrijstellingen van de vergoedingen die de werkgever toekent als bijdrage in de verplaatsingskosten van de woonplaats naar de plaats van tewerkstelling (circ. nr. AOIF 20/2002, Ci.RH.241/550.265, d.d. 13.12.2002).

Deze vrijstelling geldt niet voor alle andere (eventueel reeds bestaande) algemene vergoedingen voor het woon-werkverkeer. Die andere vergoedingen kunnen slechts de in art. 38, § 1, eerste lid, 9, WIB 92, bepaalde vrijstellingen verkrijgen, zelfs wanneer de werknemer de verplaatsing tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling met de fiets uitvoert (PV nr. 566, 16.01.2001, Schalck, Vr. en Antw., Kamer, 2000-2001, nr. 070, blz. 7.922). Als er bijvoorbeeld een forfaitair maandelijks bedrag wordt betaald, ongeacht het werkelijk aantal gereden kilometers, moet deze vergoeding als een klassieke woon-werkvergoeding worden beschouwd en kan ze slechts worden vrijgesteld volgens art. 38, § 1, eerste lid, 9°, c, WIB 92.

De werkgever die de vergoeding toekent, moet bijgevolg de passende maatregelen nemen opdat hij met zekerheid de daadwerkelijke verplaatsingen per fiets kan bepalen.

De vrijstelling van de fietsvergoeding geldt zowel voor werknemers als voor bedrijfsleiders. Ze geldt voor elke keer dat men effectief gebruik maakt van de fiets zelfs al is het niet elke dag.

Het toekennen van een fietsvergoeding is door geen enkele wettelijke bepaling verplicht. De werkgever kan zich, ondanks het ontbreken van een wettelijke verplichting daartoe, onderwerpen aan het toekennen van een fietsvergoeding bij een collectieve arbeidsovereenkomst, een arbeidsreglement of een individuele arbeidsovereenkomst.

Voor ambtenaren is de fietsvergoeding vastgesteld op 0,20 euro per km door het KB van 13.06.2010 houdende toekenning van een vergoeding voor het gebruik van de fiets aan de personeelsleden van het federaal openbaar ambt (BS 22.06.2010). Deze fietsvergoeding wordt toegekend voor de verplaatsingen, heen en terug, met de fiets, een rolstoel of een ander niet-motorisch aangedreven licht vervoermiddel. Daarbij gaat het om verplaatsingen van minstens 1 km van de verblijfplaats naar de werkplaats of voor dienstopdrachten.

38.I.14°/3

De woonplaats is de effectieve verblijfplaats van de belastingplichtige van waaruit hij zich normaal verplaatst om zich naar zijn plaats van tewerkstelling te begeven (en terug). De verplaatsing die de belastingplichtige op werkdagen met de fiets doet tussen zijn werk en een bijkomende verblijfsgelegenheid in de nabijheid van zijn werk, komt voor de vrijstelling in aanmerking, ook al is zijn burgerlijk of fiscaal domicilie, waarnaar hij wekelijks terugkeert, elders gevestigd. De verplaatsing met de fiets van en naar een tweede woning, waarin hij slechts occasioneel verblijft zoals een vakantiewoning, komt niet voor de vrijstelling in aanmerking (PV nr. 1.550, 16.11.1998, Van Dienderen, Vr. en Antw., Kamer, 1997-1998, nr. 134, blz. 18.597-18.598 en PV nr. 1.106, 23.01.2006, Van den Bergh, Vr. en Antw., Kamer, 2005-2006, nr. 115, blz. 22.238-22.239).

38.I.14°/4

Welke fietsen komen in aanmerking?

De fiscale wetgeving geeft geen definitie van het begrip 'fiets'.

De Wegcode (KB van 01.12.1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, BS 09.12.1975), zoals laatst gewijzigd door het KB van 21.07.2016 (BS 09.09.2016) geeft de volgende definities.

Onder 'rijwiel' wordt verstaan: elk voertuig met twee of meer wielen, dat wordt voortbewogen door middel van pedalen of van handgrepen door één of meer van de gebruikers en dat niet met een motor is uitgerust zoals een fiets, een driewieler of een vierwieler (art. 2.15.1, Wegcode). De bevestiging van een elektrische hulpmotor met een nominaal continu vermogen van maximaal 0,25 kW, waarvan de aandrijfkracht geleidelijk vermindert en tenslotte wordt onderbroken wanneer het voertuig een snelheid van 25 km per uur bereikt, of eerder, indien de bestuurder ophoudt met trappen, wijzigt niets aan de kwalificatie van het voertuig als rijwiel (art. 2.15.1, tweede lid, Wegcode).

De speed pedelec komt niet in aanmerking voor de toepassing van de vrijstelling (art. 38, § 1, eerste lid, 14°, a, WIB 92). De Wegcode en het KB van 23.03.1998 betreffende het rijbewijs (BS 09.09.2016) hebben een wettelijk kader gecreëerd voor de elektrische fietsen. De speed pedelec is sinds 01.10.2016 gekwalificeerd als een bromfiets, (overeenkomstig artikel 3 [lezen: art. 2.17.3.] van het voormelde KB) (PV nr. 1247, 18.10.2016, Georges Gilkinet, Kamer, Vr. en Antw., nr. 96, blz. 255-258).

De vrijstelling voorzien in art. 38, § 1, eerste lid, 14°, a, WIB 92 is van toepassing op alle fietsen. Het is in dit opzicht niet relevant om een onderscheid te maken volgens het type van de fiets. De gebruikte fiets mag dus een BMX, een racefiets of een elektrische fiets zijn (PV nr. 1.644, 12.05.2017, Jef Van den Bergh, Vr. en Antw., Kamer, nr. 54-119 van 30.05.2017, blz. 123) net als een stadfiets, een hybridefiets, een mountainbike, een crossfiets, een tandem, een conventionele elektrische fiets (die een maximale snelheid van 25 km/u kan bereiken).

Deze vrijstelling is niet van toepassing op de voortbewegingstoestellen (o.a.: rolschaatsen, skateboard, éénwieler, rolstoel, segways, elektrische rolstoelen of rolwagens voor personen met beperkte mobiliteit, …) en de niet-gemotoriseerde driewielers en vierwielers. De betaalde vergoeding voor die voortbewegingstoestellen of voor de speed pedelec (zelfs wanneer ze de titel 'fietsvergoeding' krijgt) ressorteert daarentegen onder de vrijstelling van art. 38, § 1, eerste lid, 9°, c, WIB 92 en ze bedraagt maximum 250 euro per jaar (380 geïndexeerd voor aj. 2017).

Wanneer 2 belastingplichtigen hun verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling samen afleggen met een tandem en voor zover er uitdrukkelijk een specifieke vergoeding wordt toegekend aan elk van hen voor het gebruik van een fiets voor de verplaatsing tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, is de vrijstelling van 0,145 euro per km, toepasbaar op elk van de 2 belastingplichtigen. Hun burgerlijke stand heeft ter zake geen invloed (PV nr. 1301, 22.05.2006, Chabot, Vr. en Antw. Kamer, nr. 123, blz. 24119-24120).

B. Terbeschikkingstelling van een fiets

38.I.14°/5

Het voordeel dat voortvloeit uit de terbeschikkingstelling van een fiets en de toebehoren, met inbegrip van de onderhouds- en stallingskosten, die daadwerkelijk wordt gebruikt voor de verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, is door art. 38, § 1, eerste lid, 14°, b, WIB 92, vrijgesteld.

De vrijstelling geldt zowel voor de verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling als voor andere verplaatsingen (zuivere privé-verplaatsingen). Zodra de bedrijfsfiets daadwerkelijk voor het woon-werkverkeer wordt gebruikt, is het volledige voordeel, dat uit de terbeschikkingstelling van de fiets voortvloeit, vrijgesteld (circ. nr. AAFisc nr. 47/2011, Ci.RH.242/612.802, 19.10.2011).

De vrijstelling voorzien in art. 38, § 1, eerste lid, 14°, b, WIB 92, is van toepassing op alle fietsen, uitgezonderd de speed pedelec, die vanaf 01.10.2016 wettelijk werd aangemerkt als een bromfiets (zie hierboven). Het is in dit opzicht niet relevant om een onderscheid te maken volgens het type van de fiets. De ter beschikking gestelde fiets mag dus een mountainbike, een racefiets of een elektrische fiets zijn (PV nr. 1644, 12.05.2017, Jef Van den Bergh, Vr. en Antw., Kamer, nr. 54-119 van 30.05.2017, blz. 123) net als een stadfiets, een hybridefiets, een mountainbike, een crossfiets, een tandem, een conventionele elektrische fiets.

De vrijstelling van het volledige voordeel geldt zowel voor werknemers als voor bedrijfsleiders (circ. nr. AAFisc nr. 47/2011, Ci.RH.242/612.802, 19.10.2011).

Alleen de terbeschikkingstelling van conventionele elektrische of de gemotoriseerde fietsen kan als vrijgesteld voordeel in de zin van art. 38, § 1, eerste lid, 14°, b, WIB 92 worden aangemerkt (PV nr. 1247, 18.10.2016, Gilkinet, Vr. en Antw., nr. 96, blz. 255-258).

C. Uitbreiding tot rijwielen

38.I.14°/6

De W 22.10.2017 houdende diverse fiscale bepalingen I (BS 10.11.2017) heeft de voordelen die verbonden waren aan het gebruik van de 'fiets' voor de werkelijke verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling (zie nr. 38.I.14°/1-5 hiervoor) uitgebreid naar rijwielen en elektrisch aangedreven gemotoriseerde rijwielen of speed pedelecs, zoals gedefinieerd in het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer. Vanaf aj. 2018 zijn de kilometervergoeding en het vrijgestelde voordeel van alle aard ook van toepassing op de snelle elektrische fietsen of speed pedelecs.

Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar circ. nr. 2018/C/5 d.d. 16.01.2018.

D. Combinaties

38.I.14°/7

'38,14, a' en '38,9, c'

Volgens art. 38, § 1, tweede lid, WIB 92, kan de vrijstelling als bedoeld in het eerste lid, 9, van dat artikel niet worden gecumuleerd met de vrijstelling van de kilometervergoeding voor dezelfde verplaatsing of voor een deel ervan.

Maar er is wel een combinatie mogelijk van de vrijgestelde fietsvergoeding met de vrijgestelde tussenkomsten voor de verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, maar niet voor hetzelfde gedeelte van het woon-werktraject, op voorwaarde dat de beroepskosten van de belastingplichtige forfaitair worden bepaald (toepassing van art. 51, WIB 92). De belastingplichtige die zijn fietsverplaatsingen vervolledigt met andere verplaatsingen die worden afgelegd met het openbaar gemeenschappelijk vervoer of met het gemeenschappelijk vervoer georganiseerd door de werkgever of door een groep van werkgevers of met een ander vervoermiddel, kan dus genieten van de vrijgestelde fietsvergoeding en de vrijstelling(en) voorzien in art. 38, § 1, eerste lid, 9°, WIB 92 (PV nr. 128, 17.12.2009, Van der Maelen, Vr. en Antw., Kamer, 2009-2010, nr. 92, blz. 50).

38.I.14°/8

'38,14, a' en '38,14, b'

De vrijstelling van het voordeel dat voortvloeit uit de terbeschikkingstelling van een fiets die daadwerkelijk wordt gebruikt voor het woon-werkverkeer is cumuleerbaar met de fiscale vrijstelling van de kilometervergoeding voor een bedrag van maximum 0,145 euro per km (art. 38, § 1, eerste lid, 14°, a, WIB 92). De fietsvergoeding behoudt in dat geval haar belang als compensatie voor de eventuele andere fietskosten (kledij, enz.) en als aanmoediging voor het effectieve gebruik van de fiets.

38.I.14°/9

'38,14, a' en werkelijke kosten

De vrijstelling van de fietsvergoeding is combineerbaar met het bewijs van de werkelijke beroepskosten (art. 49, WIB 92). Art. 38, § 1, eerste lid, 14°, WIB 92 maakt geen voorbehoud, in tegenstelling tot art. 38, § 1, eerste lid, 9°, WIB 92.

Als de belastingplichtige voor de aftrek van de werkelijke beroepskosten kiest, kan hij, niettegenstaande hij een fietsvergoeding ontvangt, ook aanspraak maken op de aftrek van 0,15 euro per afgelegde km tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling met een maximum van 100 km (heen en terug), in toepassing van art. 66bis, WIB 92. De door de werkgever toegekende fietsvergoeding blijft vrijgesteld voor een bedrag van 0,145 euro per km, zelfs in combinatie met art. 66bis, WIB 92. Bovendien moet de fietsvergoeding niet worden afgetrokken van de berekende beroepskosten voor het woon-werkverkeer (zie PV nr. 83, 28.04.2008, De Croo, Vr. en Antw., Kamer, 2007-2008, nr. 033, blz. 8337-8339).

15° Werknemersparticipatie in het kapitaal en in de winst van de vennootschappen

38.I.15°/1

Deelnames in het kapitaal of in de winst, evenals de deelnames in een investeringsplan, die zijn toegekend volgens de W 22.05.2001 betreffende betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal van de vennootschappen en tot instelling van een winstpremie voor de werknemers (BS 09.06.2001), zoals gewijzigd door W 30.12.2001 (BS 31.12.2001) worden vrijgesteld (art. 38, § 1, eerste lid, 15°, WIB 92). Deze vrijstelling is van toepassing vanaf aj. 2002.

Deze toekenningen zijn niet belastbaar in de personenbelasting, maar zijn onderworpen aan een met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belasting.

De regeling over de werknemersparticipatie is voorbehouden aan de vennootschappen die aan de Belgische vennootschapsbelasting of de belasting van niet-inwoners onderworpen zijn, met uitzondering van de coördinatiecentra (PV nr. 922, 15.02.2002, Pieters, Vr. en Antw., Kamer, 27.08.2002, blz. 16.836).

De participaties mogen niet worden ingevoerd ter vervanging of omzetting van loon, premies, voordelen van alle aard of gelijk welk voordeel voorzien in individuele of collectieve overeenkomsten.

Zelfstandige bedrijfsleiders zijn uitgesloten van deze regeling.

38.I.15°/2

Een nieuwe regeling, ingevoerd door de PW 25.12.2017 (BS 29.12.2017) onder de benaming van 'winstpremie voor werknemers', zal van toepassing zijn vanaf 01.01.2018. Deze nieuwe winstpremie geeft de ondernemingen de mogelijkheid om een deel van hun winst als bonus toe te kennen aan hun werknemers.

16° Bijdragen van het RIZIV

38.I.16°/1

De bijdragen en de premies die het Rijksinstituut voor de ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) rechtstreeks betaalt aan een pensioeninstelling in het voordeel van de geconventioneerde zorgverleners (geneesheren, tandartsen, apothekers en kinesitherapeuten) worden vrijgesteld van belasting, in hoofde van de zorgverstrekkers (art. 38, § 1, eerste lid, 16°, WIB 92). Deze vrijstelling is van toepassing vanaf aj. 2005.

Dit aandeel kan niet als een aftrekbare persoonlijke bijdrage van de zorgverstrekkers worden aangemerkt (art. 52, 7°, WIB 92).

17° Tussenkomst van de werkgever bij aankoop van een privécomputer

Inleiding

38.I.17°/1

Deze maatregel werd genomen met het doel het privaat computerbezit aan te moedigen. De W 06.05.2009 houdende diverse bepalingen (BS 19.05.2009) wijzigt de bestaande fiscale vrijstellingsregeling in de PB van de aanbiedingen die de werknemer van zijn werkgever ontvangt voor een pc-privé.

Voortaan wordt de regeling drastisch vereenvoudigd en is het voor de werkgever niet langer vereist om een georganiseerd plan op te stellen.

De vrijstelling wordt zowel beperkt in het bedrag van tussenkomst (beperkt tot 550 euro – 840 geïndexeerd voor aj. 2017) en als tot werknemers die voldoen aan de wettelijk ingestelde inkomensgrens.

Deze regeling is van toepassing op de tussenkomsten van de werkgever betaald of toegekend vanaf 01.01.2009 (art. 42, W 06.05.2009).

Deze maatregel betreft de vrijstelling, onder bepaalde voorwaarden en binnen bepaalde grenzen, van de tussenkomst van de werkgever ten voordele van de werknemer die bepaalde computerelementen aankoopt in een project genaamd 'privé-pc'.

De W 06.05.2009 heeft een overgangsbepaling ingevoerd in art. 533, WIB 92, voor de bestaande pc-privé-plannen, waarvoor na de datum van inwerkingtreding van de nieuwe (hier besproken) maatregel, nog tussenkomsten worden betaald door de werkgevers. Deze tussenkomsten blijven onder toepassing vallen van de oude regeling, die gedetailleerd wordt besproken in de circulaire nr. AOIF 6/2005, Ci.RH.241/560.386, 09.02.2005 en in de bijwerking op art. 533, WIB 92.

Voor tussenkomsten van de werkgever betaald of toegekend vanaf 01.01.2018 is er een limitatieve opsomming van de aanvaardbare randapparatuur (circ. nr. 2017/C/75 d.d. 22.11.2017).

De in deze vrijstelling vermelde bedragen zijn basisbedragen die worden geïndexeerd overeenkomstig art. 178, WIB 92. De voor aj. 2017 toepasselijke geïndexeerde bedragen zijn vermeld in een schema onder het nr. 38.I.17°/11.

A. Beoogde belastingplichtige

38.I.17°/2

De werknemers waarvan de bruto belastbare bezoldigingen niet meer bedragen dan 21.600 euro (33.170 euro geïndexeerd voor aj. 2017) worden beoogd.

Met 'werknemer' bedoelt men alle loontrekkenden, arbeiders, bedienden en ambtenaren die tewerkgesteld zijn met een arbeidsovereenkomst of volgens een statuut. Het moet gaan om werknemers in de zin van art. 30, 1°, WIB 92.

Bruggepensioneerden zijn bedoeld in art. 30, 1°, WIB 92 en komen dus in aanmerking voor de vrijstelling. Vermits gepensioneerden niet bedoeld zijn in voormeld artikel, maar wel in art. 34, WIB 92 zijn ze uitgesloten van deze vrijstelling.

Bedrijfsleiders, bedoeld in art. 32, WIB 92 zijn dus ook uitgesloten, zelfs als ze zijn aangeworven met een arbeidsovereenkomst.

Werknemers die een onbezoldigd mandaat van bedrijfsleider uitoefenen, komen wel in aanmerking voor de vrijstelling, omdat zij bezoldigingen van werknemers als bedoeld in art. 30, 1° en 31, WIB 92 verkrijgen (PV nr. 6, 13.12.2011, Wouters Veerle, Vr. en Antw., Kamer, 2011-2012, 53 nr. 049, blz. 19-20 en PV nr. 567, 09.09.2013, Wouters Veerle, Vr. en Antw., Kamer, 2013-2014, 54 nr. 131, blz. 305-306).

B. Tussenkomst privé-pc

38.I.17°/3

De bestaande fiscale vrijstellingsregeling werd drastisch vereenvoudigd. Het is voor de werkgever niet langer vereist om een georganiseerd plan op te stellen. Het volstaat dat de werkgever aan zijn werknemer bekend maakt dat hij bereid is de totaliteit of een gedeelte van de aankoopprijs van een pc in nieuwe staat, al dan niet met randapparatuur en/of internetaansluiting en/of internetabonnement, terug te betalen.

De werkgever kan ook zelf de aankoop organiseren voor zijn werknemer. Maar de werkgever mag op geen enkel ogenblik zelf eigenaar van het computermateriaal worden.

Het gaat om een tussenkomst van de werkgever in de aankoop van computermateriaal. Daarvoor mogen dus geen door de werknemer wettelijke of contractueel verworven bezoldigingen worden gebruikt. Anders zou dit betekenen dat de werknemer de totale kost van het computermateriaal zelf draagt.

C. Voorwaarden verbonden aan de vrijstelling

38.I.17°/4

Om van de vrijstelling te kunnen genieten, moeten de volgende voorwaarden vervuld zijn:

De werknemer moet minstens een pc in nieuwe staat aankopen. Dit is de basisvoorwaarde. Deze aankoop wordt al dan niet aangevuld met de aankoop van randapparatuur, internetaansluiting en een internetabonnement.

De vrijstelling van een tussenkomst in de aankoop van randapparatuur alleen is dus niet mogelijk en kan alleen gebeuren bij de aankoop van een nieuwe pc. Hetzelfde principe geldt voor een tussenkomst in de kosten van een internetaansluiting of een internetabonnement. De vrijstelling daarvan is evenwel niet onderworpen aan de voorwaarde dat zij maar eens in de drie belastbare tijdperken kan worden toegekend. De tussenkomst in de kosten van een internetaansluiting of een internetabonnement kan dus ook worden toegepast voor de jaren die volgen op de aankoop van een nieuwe pc.

De bruto belastbare bezoldigingen van de werknemer (opgenomen onder de code 1250 of 2250 van de aangifte in de PB) mogen maximaal 21.600 euro (33.170 geïndexeerd voor het aj. 2017) bedragen.

38.I.7°/5

Onder bruto belastbare bezoldigingen verstaat men de bruto bezoldigingen na aftrek van de sociale bijdragen.

Het gaat onder meer om de volgende bezoldigingen (ze worden ook vermeld onder de code 1250-11 of 2250-78 van de aangifte in de PB):

- de normale wedden en lonen bestaande uit vaste sommen per jaar, per maand, per 14 dagen, per week, per dag, per uur of anders;

- het vakantiegeld;

- de eindejaarspremie;

- de voordelen van alle aard verkregen uit hoofde of naar aanleiding van het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid, d.w.z. de voordelen in natura evenals de voordelen die voortvloeien uit de tenlasteneming door de werkgever van uitgaven, beroepsmatig of privé, die eigen zijn aan de werknemer (vb. niet-ingehouden bedrag van de BV ten laste genomen door de schuldenaar van de bezoldigingen..).

Vanaf aj. 2013 moeten enkel de voormelde codes 1250-11 of 2250-78 van de aangifte in de PB, in aanmerking genomen worden om de wettelijk ingestelde inkomensgrens inzake bruto belastbare bezoldigingen van de betrokken werknemer te beoordelen opdat de vrijstelling van de werkgeverstussenkomsten voor een privé-pc kan worden verleend.

De W 19.06.2011 voerde een gedeeltelijke vrijstelling van de werkbonus en de opzeggingsvergoeding in (art. 38, § 1, eerste lid, 27°, WIB 92). Deze gedeeltelijke vrijstelling van opzeggingsvergoedingen en bezoldigingen voor tijdens de opzeggingstermijn uitgeoefende activiteit wordt toegelicht in de circulaire nr. AAFisc nr. 12/2002, Ci.RH.242/614.625, 13.03.2012.

Voor de beoordeling van voormelde inkomensgrens moet geen rekening worden gehouden met de bezoldigingen voor gepresteerde opzegtermijn die aan de vrijstellingsvoorwaarden van art. 38, § 1, eerste lid, 27 °, WIB 92 voldoen. Deze worden niet in voormelde codes vermeld. De bezoldigingen voor sportbeoefenaars, trainers, enz. worden evenmin in aanmerking genomen voor de beoordeling van de inkomensgrens.

D. Vereiste computerinstallatie

38.I.17°/6

Het moet gaan om een nieuwe installatie bestaande uit een pc in nieuwe staat, al dan niet aangevuld met nieuwe randapparatuur en/of een internetaansluiting en/of een internetabonnement.

Onder 'randapparatuur' verstaat men de apparatuur die het gebruik van een pc nodig heeft om optimaal te kunnen functioneren.

Het gaat onder andere om volgende apparatuur:

- de printer;

- het klavier;

- de muis;

- het beeldscherm;

- de harde schijf;

- de geluidskaart;

- de drivers;

- de writers;

- de scanner;

- het grafisch tablet;

- de webcam;

- de luidsprekers;

- het digitaal fototoestel;

- de pda (Personal Digital Assistent);

- een extern geheugen (externe harde schijf);

- een MP3 en iPod;

- een smartphone (vb. blackberry, iPhone, …);

- de ingebouwde of externe, op de pc aangesloten dvd-drive;

- mediacenter;

- het lcd-computerscherm;

- het plasma-computerscherm;

- de beamer (zie opmerking hierna);

- het gps-toestel (zie opmerking hierna);

- de digitale filmcamera.

Voor de werkgeverstussenkomsten in de randapparatuur vanaf 01.01.2018 geldt een limitatieve opsomming (zie ook 38.I.17°/1, laatste alinea).

38.I.17°/7

Als randapparatuur zijn o.a. uitgesloten:

- lcd-tv-toestellen, plasma-tv-toestellen evenals de daarop aangesloten dvd-spelers;

- het gps-toestel dat niet beschikt over een data-stekker waarop een kabel kan worden aangesloten om het gps-toestel aan te sluiten aan de pc;

- de beamer die uitsluitend bestemd is voor aansluiting op een videorecorder of enig ander toestel dan een pc.

38.I.17°/8

Onder 'internetaansluiting' verstaat men alle mogelijke kosten om de pc aan te sluiten op het internet ongeacht het gebruikte systeem (telefoonkabel, ADSL, televisiekabel, …) met uitsluiting van de waarborgen. Het gaat bv. om de aankoopkosten van een modem (intern of extern), de configuratiekosten van de pc, de installatiekosten, ...

Onder 'internetabonnement' verstaat men alle kosten die verbonden zijn aan de verstrekking door een 'provider' of verstrekker van toegang tot het internet. Het gaat bv. om de forfaitaire maandelijkse bijdragen die verschuldigd zijn aan een provider voor het verstrekken van een onbeperkt snelle toegang tot het internet (ADSL-abonnementen, kabeltelevisie), de gefactureerde gespreksduur wanneer men gebruik maakt van bv. een systeem met gratis toegang tot het internet.

E. Vrijgesteld bedrag van de tussenkomst

38.I.17°/9

De vrijstelling is per belastbaar tijdperk begrensd tot 550 euro (840 geïndexeerd voor aj. 2017).

Als de werkgever tijdens een bepaald belastbaar tijdperk tussenkomt voor meer dan 550 euro (te indexeren bedrag), is het gedeelte dat het maximumbedrag overschrijdt bij de werknemer belastbaar als bezoldiging.

F. Periode waarvoor de vrijstelling van de tussenkomst wordt verleend

38.I.17°/10

De vrijstelling van de tussenkomst van de werkgever in de aankoopprijs van een pc met of zonder randapparatuur wordt slechts één keer per periode van 3 belastbare tijdperken verleend.

Het is daarbij niet mogelijk dat de vrijstelling voor het belastbaar tijdperk N wordt toegepast op de tussenkomst van de werkgever in de aankoop van een nieuwe pc en in het belastbaar tijdperk N + 1 voor de tussenkomst van de werkgever in de aankoop van randapparatuur. De tussenkomst in de aankoopprijs van een pc en randapparatuur moeten in hetzelfde belastbaar tijdperk plaatsvinden, om aanspraak te kunnen maken op de vrijstelling.

De vrijstelling van de tussenkomst in de kosten van een internetaansluiting of een internetabonnement is niet onderworpen aan de voorwaarde dat ze maar eens in de drie belastbare tijdperken mag worden toegekend. Deze vrijstelling moet evenwel steeds gepaard gaan met een voorafgaandelijke aankoop van een pc.

Schema

38.I.17°/11

Bedragen in euro

Basis

Aj. 2015

Aj. 2016

Aj. 2017

Aj.2018

Maximumbedrag

Tussenkomst

550

840

840

840

860

Inkomensgrens

21.600

32.880

32.990

33.170

33.820

G. Formaliteiten

38.I.17°/12

De werkgever moet het bedrag van zijn tussenkomst in de aankoopprijs die door de werknemer werd betaald voor de aankoop van een pc in nieuwe staat, met of zonder randapparatuur, met of zonder internetaansluiting, met of zonder internetabonnement invullen naast de overeenstemmende code (240 naast vak 17) op de fiche 281.10.

Het gedeelte dat het grensbedrag desgevallend overschrijdt, wordt beschouwd als een belastbaar inkomen dat moet worden vermeld in vak 9 a) van de fiche 281.10 onder code 250. Met dit bedrag wordt dus rekening gehouden bij de berekening van de voor die periode verschuldigde BV.

Deze fiche dient jaarlijks voor elke werknemer te worden ingediend, overeenkomstig de instructies vervat in het 'Bericht aan de werkgevers en andere schuldenaars van aan de BV onderworpen inkomsten'.

De beoordeling van de inkomensgrens en van het bedrag van de vrijstelling gebeurt vervolgens bij het indienen van de aangifte in de PB van de werknemer. Het is de werknemer die de vrijstelling moet aanvragen in de aangifte in de PB. Daartoe werden vanaf aj. 2010 de nodige codes voorzien in het aangifteformulier (PV nr. 642, 29.09.2009, Bogaert, Vr. en Antw., Kamer, 52, nr. 085, blz. 176-177).

De werknemer vermeldt in een eerste code het bedrag van de tussenkomst van zijn werkgever en in een tweede code vermeldt hij het bedrag van de vrijstelling door de vermelding van:

- ofwel het volledige bedrag van de tussenkomst als de tussenkomst lager is dan het maximumbedrag van 550 euro (840 geïndexeerd voor aj. 2017) en de bruto bezoldigingen (die vermeld zijn onder de code 1250 of 2250 van de aangifte) niet hoger zijn dan de vastgestelde inkomensgrens van maximaal 21.600 euro (33.170 geïndexeerd voor aj. 2017);

- ofwel het maximumbedrag als de tussenkomst gelijk is aan of hoger is dan het maximumbedrag en de bruto bezoldigingen (die vermeld zijn onder de code 1250 of 2250) niet hoger zijn dan de vastgestelde grens;

- ofwel niets wanneer de bruto bezoldigingen die vermeld zijn (onder de code 1250 of 2250) hoger zijn dan de vastgestelde grens.

H. Voorbeelden

Voorbeeld 1

38.I.17°/13

De werkgever van Julie is in 2015 tussengekomen in de aankoop van een privé-pc en in de kosten van een internetaansluiting en internetabonnement.

In 2016 wil haar werkgever opnieuw tussenkomen in de kosten van een internetabonnement en ook in de aankoop van een printer.

Julie zal voor het jaar 2016 de vrijstelling krijgen van de tussenkomst van haar werkgever in het internetabonnement, want enkel de tussenkomst in de aankoop van een pc en randapparatuur is beperkt tot één keer per periode van 3 belastbare tijdperken.

Ze zal evenwel geen vrijstelling krijgen van de tussenkomst van de werkgever in de prijs van de printer. De vrijstelling is uitsluitend van toepassing bij een tussenkomst van de werkgever in de aankoopprijs van een nieuwe pc met of zonder randapparatuur. Vermits in 2016 geen nieuwe pc werd aangekocht, voldoet de aankoop van de printer niet aan de basisvoorwaarde. Bovendien is in 2015 al een nieuwe pc met tussenkomst van de werkgever aangekocht waarvoor de vrijstelling is toegepast.

Dus zelfs al zou Julie in 2016 een nieuwe pc met printer (randapparatuur) kopen met tussenkomst van de werkgever, dan zou deze aankoop niet kunnen leiden tot vrijstelling van de tussenkomst van de werkgever omdat de termijn van 3 belastbare tijdperken niet is verstreken.

Ook wanneer Julie in 2015 een nieuwe pc met printer zou hebben aangekocht en de werkgever zou tussenkomen in deze aankoop met een betaling in 2015 en de betaling van het saldo in 2016, zal er geen vrijstelling kunnen verkregen worden voor 2015 en 2016. De vrijstelling kan immers maar één keer per periode van 3 belastbare tijdperken worden toegekend.

Voorbeeld 2

38.I.17°/14

Lou heeft thuis een pc waarvoor de werkgever niet is tussengekomen. Zijn werkgever wil tussenkomen in de kosten van een internetaansluiting en internetabonnement en in de aankoop van een printer.

Hij kan de vrijstelling voorzien in art. 38, § 1, eerste lid, 17°, WIB 92 niet verkrijgen.

De vrijstelling wordt immers alleen verleend als de werkgever minstens tussenkomt in de aankoop van een nieuwe pc. De aankoop van een printer moet samen met de aankoop van een pc gebeuren, waarvoor de werkgever tussenkomt. Die aankoop kan aangevuld worden met bv. een tussenkomst in de aankoop van internetaansluiting en –abonnement, maar alleen als de werkgever ook is tussengekomen in de aankoop van een pc voor het project privé-pc.

Voorbeeld 3

38.I.17°/15

De werkgever van Jan is tussengekomen in de aankoop van een privé-pc in 2015 en hij heeft de vrijstelling gekregen. Zijn werkgever wenst tussen te komen in de kosten van internetaansluiting en internetabonnement in 2016.

Jan de vrijstelling verkrijgen voor 2016 want de werkgever moet minstens tussenkomen in de aankoop van een nieuwe pc. Als deze aankoop gebeurt in 2015, verhindert niets de werkgever om tussen te komen in de kosten van internetaansluiting en internetabonnement in 2016. Alleen voor de tussenkomst van de aankoop van een pc of randapparatuur is de vrijstelling beperkt tot één maal per periode van drie belastbare tijdperken.

Voorbeeld 4

38.I.17°/16

Een werkgever wenst zijn werknemers die aan de voorwaarden (art. 38, § 1, eerste lid, 17°, WIB 92) voldoen, van die vrijstelling te laten genieten in 2016.

De werkgever is vrij om tussen te komen in de aankoop van een nieuwe pc voor het bedrag dat hij wenst: hij kan tussenkomen voor het volledige bedrag van de aankoopprijs van een pc (bv. 1.000 euro) of voor een gedeelte (bv. gelijk aan het bedrag van de vrijstelling) ervan.

Als de werkgever voor het volledige bedrag is tussengekomen, kan de vrijstelling van 840 euro worden verleend voor zover alle voorwaarden vervuld zijn (loonvoorwaarden en de basisvoorwaarde van de aankoop van een nieuwe pc). Het saldo (160 euro) wordt beschouwd als een belastbare bezoldiging. Op het bedrag dat de grens overschrijdt, is BV verschuldigd, omdat dit saldo als een belastbare bezoldiging wordt beschouwd.

Voorbeeld 5

38.I.17°/17

De werkgever van Jules stelt voor tussen te komen in de aankoop van een pc voor een bedrag van 500 euro door voor hetzelfde bedrag de eindejaarspremie te verlagen.

Jules kan de vrijstelling niet verkrijgen want de belastbare bezoldigingen die door de werknemers wettelijk of contractueel zijn verworven, mogen niet gebruikt worden voor deze tussenkomst. Anders zou de werknemer zelf geheel of gedeeltelijk de kost van het computermateriaal dragen. In dat geval is de tussenkomst in de aankoop van een pc een belastbare bezoldiging, zelfs als het bedrag lager is dan het niet-geïndexeerde plafond van 550 euro.

Voorbeeld 6

38.I.17°/18

Elke werkt voor twee onderscheiden werkgevers in deeltijds dienstverband. Beide werkgevers willen voor 2016 tussenkomen in de aankoop van computermateriaal.

Werkgever A komt tussen in de aankoop van een nieuwe pc en werkgever B in de aankoop van randapparatuur.

Enkel de tussenkomst van werkgever A komt in aanmerking voor de vrijstelling. Bij werkgever B is niet voldaan aan de basisvoorwaarde (aankoop randapparatuur moet gebeuren bij de aankoop van een nieuwe pc).

In de veronderstelling dat beide werkgevers voor hetzelfde jaar willen tussenkomen in de aankoop van computermateriaal, bv. A voor een nieuwe pc en B voor een nieuwe pc met randapparatuur, is bij beide werkgevers voldaan aan de basisvoorwaarde, zodat zij rekening mogen houden met de vrijstelling bij de vaststelling van de verschuldigde BV.

Maar bij Elke geldt de maximumgrens slechts éénmaal. Als beide werkgevers voor het maximum vrijstelbare bedrag zijn tussengekomen, zal de vrijstelling bij de berekening van de door Elke verschuldigde inkomstenbelasting, slechts één keer worden toegepast.

Voorbeeld 7

38.I.17°/19

Binnen het eerste pc-privé-plan is de werkgever van Liselore in 2008 tussengekomen in de aankoop van een pc. In 2009 wenst hij tussen te komen in de aankoop van een nieuwe printer.

Liselore kan voor de nieuwe maatregel de vrijstelling niet verkrijgen, gelet op het feit dat haar werkgever in het verleden is tussengekomen in de aankoop van de pc.

Het eerste pc-privé-plan mag dus niet gecombineerd worden met de vrijstellingsvoorwaarden van het project privé-pc (nieuwe maatregel). De nieuwe maatregel vereist minstens de aankoop van een nieuwe pc, wat hier niet het geval is.

Voorbeeld 8

38.I.17°/20

Ine werkt in 2015 voor werkgever A die tot het maximumbedrag is tussengekomen in de aankoop van haar nieuwe pc. Die tussenkomst wordt in aanmerking genomen voor de vrijstelling. In 2016 verandert ze van werkgever en haar nieuwe werkgever komt in datzelfde jaar voor het maximumbedrag tussen in de aankoop van een nieuwe (tweede) pc.

Ine kan in 2016 geen aanspraak maken op de vrijstelling.

Hoewel beide werkgevers voor de berekening van de BV rekening mogen houden met de vrijstelling, omdat wat hen betreft aan de basisvoorwaarde voldaan is, kan de vrijstelling in 2016 niet meer worden toegestaan omdat het een tweede aankoop betreft binnen de termijn van 3 belastbare tijdperken.

Voorbeeld 9

38.I.17°/21

De vrijstelling kan ook worden verkregen als de betrokkene niet over een pc hoeft te beschikken voor de uitoefening van zijn beroep. Het gebruik van een pc, randapparatuur en internetaansluiting kan dus zuiver privé zijn.

Voorbeeld 10

38.I.17°/22

Binnen het eerste pc-privé-plan komt de werkgever van Ruben elke maand tussen in de kosten van zijn internetaansluiting voor een bedrag van 30 euro per maand. De tussenkomst was beperkt tot 60 % van de maandelijkse factuur.

Ruben kan vanaf 01.01.2009 evenwel geen aanspraak maken op de vrijstelling van het volledige bedrag van die kosten, zelfs niet als het jaarlijkse maximumbedrag van 550 euro (te indexeren) gerespecteerd wordt.

De tussenkomst van de werkgever in de kosten van bv. internetaansluiting verbonden aan plannen die reeds bestonden voor de inwerkingtreding van de nieuwe maatregel, blijven onder de toepassing van de oude regel vallen, zijnde de vrijstelling tot 60 % van het bedrag met een maximum van 1.250 euro (te indexeren) per jaar (zie ook commentaar art. 533, WIB 92 dat de oude vrijstellingsregeling behandelt).

18° Collectieve of individuele toezeggingen aan werknemers

38.I.18°/1

De voordelen die voor de werknemers, die bezoldigingen van werknemers als bedoeld in art. 30, 1°, WIB 92 verkrijgen, voortvloeien uit de betaling van werkgeversbijdragen en –premies als bedoeld in art. 52, 3°, b, WIB 92 worden vrijgesteld (art. 38, § 1, eerste lid, 18°, WIB 92).

Bedoeld zijn de premies en bijdragen die zijn betaald:

- vanaf 01.01.2004 als het om collectieve toezeggingen gaat, of

- in uitvoering van een individuele toezegging, gesloten vanaf 01.01.2004.

De uitkeringen van deze toezeggingen zijn altijd belastbaar bij de werknemer en de bijdragen en premies zijn binnen bepaalde grenzen aftrekbaar als beroepskosten bij de werkgever.

38.I.18°/2

De premies en bijdragen betaald in uitvoering van een individuele pensioentoezegging of van een individuele verzekering tegen arbeidsongeschiktheid (type gewaarborgd inkomen), gesloten vóór 01.01.2004, zijn belastbaar als voordeel van alle aard.

De premies en bijdragen, betaald door de werkgever, in uitvoering van een collectieve toezegging aangegaan vóór 01.01.2004, in het belang van alle werknemers en waarbij de werknemers niet rechtstreeks aanspraak konden maken op voordelen, zijn in hoofde van de werknemers niet belastbaar als voordeel van alle aard door een administratieve tolerantie. Dit geldt ook voor bedrijfsleiders.

38.I.18°/3

Bedoeld zijn de bijdragen en premies die worden gedragen door de werkgever en die zijn gestort voor:

- een levensverzekering (een aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood voor het vestigen van een rente of van een kapitaal bij leven of overlijden);

of

- een collectieve of individuele (pensioen)toezegging van een aanvullend rust- of overlevingspensioen (de groepsverzekeringen en pensioenfondsen) dat voorziet in voordelen (rente of kapitaal) bij leven of overlijden (zie ook de commentaar op art. 34, 52 en 59, WIB 92);

of

- een solidariteitstoezegging als bedoeld in de artikelen 10 en 11, WAP (wet op de aanvullende pensioenen: W 28.04.2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen in zake sociale zekerheid (BS 15.05.2003, err. BS 26.05.2003);

of

- een collectieve of individuele toezegging die moet worden beschouwd als een aanvulling van de wettelijke uitkeringen bij overlijden of arbeidsongeschiktheid door arbeidsongeval of ongeval of beroepsziekte of ziekte.

Individuele toezegging

38.I.18°/4

Als het om een individuele toezegging gaat, moet er bij de werkgever ook een collectieve toezegging bestaan, die voor de werknemers of een bijzondere categorie ervan op een zelfde en niet-discriminerende wijze toegankelijk is.

Solidariteitstoezegging

38.I.18°/5

De precieze inhoud van een solidariteitstoezegging werd vastgelegd in het KB 14.11.2003 tot vaststelling van de solidariteitsprestaties verbonden met de sociale aanvullende pensioenstelsels en genomen ter uitvoering van art. 3, § 1, 17°, WAP (BS 14.11.2003).

Het kan bv. gaan om de volgende vormen van solidariteit:

- financiering van de opbouw van de pensioentoezegging (aanvullend rust- en/of overlijdenspensioen) tijdens bepaalde periodes van inactiviteit zoals tijdelijke werkloosheid, werkloosheid door overmacht, staking of lock-out of door sluiting wegens jaarlijkse vakantie, periodes van onvrijwillige werkloosheid of loopbaanonderbreking of ouderschapsverlof, vaderschapsverlof, palliatief verlof of verlof om een zieke ouder te verzorgen, vergoede periodes van arbeidsongeschiktheid door ziekte, invaliditeit, bevallings-of zwangerschapsrust, en de periodes die worden gedekt door een tijdelijke arbeidsongeschiktheid door een arbeidsongeval of een beroepsziekte of nog bij faillissement van de werkgever;

- vergoeding onder de vorm van rente van inkomstenverlies bij permanente arbeidsongeschiktheid of overlijden tijdens de loopbaan;

- de verhoging van de lopende uitkeringen (pensioenrenten of overlevingsrenten).

Collectieve verzekeringen arbeidsongeschiktheid

38.I.18°/6

Hier worden ook de collectieve verzekeringen arbeidsongeschiktheid bedoeld die een inkomensverlies beogen te vergoeden: het gaat om de toezeggingen (verzekeringen) lichamelijke ongevallen of ziekte, die tot doel hebben een geheel of gedeeltelijk inkomensverlies te vergoeden (art. 52, 3°, b, vierde streepje, WIB 92). Zowel de ongevallen en arbeidsongevallen als de ziekten en beroepsziekten worden beoogd.

Het heeft geen enkel belang of deze vergoedingen al dan niet een daadwerkelijk verlies van inkomsten vergoeden.

Het feit dat de werkgever achteraf de bijdragen terugvordert vanwege een contractuele overeenkomst, dat niet voorzien is in het invaliditeitsreglement zelf, speelt geen rol. De bijdragen zijn vrijgesteld door art. 38, § 1, eerste lid, 18°, WIB 92 en de vergoeding bij arbeidsongeschiktheid is belastbaar door art. 31, tweede lid, 4°, WIB 92.

De premies voor een aanvullende collectieve arbeidsongevallenverzekering met verschillende dekkingen, zoals:

- een dekking van tijdelijke arbeidsongeschiktheid mits gehele of gedeeltelijke arbeidsonderbreking,

- een dekking van een bestendige arbeidsongeschiktheid ongeacht het feit dat het slachtoffer al dan niet zijn beroepswerkzaamheid blijft uitoefenen,

- een tussenkomst in de kosten van gezondheidszorgen en vervoer door een arbeidsongeval,

- en een overlijdensdekking door het arbeidsongeval,

maar dat niet gedifferentieerd wordt beheerd in de zin van art. 38, § 3, WIB 92, worden vrijgesteld als sociaal voordeel (zie ook 38.I.20°/12-13, Com.IB 92).

Om uit te maken of de toezegging al dan niet tot doel heeft een inkomensverlies te vergoeden, is het doel van de toezegging bepalend, waarbij het feit dat de belastingplichtige in werkelijkheid geen inkomensverlies heeft geleden, omdat hij bv. reeds andere inkomsten heeft verkregen, zoals bv. een vergoeding van een verzekering gewaarborgd inkomen, geen enkele invloed heeft op het belastingstelsel. Het doel van de toezegging moet blijken uit de bewoordingen van de overeenkomst.

Bedoeld zijn:

- de toezeggingen die uitdrukkelijk voorzien in een (al dan niet forfaitair vastgestelde) tussenkomst bij daadwerkelijk inkomensverlies;

- de toezeggingen die voorzien in een (al dan niet forfaitair vastgestelde) tussenkomst bij gehele of gedeeltelijke arbeidsonderbreking;

- de toezeggingen waarbij de vergoedingen worden vastgesteld aan de hand van het daadwerkelijk inkomensverlies;

- de toezeggingen waarbij het recht op vergoeding wordt bepaald aan de hand van het percentage van de fysiologische en/of economische invaliditeit en waarbij uit de bewoording van de toezegging duidelijk blijkt dat zij tot doel heeft (een geheel of gedeeltelijk) inkomensverlies te vergoeden.

De toezeggingen waarbij het recht op de vergoeding wordt bepaald aan de hand van het percentage van de fysiologisch en/of economische invaliditeit, zonder dat uit de bewoording van de toezegging blijkt dat zij tot doel heeft een (geheel of gedeeltelijk) inkomensverlies te vergoeden, worden niet bedoeld.

Voorbeeld

38.I.18°/7

De eenmalige betaling van een premie voor een individuele toezegging om het gebrek aan sociale zekerheid te compenseren dat voortvloeit uit het leveren van prestaties in het buitenland, werd als een vrijgesteld voordeel aangemerkt, mits er ook een collectieve toezegging bestond.

Deze premie had immers tot doel een aanvullend pensioenkapitaal te vormen om de afwezigheid van de storting van sociale zekerheidsbijdragen in België te compenseren door de uitoefening van een beroepsactiviteit in het buitenland.

19° Collectieve of individuele toezeggingen aan bedrijfsleiders

38.I.19°/1

De voordelen die voor de bedrijfsleiders die bezoldigingen als bedoeld in art. 30, 2°, WIB 92 verkrijgen, voortvloeien uit de betaling door de onderneming of een in art. 220 of 227, 3°, WIB 92 bedoelde rechtspersoon van bijdragen en premies als bedoeld in art. 52, 3°, b, WIB 92, worden vrijgesteld (art. 38, § 1, eerste lid, 19°, WIB 92).

Het betreft de bijdragen en premies die worden gedragen door de onderneming en die zijn gestort voor dezelfde aanvullende verzekeringen als hiervoor vermeld (sub 38.I.18°/1).

Bedoeld zijnde premies en bijdragen die zijn betaald:

- vanaf 01.01.2004 als het om een collectieve toezeggingen gaat;

- in uitvoering van een individuele toezegging, gesloten vanaf 01.01.2004.

Specifiek voor bedrijfsleiders is vereist dat de betalingen betrekking hebben op bezoldigingen die regelmatig en ten minste om de maand worden betaald of toegekend vóór het einde van het belastbaar tijdperk waarin de ertoe aanleiding gevende bezoldigde werkzaamheden zijn verricht en op voorwaarde dat zij door de vennootschap op de resultaten van dat tijdperk worden aangerekend.

Als een gedeelte van de ontvangen huurgelden wordt geherkwalificeerd als bezoldiging van bedrijfsleiders, ontvangt de bedrijfsleider in kwestie bezoldigingen die regelmatig en tenminste om de maand worden betaald.

Voor het overige geldt hetzelfde als hiervoor bepaald onder de nummers 38.I.18°/2-6 en 38.I.20°/12-13.

20° Collectieve of individuele toezeggingen voor geneeskundige verzorging

Algemene beschouwingen

38.I.20°/1

Verzekeringen voor geneeskundige verzorging komen over het algemeen tussen in de kosten van ambulante geneeskundige verzorging, dokterskosten, behandelingskosten, kosten van geneesmiddelen, hospitalisatie, heelkunde, protheses, revalidatie, enz.

Dit type verzekering heeft niet tot doel een inkomensverlies te compenseren maar keert aan de begunstigde enkel een tussenkomst uit voor de hiervoor vermelde kosten.

Verzekeringen voor fysiologische en/of economische invaliditeit zijn die welke aantastingen van de lichamelijke integriteit of de verliezen aan arbeidspotentieel of de toename van kosten door invaliditeit beogen te vergoeden, zonder dat zij een inkomensverlies beogen te vergoeden.

Met het WAP besliste de regering om de door de werkgever (of gewezen werkgever) ten laste genomen bijdragen en premies, die verband houden met een aantal limitatief in de wet opgesomde verzekeringen en toezeggingen (art. 38, § 2, WIB 92) niet langer te belasten als voordeel van alle aard (art. 38, § 1, eerste lid, 20°, WIB 92). De kosten die daarmee verband houden, vormen daarentegen geen aftrekbare beroepskosten bij de werkgever.

De uitkeringen die in uitvoering van dezelfde toezeggingen worden uitbetaald, zijn eveneens vrijgesteld voor zover die toezeggingen niet tot doel hebben een inkomensverlies te dekken.

Het nieuwe ingevoerde stelsel inzake de toezegging 'medische kosten' wijzigt niets aan het stelsel van de sociale voordelen (art. 38, § 1, eerste lid, 11°, WIB 92).

Art. 38, § 1, eerste lid, 11°, WIB 92 is evenwel niet langer van toepassing op tussenkomsten die voortvloeien uit een verzekeringspolis van het type 'gezondheidszorgen' of 'ziekenhuisopname' die slechts tussenkomsten in uitzonderlijke gevallen dekt (zware ziekte, ongeval, heelkundige ingreep) en die limitatief zijn opgesomd in art. 38, § 2, WIB 92. Deze situaties vallen voortaan onder de toepassing van art. 38, § 1, eerste lid, 20°, WIB 92.

Voordelen die voor de werknemers voortvloeien uit het ten laste nemen door de persoon die de bezoldigingen verschuldigd is, van bijdragen die vanaf 01.01.2004 zijn gestort voor collectieve verzekeringen voor geneeskundige verzorging zijn altijd vrijgesteld:

- ofwel als voordeel van alle aard door art. 38, § 1, eerste lid, 20° en § 2 (hospitalisatieverzekering, ernstige aandoeningen, palliatieve thuiszorg, afhankelijkheid…)

- ofwel als sociaal voordeel als het om een andere verzekering gaat (zoals een verzekering ambulante zorgen, tandzorgen) door art. 38, § 1, eerste lid, 11°, WIB 92.

Collectieve verzekeringen

38.I.20°/2

Het feit dat de verzekering tussenkomt in geval van een arbeidsongeschiktheid of beroepsziekte is zonder belang.

Het moet gaan om verzekeringscontracten die door de werkgever worden afgesloten voor al zijn werknemers of van een groep onder hen.

De omstandigheid dat enkel premies worden betaald voor diegenen, die kenbaar maken dat zij willen genieten van de voorwaarden van een verzekering (de zgn. individuele collectieve verzekering), voor zover die aan alle personeelsleden of aan een bepaalde categorie wordt aangeboden, doet op zich geen afbreuk aan het collectief karakter van de toezegging.

Niet bedoeld zijn:

- de door de werknemers gesloten verzekeringscontracten waarvan de premies door de werkgever worden terugbetaald;

- de binnen een overeenkomst tussen de werkgever en de verzekeraar gesloten contracten waarbij aan de werknemers de mogelijkheid wordt geboden zich aan te sluiten en waarbij de door de werknemer betaalde premies door de werkgever worden terugbetaald;

- de overeenkomsten die voorzien in de tussenkomst van de werkgever in de betaling van vergoedingen;

- de tussen de werkgever en de verzekeraar gesloten contracten die slechts voorzien in een tussenkomst van de verzekeraar in geval van uitputting van een door de werkgever toegewezen bedrag ter betaling van schade (de zgn. regeling globale retentie). De werkgever neemt de volledige schadevergoeding tot een bepaald bedrag ten laste, waarbij enkel de uitgaven die voormeld bedrag overschrijden, zijn gewaarborgd door de verzekeraar.

A. Verzekeringen voor geneeskundige verzorging

1. Toezeggingen geneeskundige verzorging bedoeld in art. 38, § 2, WIB 92

38.I.20°/3

De voordelen die voor de werknemers en bedrijfsleiders voortvloeien uit het ten laste nemen door de persoon die de bezoldigingen verschuldigd is, van de bijdragen of premies over sommige collectieve of individuele toezeggingen als bedoeld in § 2 (van artikel 38) en de uitkeringen gedaan ter uitvoering van die toezeggingen, worden vrijgesteld, voor zover die toezeggingen niet tot doel hebben een inkomensverlies te vergoeden (art. 38, § 1, eerste lid, 20°, WIB 92).

Het is niet vereist dat het om regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders, als bedoeld in art. 195, § 1, tweede lid, WIB 92, gaat.

De hier bedoelde collectieve of individuele toezeggingen zijn:

- toezeggingen die uitsluitend tot doel hebben medische kosten te vergoeden die verband houden met hospitalisatie, dagverpleging, ernstige aandoeningen en palliatieve thuiszorg van de werknemer of bedrijfsleider en in voorkomend geval van alle inwonende gezinsleden;

- toezeggingen die uitsluitend tot doel hebben specifieke kosten te vergoeden, veroorzaakt door de medische afhankelijkheid van de werknemer of bedrijfsleider;

- toezeggingen die uitsluitend voorzien in de uitkering van een rente ingeval de werknemer of bedrijfsleider het slachtoffer is van een ernstige aandoening;

- andere persoonsverzekeringen of gelijkaardige toezeggingen dan die welke hiervoor en in § 1, eerste lid, 18° en 19° (zie nr. 38/I/18°/6 en 38/I/19°/1), zijn bedoeld, voor zover deze verzekeringen of toezeggingen gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoen:

* de verzekeringscontracten of de toezeggingen kunnen worden beschouwd als een aanvulling van de voordelen toegekend door de wetgeving inzake sociale zekerheid;
* de contracten en toezeggingen mogen uitsluitend voorzien in uitkeringen tijdens het dienstverband van de voornoemde personen. Periodes van schorsing van het dienstverband worden ook in aanmerking genomen.

38.I.20°/4

Deze vrijstelling is van toepassing op:

- de premies en bijdragen die zijn betaald vanaf 01.01.2004 als het collectieve toezeggingen betreft,

- de premies en bijdragen die betaald zijn in uitvoering van een individuele toezegging, gesloten vanaf 01.01.2004,

- de uitkeringen en kapitalen die vanaf 01.01.2004 zijn betaald of toegekend in uitvoering van toezeggingen die zijn gesloten vanaf 01.01.2004.

38.I.20°/5

De vrijstelling is ook van toepassing op de bijdragen en premies voor werknemers of bedrijfsleiders:

- met loopbaanonderbreking of tijdskrediet;

- die zijn toegetreden tot het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag of die gepensioneerd zijn;

- die naar een andere werkgever of naar een andere onderneming zijn overgestapt.

38.I.20°/6

De hier bedoelde premies en bijdragen zijn in de regel:

- niet aftrekbaar bij de werkgever of de onderneming volgens art. 53, 21°, WIB 92;

- vrijgesteld als voordeel van alle aard volgens art. 38, § 1, eerste lid, 20°, WIB 92.

De uitkering van een dergelijke toezegging is ook vrijgesteld als voordeel van alle aard volgens art. 38, § 1, eerste lid, 20°, WIB 92.

38.I.20°/7

Voor de werknemers en de niet-regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders, komt een individuele toezegging slechts voor de vrijstelling als voordeel van alle aard in aanmerking op voorwaarde dat in de onderneming ook een collectieve toezegging bestaat die op eenzelfde en niet-discriminerende wijze toegankelijk is voor de hiervoor bedoelde werknemers en bedrijfsleiders of een bijzondere categorie ervan.

De notie 'op eenzelfde wijze' moet op dezelfde wijze worden begrepen als voor de toepassing van art. 35, § 2, eerste lid, 1°, KB/WIB 92. Dit betekent dat de collectieve toezeggingen ook maar op een voldoende omschreven bijzondere categorie van het personeel/de bedrijfsleiders van toepassing mag zijn. De verhouding individuele/collectieve toezegging moet in een dergelijk geval ook binnen dezelfde categorie van het personeel of de bedrijfsleiders bekeken worden.

De aansluitingsvoorwaarden kunnen bv. afhankelijk worden gesteld van de leeftijd, de beroepscategorie of van de in de onderneming gepresteerde dienstjaren. Er wordt niet vereist dat het bedrag van de toekenningen voor iedereen gelijk zou zijn: het is voldoende dat dit bedrag evenredig is met de bezoldigingen van de aangeslotenen, maar het is wel vereist dat die evenredigheid dezelfde is voor alle aangeslotenen.

Bedoelde toezeggingen

38.I.20°/8

a) de verzekering medische kosten die verband houden met hospitalisatie, dagverpleging, ernstige aandoeningen en palliatieve thuiszorg

Onder 'hospitalisatie' verstaat men: elk medisch noodzakelijk verblijf van ten minste één nacht in een instelling die wettelijk als ziekenhuisinstelling wordt aangezien;

Onder 'dagverpleging' moet worden verstaan: het medisch noodzakelijk verblijf zonder overnachting in een instelling die wettelijk als ziekenhuisinstelling wordt aangezien;

De noties hospitalisatie en dagverpleging omvatten ook de terugbetaling van ambulante kosten die verband houden met de desbetreffende aandoening en die worden gemaakt in een periode gaande van 6 maanden voor tot 6 maanden na de ingreep.

In geval van hospitalisatie loopt de eerste periode van 6 maanden tot op het moment waarop de patiënt in het ziekenhuis wordt opgenomen en vangt de tweede periode van 6 maanden aan na het ontslag van de patiënt uit het ziekenhuis.

De door de Minister bevoegd voor Sociale Zaken erkende 'ernstige aandoeningen' zijn: kanker, leukemie, tuberculose, multiple sclerose, ziekte van Parkinson, difterie, poliomyelitis, cerebro-spinale meningitis, pokken, tyfus, tyfus-en paratyfuskoorts, encefalitis, miltvuur, tetanus, ziekte van Hodgkin, cholera, aids, malaria, ziekte van Pompe, ziekte van Creuzfeld-Jacob, mucoviscidose, diabetes, nierdialyse en progressieve spierdystrofie. De minister van Sociale Zaken zal de belastingadministratie in kennis stellen van elke aanvulling of wijziging die aan die lijst moet worden aangebracht (DOC 50/1340/007 blz.100).

Onder 'palliatieve thuiszorg' verstaat men: de behandeling thuis van terminale patiënten die gericht is op de fysische en psychische noden van de patiënt en bijdragen tot het bewaren van een zekere kwaliteit van het leven.

b) De contracten die uitsluitend specifieke kosten vergoeden veroorzaakt door de afhankelijkheid van de verzekerde.

Onder 'afhankelijkheid' verstaat men: de medisch vaststaande nood aan hulp voor het vervullen van gewone en instrumentele activiteiten van het dagelijkse leven.

De kosten bestaan uit de kosten veroorzaakt door de medisch vaststaande nood aan hulp voor het vervullen van gewone en instrumentele activiteiten van het dagelijkse leven.

Vermits in de praktijk vele verzekeringscontracten van het type 'medische kosten' en 'afhankelijkheid' de beoogde kosten op een forfaitaire wijze terugbetalen, eerder dan de werkelijke kosten te vergoeden, wordt voor de toepassing van deze bepaling niet vereist dat de hiervoor beoogde toezeggingen uitsluitend werkelijke kosten vergoeden.

De forfaitaire terugbetalingen moeten op een redelijk bedrag worden vastgesteld en mogen geen buitensporige vormen aannemen.

c) de verzekeringscontracten die uitsluitend voorzien in de uitkering van een rente ingeval de verzekerde het slachtoffer is geworden van een ernstige aandoening.

Voor het begrip 'ernstige aandoening' wordt verwezen naar de toelichting die hiervoor bij punt a) 'verzekering medische kosten' is gegeven.

Die toezegging strekt ertoe de grote financiële lasten die de behandeling van de bedoelde ernstige aandoeningen meebrengen, enigszins te dekken.

d) de persoonsverzekeringen of gelijkaardige toezeggingen die niet in de vorige leden of in het 18° of 19° van art. 38, § 1, WIB 92 zijn bedoeld en die kunnen worden beschouwd als een aanvulling van de voordelen toegekend door de wetgeving inzake de sociale zekerheid.

Het gaat om andere toezeggingen dan die bedoeld in art. 38, § 1, eerste lid, 18° of 19°, WIB 92.

De persoonsverzekeringen zijn met name de verzekeringen waarbij de verzekeringsprestatie of de premie afhankelijk is van een onzeker voorval dat iemands leven, fysische integriteit of gezinstoestand aantast (art 1, W 25.06.1992 op de landverzekeringsovereenkomst).

Onder 'persoonsverzekeringen' kunnen o.m. worden verstaan:

- de levensverzekering

- de verzekering lichamelijke ongevallen

- de ziekteverzekeringen

- de verzekeringsformules die dekking voorzien voor kosten verwekkende gebeurtenissen die de gezinstoestand wijzigen zoals geboorte en huwelijk.

Deze verzekeringen moeten aan twee bijkomende, cumulatief te vervullen, voorwaarden voldoen: ze moeten enerzijds een aanvulling zijn van de voordelen toegekend door de wetgeving over de sociale zekerheid en ze mogen anderzijds uitsluitend voorzien in uitkeringen tijdens het dienstverband van de betrokken personen. De aanvullende dekking arbeidsongeschiktheid wordt hier niet bedoeld, want die ressorteert onder art. 38, § 1, eerste lid, 18° of 19°, naargelang het een werknemer of bedrijfsleider betreft.

Voor deze welbepaalde dekkingen, mag ook een individuele verzekering worden afgesloten, waarvan de premies en uitkeringen bij de verkrijgers vrijgesteld zijn door art. 38, § 1, eerste lid, 20° en § 2, WIB 92.

Voorwaarden

38.I.20°/9

Alleen de premies van contracten die de werkgever voor werknemers of gewezen werknemers heeft gesloten en die door de werkgever daadwerkelijk ten laste zijn genomen, komen voor de vrijstelling als voordeel van alle aard in aanmerking.

Concreet betekent het dat de terugbetaling van premies die verband houden met door de werknemer of gewezen werknemer gesloten individueel gesloten contracten niet voor deze vrijstelling in aanmerking komen en dus bij voorduur als belastbaar voordeel van alle aard worden aangemerkt.

Rechtstreekse uitkeringen of betalingen door de werkgever van sommen die verband houden met de in art. 38, § 1, eerste lid, 20° en § 2, WIB 92 bedoelde kosten, worden hier niet bedoeld en vormen bij voortduur een voordeel van alle aard bij de verkrijger van het voordeel. Deze kunnen evt. worden vrijgesteld als sociaal voordeel (zie nr. 38.I.11°/7, Com.IB 92).

Zo zal een hospitalisatieverzekering die door de werkgever rechtstreeks bij een mutualiteit wordt onderschreven ten voordele van zijn werknemers, bij deze werknemers als een vrijgesteld voordeel van alle aard, zowel over de premies die door de werkgever ten laste worden genomen (betaald) als de prestaties die uit deze contracten voortvloeien, worden beschouwd volgens art. 38, § 1, eerste lid, 20° en § 2, WIB 92.

Een intern medisch kostenplan, waarbij bedrijven rechtstreeks, zonder tussenkomst van een verzekeraar en dus zonder verzekering, de verbintenis aangaan om aan hun personeelsleden bepaalde medische kosten, geheel of gedeeltelijk, terug te betalen, vormt een sociaal voordeel (zie ook nr. 38.I.11°/9, Com.IB 92).

2. Toezeggingen geneeskundige verzorging die niet bedoeld zijn in art. 38, § 2, WIB 92

Ambulante zorgen, tandzorgen

38.I.20°/10

Hier worden de collectieve verzekeringen geneeskundige verzorging bedoeld die niet expliciet zijn vermeld in art. 38, § 2, WIB 92 en die bv. tussenkomen in de kosten voor ambulante zorgen, medicijnen, brillen, hoorapparaten, tandzorgen, revalidatie, bepaalde (alternatieve) therapieën… Het gaat om verzekeringen die andere types van medische kosten dekken, als kosten buiten een ziekenhuisopname of ernstige aandoening.

De voordelen die voor de werknemers voortvloeien uit het ten laste nemen van werkgeversbijdragen gestort voor zo'n collectieve verzekering, zijn vrijgesteld als een sociaal voordeel (art. 38, § 1, eerste lid, 11°, b, WIB 92). Als het daarentegen om een door de werkgever gesloten individuele verzekering gaat, die dergelijke tussenkomsten voorziet, vormen de door de werkgever betaalde premies, bij de werknemer een voordeel van alle aard (zie ook nr. 38.I.11°/7, Com.IB 92).

B. Verzekeringen voor fysiologische en/of economische invaliditeit

38.I.20°/11

De verzekering voor fysiologische en/of economische invaliditeit zijn die welke aantastingen van de lichamelijke integriteit of de verliezen aan arbeidspotentieel of de toename van kosten als gevolg van de invaliditeit beogen te vergoeden, zonder dat zij een inkomensverlies beogen te vergoeden.

Deze verzekeringen worden niet beoogd door art. 38, § 2, WIB 92 en werden daarom besproken onder nr. 38.I.11°/7, Com.IB 92.

Gemeenschappelijke bepaling aan de vrijstellingen bedoeld sub 18 tot 20

38.I.20°/12

Ingeval de in sub 18 tot 20 bedoelde voordelen en uitkeringen worden toegekend door een solidariteitstoezegging als bedoeld in de artikelen 10 en 11 WAP of door een plan met twee of meer toezeggingen, zijn de hiervoor bedoelde vrijstellingen slechts van toepassing als deze solidariteitstoezegging of dat plan door de verzekeringsonderneming, voorzorgsinstelling of instelling voor bedrijfspensioenvoorzieningen op een gedifferentieerde wijze wordt beheerd zodat te allen tijde voor elke belastingplichtige of belastingschuldige de toepassing van het specifieke regime over inkomstenbelastingen en met het zegel gelijkgestelde taksen kan worden gewaarborgd zowel over de behandeling van de bijdragen of premies als van de uitkeringen.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen toezeggingen, solidariteitstoezeggingen en plannen.

Een toezegging houdt verband met de waarborg tot het verstrekken van één enkele prestaties, bv. de uitkering van een aanvullend pensioen.

Een solidariteitstoezegging bevat de toezegging van verschillende solidariteitsprestaties (dus meer dan één). Voor de toelichting bij het begrip wordt verwezen naar nr. 38.I.18°/5, Com.IB 92. Een solidariteitstoezegging kan dus verschillende solidariteitsprestaties waarborgen die elk een apart fiscaal leven leiden waardoor een gedifferentieerd beheer noodzakelijk is.

Dezelfde redenering geldt voor een plan dat ten minste twee prestaties waarborgt. Ook daar dringt een gedifferentieerd beheer zich op.

Bij een solidariteitstoezegging of een plan met 2 of meer toezeggingen, kan de vrijstelling als voordeel van alle aard dus slechts worden verkregen mits de solidariteitstoezegging of het plan op een gedifferentieerde wijze wordt beheerd.

Dat gedifferentieerd beheer impliceert een zodanige opvolging van de verschillende dekkingen, dat op elk moment voor elke belastingplichtige de toepassing van het desbetreffende regime over inkomstenbelastingen en met het zegel gelijkgestelde taksen kan worden gewaarborgd zowel over de behandeling van de bijdragen of premies als van de uitkeringen.

38.I.20°/13

Als niet voldaan wordt aan de voorwaarde gesteld in art. 38, § 3, WIB 92 gaat het noodzakelijkerwijze over een plan (verschillende dekkingen) dat niet gedifferentieerd wordt beheerd en waarbij dus niet kan worden uitgemaakt welk premiedeel wordt toegewezen aan welke dekking (globale forfaitaire premie).

Als het bovendien om een collectief plan gaat, kan evenmin worden uitgemaakt welk premiedeel aan iedere aangeslotene moet worden toegewezen. In dit geval zal de globale premie die niet individualiseerbaar is, als een sociaal voordeel worden beschouwd dat niet als beroepskost aftrekbaar is bij de werkgever. Bij de verkrijger van het voordeel wordt niets belast omdat het voordeel niet individualiseerbaar is (art. 38, § 1, eerste lid, 11°, a, WIB 92).

Een identieke redenering kan van toepassing zijn op alle werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming die zijn betaald voor collectieve toezeggingen en die niet binnen de voorwaarden vallen om te worden vrijgesteld volgens art. 38, § 1, eerste lid, 18°, 19° of 20°, WIB 92.

Rekening houdende met het collectief karakter van deze toezeggingen, kan het werkelijke voordeel bij de begunstigde niet worden geïndividualiseerd en moet bij de begunstigde voortaan worden aangemerkt als sociaal voordeel.

Het gaat met name over de toezeggingen die uitsluitend een verlies aan fysiologische en/of economische geschiktheid dekken en toezeggingen die algemene geneeskundige verzorging dekken.

Globaal Voorbeeld

38.I.20°/14

Elke werkgever is verplicht om zijn personeel te verzekeren tegen arbeidsongevallen.

Volgens de W 10.04.1971 (de arbeidsongevallenwet voor de privé-sector) wordt de wettelijke arbeidsongevallenvergoeding door bestendige arbeidsongeschiktheid bepaald met de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid en de bezoldigingen, beperkt tot een wettelijk maximum.

Uit voormelde regelgeving blijkt dat niet vereist is dat de werknemer zijn beroepswerkzaamheid bij die werkgever stopzet of een effectief inkomensverlies lijdt, opdat hij aanspraak kan maken op de wettelijke uitkering blijvende arbeidsongeschiktheid.

In vele gevallen wordt in een dergelijk contract 'arbeidsongevallen' voorzien in aanvullende dekkingen.

Zo kan bv. in eenzelfde verzekeringscontract worden voorzien in de toekenning van diezelfde vergoeding (blijvende arbeidsongeschiktheid, bepaald met de graad van ongeschiktheid, waarbij die toezegging niet tot doel heeft een inkomensverlies te vergoeden) bovenop de wettelijke arbeidsongevallenverzekering, voor het gedeelte van de bezoldigingen dat het wettelijk maximum overschrijdt.

Die extra wettelijke toezegging is een verzekering tegen fysiologische of economische invaliditeit die geen inkomensverlies beoogt te vergoeden.

Als voormelde verzekering gedifferentieerd is beheerd, zal het voordeel dat voor de werknemers voortvloeit uit het ten laste nemen van de werkgeversbijdragen die betrekking hebben op de extrawettelijke collectieve toezegging economische en fysiologische invaliditeit vrijgesteld zijn overeenkomstig art. 38, § 1, eerste lid, 11°, WIB 92.

Dat deel van de vanaf 01.01.2007 betaalde werkgeversbijdragen is volgens art. 53, 14°, WIB 92 niet aftrekbaar.

De wettelijke arbeidsongevallenpremie wordt bij toepassing van art. 52, 3°, a, WIB 92, als een aftrekbare beroepskost aangemerkt.

De uitkeringen die vanaf 01.01.2004 door werknemers ter uitvoering van die extra wettelijke toezegging zijn verkregen, zijn niet belastbaar.

Als voormelde verzekering niet gedifferentieerd is beheerd, zal de globale premie die niet individualiseerbaar is, eveneens als een sociaal voordeel worden aangemerkt, dat bij de verkrijger is vrijgesteld (art. 38, § 1, eerste lid, 11°, WIB 92) en zal de premie vanaf 01.01.2007, bij de werkgever niet meer aftrekbaar zijn (art. 53, 14°, WIB 92).