Commentaar van art. 376quater, WIB 92 (bijwerking)
Bijwerking d.d. 12.08.2015
TITEL VII: VESTIGING EN INVORDERING VAN DE BELASTINGEN
HOOFDSTUK VII: Rechtsmiddelen
Afdeling I. – Administratief beroep
Art. 376quater, WIB 92
376quater/0 | |
376quater/1-5 |
I. WETTEKST
376quater/0
Art. 376quater. – Aan de verzoekers van de bezwaarschriften en de aanvragen tot ambtshalve ontheffing wordt een ontvangstbewijs uitgereikt dat de datum van ontvangst van het administratief beroep vermeldt.
Wanneer de ambtshalve ontheffing door de administratie zelf wordt verleend, stelt zij de belastingplichtige in kennis van de oorzaak en de datum van deze vaststelling.
II. COMMENTAAR
376quater/1
De territoriaal bevoegde directeur zendt aan de belastingplichtige een ontvangstbewijs van het bezwaarschrift of van de aanvraag tot ambtshalve ontheffing. Hierop wordt de ontvangstdatum vermeld.
376quater/2
Wanneer het bezwaarschrift werd ingediend bij een onbevoegde directeur zendt deze nadat op het bezwaarschrift de datum van ontvangst is aangebracht en zodra hij zijn onbevoegdheid heeft vastgesteld, het bezwaarschrift door naar de bevoegde directeur en stelt hij de belastingplichtige in kennis van die doorzending.
Die kennisgeving van doorzending onderscheidt zich van de ontvangstmelding beoogd in artikel 376quater, WIB 92, die in beginsel slechts kan uitgaan van de territoriaal bevoegde directeur der belastingen.
Zodra de territoriaal bevoegde directeur het bezwaarschrift ontvangt, verstuurt hij naar de belastingplichtige het ontvangstbericht beoogd in artikel 376quater, WIB 92, met als datum van ontvangst de datum die de territoriaal onbevoegde directeur op het bezwaarschrift heeft aangebracht.
De datum van ontvangst van het bezwaarschrift door de territoriaal onbevoegde directeur der belastingen vormt dus het vertrekpunt van de termijn van zes maanden (of negen maanden in geval van ambtshalve aanslag) waarna de belastingplichtige een vordering in rechte kan inleiden tegen de betwiste aanslag indien binnen die termijn geen beslissing is genomen over het bezwaarschrift (art. 1385undecies, Ger. W).
Die datum bepaalt ook de termijn waarin de nalatigheidsintresten worden geschorst op het deel van de belasting dat meer bedraagt dan het onmiddellijk verschuldigd bedrag (art. 414, § 2, WIB 92).
376quater/3
Het verzenden van een ontvangstbewijs van het bezwaarschrift betekent niet dat de administratie erkent dat het bezwaar tijdig werd ingediend en ontvankelijk is (Gent, 17.12.1998, fisconetplus).
376quater/4
De bevoegde directeur der belastingen waarbij een vraag tot ambtshalve wordt ingediend, verzendt onmiddellijk een ontvangstbewijs ervan aan de belastingplichtige met vermelding van de datum waarop de vraag tot ambtshalve ontheffing werd ontvangen.
Wanneer een aanvraag tot ambtshalve ontheffing wordt ingediend bij een andere dienst dan de bevoegde directeur der belastingen, meldt deze dienst daarvan ontvangst aan de belastingplichtige. De datum van ontvangst is die waarop de vraag bij de administratie is toegekomen. De aanvraag tot ambtshalve ontheffing wordt samen met een kopie van de verzonden ontvangstmelding naar de bevoegde gewestelijke directeur gezonden wanneer de dienst die de vraag heeft ontvangen deze niet zelf kan behandelen (bij voorbeeld: onbevoegde taxatiedienst).
De datum van ontvangst van de vraag tot ambtshalve ontheffing doet de termijn van zes maanden (of negen maanden in geval van ambtshalve aanslag) lopen vermeldt in artikel 1385undecies, Ger. W.
376quater/5
Wanneer de overbelasting, zoals bepaald in artikel 376, WIB 92, wordt vastgesteld door de administratie, wordt de belastingplichtige hiervan op de hoogte gebracht en stelt de administratie hem in kennis van de oorzaak van de ontheffing en van de datum van de vaststelling ervan. De bevoegde dienst zal daarna zo spoedig mogelijk de rechtzetting doorvoeren.
De mededeling door de administratie van de reden van de ontheffing, kan niet het beginpunt vormen voor de termijn van 6 maanden (of 9 maanden in geval van ambtshalve aanslag) voorgeschreven door art. 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek om een vordering in rechte in te leiden bij de rechtbank van eerste aanleg indien geen beslissing binnen de termijn van zes of negen maanden is genomen. Die mededeling kan niet worden gelijkgesteld met een ontvangstmelding.