Commentaar van art. 450, WIB 92
Art. 450, WIB 92
450/0 | |
450/1 | |
450/2-3 | |
450/4-13 | |
450/14 | |
450/15-19 | |
450/15 | |
450/16 | |
450/17 | |
450/18-19 | |
450/20-23 | |
450/20 | |
450/21 | |
C. Getuigschrift dat de belangen van de schatkist kan schaden | 450/22 |
450/23 |
Nummer 450/0
Art. 450. - Met gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met geldboete van 10.000 tot 500.000 frank of met één van die straffen alleen, wordt gestraft hij die, met het oogmerk om een van de in art. 449 bedoelde misdrijven te plegen, in openbare geschriften, in handelsgeschriften of in private geschriften valsheid pleegt, of die van een zodanig vals geschrift gebruik maakt.
Hij die wetens en willens een vals getuigschrift opstelt dat de belangen van de Schatkist kan schaden of die van een dergelijk getuigschrift gebruik maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met geldboete van 10.000 tot 500.000 frank of met één van die straffen alleen.
Nummer 450/1
Art. 450, WIB 92, bevat twee onderdelen, waarvan het eerste handelt over de eigenlijke valsheid in geschrifte en over het gebruik van valse stukken, terwijl het tweede betrekking heeft op het valse getuigschrift dat de belangen van de Schatkist kan schaden en over het gebruik daarvan.
Hoewel beide misdrijven op meerdere punten gelijkenis vertonen, vormen zij in het fiscaal strafrecht zowel als in het algemeen strafrecht toch twee onderscheiden misdrijven die afzonderlijk moeten worden onderzocht.
Nummer 450/2
Anders dan art. 449, WIB 92, dat strafrechtelijke sancties oplegt voor zuiver fiscale misdrijven, m.a.w. misdrijven die in het gemeen recht niet bestaan, bedoelt art. 450, 1e lid, WIB 92, een misdrijf dat eveneens in het Strafwetboek voorkomt, met name de valsheid in geschrifte en het gebruik van valse stukken (art. 193 e.v. van het Strafwetboek).
Nummer 450/3
De valsheid heeft als fiscaal misdrijf een eigen karakter enerzijds, doordat het een eigen bijzonder opzet heeft, en, anderzijds, doordat de erop toe te passen straffen lichter zijn dan die waarin het Strafwetboek voorziet, hetgeen overigens tot gevolg heeft dat dit misdrijf tot de categorie der wanbedrijven behoort, terwijl de valsheid in geschrifte in het gemeen recht een misdaad is.
Niettemin moet voor de omschrijving van het misdrijf en de ontleding van de bestanddelen ervan - met uitzondering van het bijzonder opzet - teruggegrepen worden naar het gemeen recht. In het kader van deze commentaar is het niet mogelijk een gedetailleerde studie aan deze bijzonder ingewikkelde stof te wijden. Het is wel van belang ter zake enige toelichting te verstrekken die nuttig kan zijn bij het onderzoek van documenten die als verdacht voorkomen; nadere toelichtingen kunnen eventueel ook worden opgezocht in de overvloedige rechtsleer die gewijd is aan de valsheid in geschrifte, nl.: Les Novelles, Droit Pénal, T. II, blz. 399 e.v.; het "Répertoire Pratique de Droit Belge", trefwoord "Faux en écritures"; Rigaux et Trousse, "Les crimes et délits du Code Pénal", T. III; J. Van Haelewijn en L. Dupont, "Valsheid in geschriften", Algemene Practische Rechtsverzameling, enz.
A. BESTANDDELEN VAN HET MISDRIJF
Nummer 450/4
In het gemeen recht kan men de valsheid in geschrifte bepalen als de vervalsing van de waarheid, verricht met een bedrieglijk opzet of een oogmerk om te schaden waardoor schade kan worden berokkend mits dat opzet of oogmerk wordt bewerkstelligd in geschriften en door middelen die in de art. 194 tot 226 van het Strafwetboek zijn opgesomd. De verschillende algemene kenmerken van het misdrijf die in deze bepaling voorkomen, worden hierna op beknopte wijze onderzocht.
1. Vervalsing van de waarheid
Nummer 450/5
De vervalsing van de waarheid is de essentiële voorwaarde voor het bestaan van valsheid in geschrifte. Ingevolge de bewoordingen zelf van art. 196 van het Strafwetboek, kan zij worden gepleegd :
- door valse handtekeningen;
- door namaking of vervalsing van geschriften of handtekeningen;
- door overeenkomsten, beschikkingen, verbintenissen, of schuld- bevrijdingen valselijk op te maken of achteraf in de akten in te voegen;
- door toevoeging of vervalsing van bedingen, verklaringen of feiten die deze akten ten doel hadden op te nemen of vast te stellen.
Uit deze wettelijke opsomming zou kunnen worden afgeleid dat andere vormen van vervalsing van de waarheid, die in deze tekst niet zijn vermeld, aan de strafwet ontsnappen. De rechtsleer heeft evenwel steeds benadrukt dat voormelde opsomming in zodanig ruime bewoordingen is gesteld, dat men moeilijk inziet welke vorm van geschreven leugen aan de beteugeling zou kunnen ontsnappen. Op te merken valt dat, hoewel art. 196 van het Strafwetboek de valsheid door weglating niet uitdrukkelijk vermeldt, de overgrote meerderheid van de auteurs en de rechtspraak het bestaan van dit misdrijf erkent, zeker wanneer de weggelaten vermelding betrekking heeft op een feit dat in de akte moet worden opgenomen (Cass., 21.12.1971, Pas. 1972, 1, 405).
Nummer 450/6
De verschillende vormen van vervalsing van de waarheid kunnen tot twee grote types teruggebracht worden : de materiële valsheid en de intellectuele valsheid. De materiële valsheid bestaat uit de vervalsing van het geschrift in zijn materialiteit, zoals een schrapping, een overschrijving, het achteraf inlassen van een vals beding, de plaatsing van een valse handtekening, de nabootsing van het handschrift, het opmaken van een vals geschrift; intellectuele valsheid bestaat uit een vervalsing van de vermelding van het geschrift, zonder dat dit geschrift materieel vervalst is, zoals bv. wanneer de opsteller vermeldingen inlast die indruisen tegen de waarheid die de partijen in de akte hebben willen uitdrukken.
De vervalsing van de waarheid komt op dezelfde wijze voor in het fiscale misdrijf van valsheid in geschriften als in het gemeen- rechtelijk misdrijf.
2. Het morele bestanddeel
Nummer 450/7
In het gemeen recht bepaalt art. 193 van het Strafwetboek dat de valsheid in geschriften, om bestraft te kunnen worden, moet gepleegd zijn "met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden".
Met betrekking tot het fiscale misdrijf van valsheid in geschriften vermeldt art. 450, 1e lid, WIB 92, een ander misdadig opzet : de valsheid moet gepleegd zijn "met het oogmerk om een van de in art. 449, WIB 92, bedoelde misdrijven te plegen".
Dit betekent dat het fiscale misdrijf van valsheid in geschriften noodzakelijkerwijze gepaard gaat met één van de andere fiscale misdrijven als bedoeld in art. 449, WIB 92, of minstens met het opzet om zulk misdrijf te begaan.
Nummer 450/8
Volledigheidshalve moet nog worden vermeld dat valsheid gelijktijdig kan worden gepleegd met eensdeels een fiscaal doeleinde, namelijk het plegen van een misdrijf als bedoeld in art. 449, WIB 92, en anderdeels een niet fiscaal doel, zoals bijvoorbeeld het verkrijgen van voordelen verbonden aan het bedrag van de inkomsten (onderhoudsgeld, studiebeurs, enz.). In dat geval is men geconfronteerd met een ideële samenloop van misdrijven, te weten twee misdrijven van valsheid, het ene onderworpen aan het gemeen strafrecht, het andere aan het fiscaal strafrecht (zie 449/8).
3. De schade
Nummer 450/9
Hoewel de wet daaromtrent niets bepaalt, wordt algemeen aangenomen dat de valsheid slechts strafbaar is indien zij schade kon veroorzaken. Het is voldoende dat de schade mogelijk is op het ogenblik waarop een begin van uitvoering van de valsheid aanwezig is; het is niet noodzakelijk dat de schade zich werkelijk heeft voor gedaan (Cass., 17.01.1955, Pas. 1955, I, 508).
Het opmaken van het valse stuk is dus wel een misdrijf, onderscheiden van het gebruik van dat stuk.
Nummer 450/10
Er is gevonnist dat, zelfs indien bewezen was dat de betrokkene, zoals hij beweert, en beroep heeft gedaan op deze onregelmatige wijze van bewijsvoering (het valse stuk) om een werkelijk bestaand feit aan te tonen, te weten de belangrijkheid van zijn geldmiddelen in 1940, en dat hij derhalve de belangen van de schatkist niet kon hebben benadeeld, dan nog het schadeverwekkend karakter van de valse akte zou voortvloeien uit de mogelijkheid de openbare orde te schaden die belang heeft bij een juiste rechtsbedeling (Corr. Charleroi, 30.6.1951, Bull. 278, blz. 101).
4. Beschermde geschriften
Nummer 450/11
In beginsel is een beschermd geschrift datgene dat een algemeen vertrouwen inboezemt en een relaas bevat van een handeling of een feit dat rechtsgevolgen kan hebben.
Daaromtrent wordt over het algemeen aangenomen :
- dat de bestraffing van schriftvervalsingen niet ondergeschikt is aan de voorwaarde dat het geschrift het volledige bewijs zou leveren van het bestaan van het feit dat het vaststelt, dat het in de strikste zin van het woord een rechtstitel of titel van verbintenis zou uitmaken; het is voldoende dat het, in zekere mate, het bewijs zou kunnen bijbrengen van het feit dat erin wordt vastgesteld (Cass., 30.4.1962, Pas. 1962, I, 956);
- dat het geschrift slechts beschermd is indien het, in het maatschappelijk verkeer, normaal het vertrouwen geniet. Indien een verklaring integendeel slechts aanvaard wordt onder voorbehoud van onderzoek, dan stempelt het leugenachtige karakter daarvan die valse verklaring niet tot een strafbare valsheid. Volgens de rechtsleer is dit laatste het geval met de aangifte inzake IB.
Nummer 450/12
Het Strafwetboek onderscheidt uitdrukkelijk drie soorten beschermde geschriften :
- de authentieke en openbare geschriften, m.a.w. die waarvan het opstellen door de wet of een reglement aan een openbare ambtenaar of overheidsambtenaar is opgedragen;
- de handelsgeschriften, m.a.w. die met betrekking tot akten waaraan de wet een handelskarakter verleent (handelsboeken, facturen, enz.);
- de private geschriften, die een residuale categorie vormen, bevattende alle geschriften die niet kunnen worden ondergebracht in de ene of de andere van de twee voornoemde categorieën.
In dit opzicht preciseert de memorie van toelichting betreffende de W 10.2.1981 (BS 14.2.1981) dat de tekst van art. 450,1e lid, WIB 92, "op een zo ruime manier is opgesteld dat het iedere valsheid in openbare, handels- of private geschriften omvat met inbegrip natuurlijk van de valsheid in balansen en in rekeningen bedoeld in art. 207, SWHV.".
Nummer 450/13
Gevonnist werd :
- dat valse facturen, die opgesteld werden met het doel aan de opsteller een onrechtmatig voordeel te verschaffen en die van aard zijn om een nadeel te berokkenen aan de administratie aan wie zij worden tegengesteld, een valsheid in geschriften uitmaken (Cass., 21.12.1959, Pas. 60, I, 477);
- dat de nummerplaat en het inschrijvingsteken die op een voertuig zijn aangebracht bestemd zijn voor de identificatie van het tot het verkeer op de openbare weg toegelaten autovoertuig en zodoende voor de identificatie van de houder van het inschrijvingsbewijs, zodat het namaken van deze plaat en van dit teken geen valsheid in geschriften uitmaakt, maar de namaking van merken als bepaald in art. 184 van het Strafwetboek (Cass., 25.9.1972, Pas. 1973, I, 90);
- dat een valsheid in geschrifte uitmaken :
- de antidatering van een akte;
- een fictieve leningsakte;
- een valse verklaring in een antwoord op een vraag om inlichtingen;
- de vermelding van de fictieve lening op een steekkaart, behorend tot een (geautomatiseerd) gegevensbestand;
- de onjuiste datering van de ondertekening op een orderbriefje;
- valse inschrijvingen in een kasboek en op een inventarisblad (Corr. Kortrijk, 7.5.1984, Bull. 643, 2279);
- dat een valsheid in geschrifte uitmaakt, het niet vermelden van bepaalde ontvangsten in de officiële dagboeken van ontvangsten en het gemis aan aangifte ervan, zoals blijkt uit de vergelijking tussen de dagboeken waarin de werkelijke ontvangsten zijn opgenomen en de officiële dagboeken van ontvangsten (Antwerpen, 11.3.1987, Bull. 667, p. 2488).
Nummer 450/14
De in art. 450, 1e lid, WIB 92, bedoelde inbreuken worden bestraft ofwel met een gevangenisstraf van 1 maand tot 5 jaar en een geldboete van 10.000 tot 500.000 F, ofwel door toepassing van slechts één van die straffen.
Het gaat hier om correctionele straffen die aan het misdrijf de aard van een wanbedrijf verlenen zodat het rechtstreeks tot de bevoegdheid van de Corr. behoort. De in het Strafwetboek voor het misdrijf van valsheid voorgeschreven straffen zijn criminele straffen waardoor dit misdrijf aldaar het karakter van een misdaad heeft en in principe tot de bevoegdheid van het Hof van Assisen behoort. In de praktijk wordt de gemeenrechtelijke misdaad van valsheid echter bijna steeds "gecorrectionaliseerd", doch deze procedure impliceert de tussenkomst van de onderzoeksgerechten (Raadkamer, enz.) die, als het ware, het misdrijf moeten "declasseren" om er een wanbedrijf van te maken door het te verwijzen naar de Corr. in plaats van naar het Hof van Assisen. In fiscale zaken wordt deze procedure vermeden.
III. HET GEBRUIK VAN VALSE STUKKEN
Nummer 450/15
In het gemeen recht zijn valsheid in geschrifte en het gebruik daarvan in principe twee verschillende misdrijven, die trouwens worden strafbaar gesteld door onderscheiden wetsbepalingen : de valsheid wordt bestraft door de art. 193 tot 196 van het Strafwetboek, terwijl het gebruik van valse stukken wordt beteugeld door art. 197 dat bepaalt : "In alle gevallen in deze afdeling vermeld, wordt hij die gebruik maakt van de valse akte of van het valse stuk, gestraft alsof hij de dader van de valsheid was.".
In het fiscale strafrecht is de toestand nagenoeg dezelfde, krachtens art. 450, 1e lid, WIB 92, worden de dader van de valsheid en de gebruiker van het valse stuk op dezelfde wijze bestraft.
B. DE PERSOON DIE GEBRUIK MAAKT VAN HET VALSE STUK
Nummer 450/16
Men moet een onderscheid maken al naargelang de valsheid en het gebruik van het valse stuk gepleegd worden door dezelfde persoon of door verschillende personen.
In het eerste geval moet meestal worden aangenomen dat er slechts één misdrijf is. Er is inderdaad geoordeeld dat "het opmaken van een vals stuk, waaruit het misdrijf bedoeld in art. 193 en 196 van het Strafwetboek bestaat, en het gebruik van dit stuk door de vervalser (art. 197 van het Strafwetboek) één en hetzelfde door de voormelde art. 193 en 196 voorziene misdrijf uitmaken, wanneer dit gebruik zijn oorsprong vindt in hetzelfde bedrieglijk opzet of oogmerk om te schaden dat bij de dader aanwezig is wanneer hij het valse stuk opmaakt (Cass., 18.2.1974, Pas. 1974, I, 641). Het gebruik is in dat geval slechts de voortzetting van de valsheid.
Wanneer het valse stuk wordt gebruikt door een andere persoon dan de vervalser, gaat het integendeel om een onderscheiden misdrijf dat door dezelfde straffen als de vervalsing zelf wordt beteugeld.
C. WAARUIT KAN HET GEBRUIK VAN HET VALSE STUK BESTAAN
Nummer 450/17
De wet geeft geen definitie of voorbeeld van het gebruik van een vals stuk. Aan dit begrip moet derhalve zijn gebruikelijke betekenis gegeven worden.
Het gebruik van een vals stuk is elke aanwending waardoor de dader voordeel uit het vervalste document kan halen. De wijzen van uitvoering zijn zodanig verscheiden dat het onmogelijk is deze te beschrijven.
Nummer 450/18
Ingevolge een vaste rechtspraak "duurt het gebruik van valse stukken voort zelfs zonder enig nieuw feit van de dader van de valsheid en zonder zijn herhaalde tussenkomst zolang het door hem beoogde doel niet volkomen bereikt is en zolang de hem verweten beginhandeling verder te zijnen voordele het nuttig gevolg heeft, dat hij ervan verwachtte" (Cass., 18.12.1974, Pas. 1974, I, 641).
Dit is uiterst belangrijk wat betreft de verjaringstermijn, die slechts begint te lopen vanaf het tijdstip waarop het gebruik ophoudt.
Zo is beslist dat de verjaringstermijn van de strafvordering begint te lopen vanaf het ogenblik dat van de valse stukken geen gebruik meer wordt gemaakt, in casu, vanaf het bericht aan de fiscus dat de belastingplichtige zich niet meer beroept op de fictieve lening als tegenbewijs van de vermogensaangroei (Corr. Kortrijk, 7.5.1984, Bull. 643, p. 2279).
Nummer 450/19
In fiscale zaken moet men aannemen dat het gebruik van valse stukken wordt voortgezet zolang het valse stuk waarvan gebruik wordt gemaakt een hinderpaal vormt voor de juiste heffing van de belasting (zie 460/19).
Nummer 450/20
In het gemeen recht, zoals in het fiscaal recht, is de valsheid in geschrifte een misdrijf dat onderscheiden is van de valsheid in andere geschriften, en door andere wettelijke bepalingen wordt bestraft (art. 198 tot 210 van het Strafwetboek - art. 450, 2elid, WIB 92) die in beide gevallen trouwens in lagere straffen voorzien dan voor de eigenlijke valsheid in geschrifte.
Inderdaad, overeenkomstig de bepalingen van voormeld art. 450, 2e lid, wordt deze inbreuk bestraft met een gevangenisstraf van 8 dagen tot 2 jaar en een geldboete van 10.000 tot 500.000 F, of met één van die straffen alleen.
Nummer 450/21
Het getuigschrift kan worden omschreven als een schriftelijke verklaring of bevestiging van een feit of een beoordeling. Het is een geschreven getuigenis.
Het gaat wel om een begrip dat nauw aanleunt bij dat van beschermd geschrift inzake valsheid in geschrifte. De meeste bestanddelen van de valsheid in geschrifte worden ook teruggevonden bij de valsheid in getuigschriften : vervalsing van de waarheid in een geschrift, de mogelijkheid om nadeel te berokkenen, het bestaan van een bijzonder opzet. Het eigen karakter van het valse getuigschrift is zonder twijfel gelegen in het feit dat het een geschreven getuigenis vormt, die feitelijke of rechtsgevolgen kan doen ontstaan, terwijl de valsheid in geschrifte tot voorwerp heeft, geschriften waarvan het doel en het wezen is als zodanig in zekere mate het bewijs van een feit of van een toestand te vormen.
Het zal trouwens niet steeds gemakkelijk zijn de twee begrippen te onderscheiden en het zal de rechter zijn die de werkelijke aard van het geschrift zal bepalen.
C. GETUIGSCHRIFT DAT DE BELANGEN VAN DE SCHATKIST KAN SCHADEN
Nummer 450/22
Het Strafwetboek onderscheidt vier soorten valse getuigschriften : de geneeskundige getuigschriften, de welwillendheidsgetuigschriften, getuigschriften van welke aard ook die openbare of private belangen kunnen schaden, en de openbare getuigschriften.
Art. 450, 2e lid, WIB 92, betreft de getuigschriften die de belangen van de Schatkist kunnen schaden. Dat artikel benadert dus het meest de derde hiervoor genoemde categorie, nl. "getuigschriften van welke aard ook die openbare of private belangen kunnen schaden" In dat opzicht houdt de rechtsleer voor dat de wetgever heeft bedoeld, de getuigschriften met betrekking tot feiten waarvan de vaststelling door de wet, een reglement of een overeenkomst vereist is voor het verkrijgen van een recht of een voordeel. Opdat het valse getuigschrift onder de toepassing van art. 450, 2e lid, WIB 92, zou vallen (eerder dan onder art. 206 van het Strafwetboek) is dus vereist dat het aldus nagestreefde voordeel een voordeel is waarin de belastingwet voorziet.
Nummer 450/23
Het opzet volgens art. 450, 2e lid, WIB 92, is niet het opzet waarvan sprake is in het 1e lid van dat artikel voor de valsheid in geschriften (oogmerk om een van de in art. 449, WIB 92, bedoelde misdrijven te plegen), noch het opzet dat in het gemeen recht in aanmerking komt voor valsheid in getuigschriften (bedrieglijk opzet of oogmerk om te schaden); het gaat hier enkel om het "wetens en willens" handelen.
Het is dus voldoende dat de welbewuste wil aanwezig is om een vals getuigschrift op te maken of te gebruiken.