Commentaar van art. 21, WIB 92

I. Wettekst

21/0

II. KB/WIB 92

21/1

III. Inkomsten van preferente aandelen van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen

21/2

IV. Inkomsten uit aandelen betaald of toegekend bij gehele of gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen of bij verkrijging van eigen aandelen

21/3-5

V. Inkomsten uit Belgische overheidsfondsen uitgegeven met vrijstelling van zakelijke en personele belastingen of van elke belasting

21/6-7

VI. Loten van effecten van leningen

21/8

VII. Inkomsten van spaardeposito's

21/9-14

A. Algemeen

21/9

B. Voorwaarden waaraan spaardeposito's moeten voldoen

21/10-14

VIII. Dividenden van door de Nationale Raad van de Coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen

21/15-15.1

IX. Inkomsten uit effecten van herfinancieringsleningen

21/16-17

X. Inkomsten van pensioenspaarrekeningen

21/18-20

XI. Inkomsten die begrepen zijn in kapitalen en afkoopwaarden van bepaalde levensverzekeringscontracten

21/21-24

A. Algemeen

21/21

B. Voorwaarden waaraan de contracten moeten voldoen

21/22-24

XII. Door erkende vennootschappen met een sociaal oogmerk betaalde of toegekende interesten of dividenden

21/25-27

A. Algemeen

21/25-26

B. Voorwaarden waaraan de vennootschappen met een sociaal oogmerk moeten voldoen

21/27

I. WETTEKST

Nummer 21/0

Art. 21 (1) . De inkomsten van roerende goederen en kapitalen omvatten niet :

[ 1. De tekst van art. 21, WIB 92, is van toepassing met ingang van aj. 1992, behoudens wanneer uitdrukkelijk een andere datum van inwerkingtreding is vermeld.]

1° inkomsten uit preferente aandelen van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen;

2° (2) inkomsten van aandelen, andere dan die vermeld in artikel 19, §1, 4°, betaald of toegekend bij gehele of gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen of bij verkrijging van eigen aandelen door vennootschappen;

3° inkomsten uit Belgische overheidsfondsen en uit leningen van voormalig Belgisch Kongo die zijn uitgegeven met vrijstelling van Belgische zakelijke en personele belastingen, of van elke belasting;

4° loten van effecten van leningen;

5° (3) de eerste schijf van 50.000 frank per jaar van de inkomsten uit spaardeposito's die zonder overeengekomen vaste termijn of opzeggingstermijn zijn ontvangen door de in België gevestigde kredietinstellingen die vallen onder de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, met dien verstande dat :

- deze deposito's bovendien moeten voldoen aan de vereisten die de Koning stelt op advies van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, wat betreft de munt waarin deze deposito's luiden en de voorwaarden en wijze van terugneming en opneming, evenals wat betreft de structuur en het niveau en de wijze van berekening van de vergoeding ervan;

- als opzeggingstermijn in de zin van deze bepaling niet worden beschouwd de termijnen die slechts een waarborg zijn die de depositaris voor zich heeft bedongen;

6° de eerste schijf van 5.000 frank van dividenden van door de Nationale Raad van de Coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen;

7° (4) inkomsten uit effecten van leningen voor de herfinanciering van leningen gesloten door de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting en de Nationale Landmaatschappij of door het Amortisatiefonds van de leningen voor de sociale huisvesting.

[ 2. Van toepassing met ingang van aj. 1998.]

[ 3. Van toepassing vanaf 19.4.1993.]

[ 4. Van toepassing vanaf 1.1.1995.]

Deze bepaling geldt slechts voor de leningen toegestaan bij de koninklijke besluiten van 25 november 1986, 5 december 1986, 9 maart 1987, 27 april 1987 en 18 juni 1987;

8° (5) inkomsten van roerende goederen en kapitalen, die in het kader van het pensioensparen worden verleend of toegekend aan daartoe erkende instellingen voor collectieve belegging of aan houders van een individuele spaarrekening ter zake van de in die rekening begrepen activa, voor zover aan de op dat stuk gestelde vereisten is voldaan en de gestorte bedragen in het kader van het pensioensparen voor belastingvermindering in aanmerking zijn genomen; de Koning neemt bijzondere maatregelen voor de toepassing van en de controle op deze bepaling;

9° (6) inkomsten die zijn begrepen in kapitalen en afkoopwaarden betreffende levensverzekeringscontracten gesloten door een natuurlijke persoon, zoals die in artikel 19, § 1, 3°, worden omschreven, in elk van de volgende gevallen;

[ 5. Van toepassing met ingang van aj. 1993.]

[ 6. Van toepassing op de vanaf 27.10.1995 gesloten contracten.]

a) wanneer de belastingplichtige die het contract heeft aangegaan alleen zichzelf heeft verzekerd en de voordelen van het contract bij leven bedongen zijn ten eigen gunste en het contract voorziet in het betalen bij het overlijden van een kapitaal gelijk aan ten minste 130 pct. van het totaal van de gestorte premies;

b) wanneer het contract gesloten is voor meer dan acht jaar en de kapitalen of afkoopwaarden effectief worden betaald meer dan acht jaar na het sluiten van het contract;

10° (7) de eerste schijf van 5.000 frank van interesten of dividenden betaald of toegekend door vennootschappen met een sociaal oogmerk :

- die erkend zijn zowel door de minister van Financiën als door de minister of de ministers die bevoegd zijn tot de verlening ervan,

- die uitsluitend als maatschappelijk doel hebben :

[ 7. Van toepassing op de vanaf 1.1.1999 betaalde of toegekende inkomsten.]

a) de bijstand aan personen;

b) de vernieuwing van afgedankte bedrijfsruimte;

c) de bescherming van het leefmilieu, daaronder begrepen de recyclage;

d) de natuurbescherming en het natuurbehoud;

e) de verwerving, het bouwen, de vernieuwing, de verkoop of het verhuren van sociale huisvesting;

f) de hulp aan ontwikkelingslanden;

g) de productie van duurzame energie;

h) de vorming;

i) de financiering van de hierboven bedoelde vennootschappen,

- en voor zover hun statuten bepalen dat in geval van vereffening het volledige netto-actief opnieuw wordt geïnvesteerd in een andere onder vorig streepje vermelde vennootschap met sociaal oogmerk.

II. KB/WIB 92

Afdeling II. - Fiscale voorwaarden inzake spaardeposito's (Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 21, 5°)

Nummer 21/1

Art. 2 (8). - Om voor de toepassing van artikel 21, 5°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 in aanmerking te komen, moeten de in dat artikel vermelde spaardeposito's aan de volgende vereisten voldoen:

[ 8. Art. 2, KB/WIB 92, is van toepassing op spaardeposito's in Ecu geopend vanaf 30.10.1997.]

1° de spaardeposito's moeten in Belgische frank of in Ecu zijn uitgedrukt;

2° van de spaardeposito's kunnen, rechtstreeks of via een zichtrekening, slechts opvragingen worden gedaan voor volgende verrichtingen :

a) terugbetaling in specie;

b) transfer of overschrijving, niet krachtens een doorlopende opdracht uitgevoerd, naar een rekening op naam van de titularis van het spaardeposito;

c) transfer naar een spaardeposito bij dezelfde instelling, op naam van de echtgeno(o)t(e) of van een familielid tot en met de tweede graad van de titularis van het spaardeposito;

d) betaling van sommen, door de titularis van het spaardeposito verschuldigd in kapitaal, interesten of bijhorigheden wegens leningen of kredieten toegekend door dezelfde instelling of door een inrichting die door dezelfde instelling wordt vertegenwoordigd;

e) betaling, aan de instellingdepositaris, van verzekeringspremies en kosten betreffende het spaardeposito, van de prijs voor aankoop van of inschrijving op effecten, van de huur voor een safe en van een bewaarloon voor effecten in open bewaargeving;

3° de opvragingsvoorwaarden dienen te voorzien in de mogelijkheid voor de instellingdepositaris de opvragingen afhankelijk te stellen van een opzeggingstermijn van 5 kalenderdagen wanneer zij 50.000 F of de tegenwaarde ervan in Ecu overtreffen en ze te beperken tot 100.000 F of de tegenwaarde ervan in Ecu per halve maand;

4° a) de vergoeding van de spaardeposito's bestaat verplicht maar ook uitsluitend uit :

- een basisrente;

- een getrouwheidspremie en/of een aangroeipremie;

b) de basisrente, de getrouwheidspremie en de aangroeipremie worden berekend tegen een rentevoet uitgedrukt op jaarbasis. Zij worden eens per jaar in rekening gebracht.

De deposito's brengen rente op vanaf de bankwerkdag die volgt op de storting en brengen geen rente meer op, volgens de algemene voorwaarden van het spaardeposito, hetzij vanaf het begin van de lopende halve maand, hetzij vanaf de zevende bankwerkdag die de opvraging voorafgaat.

Bij opvraging na een storting worden evenwel het gestorte bedrag en het opgevraagde bedrag gecompenseerd voor de berekening van de rente, wanneer de storting, naargelang van de gebruikte berekeningsmethode, heeft plaatsgevonden hetzij na het begin van de voormelde halve maand, hetzij na de zevende bankwerkdag die de opvraging voorafgaat.

Aan de titularis van een spaardeposito mag geen debetrente worden gevraagd.

De getrouwheidspremie wordt toegekend, ofwel voor de bedragen die gedurende 12 opeenvolgende maanden op dezelfde rekening ingeschreven bleven, ofwel per kalenderjaar, voor de bedragen die gedurende ten minste 11 opeenvolgende maanden van datzelfde kalenderjaar op dezelfde rekening ingeschreven bleven.

De aangroeipremie wordt toegekend voor de aangroei van het bedrag van de spaardeposito's op dezelfde rekening; zij mag niet worden toegekend voor de kapitalen die reeds de getrouwheidspremie genieten. De periode waarin die aangroei moet behouden blijven om de aangroeipremie te kunnen verkrijgen mag niet minder dan 6 maanden bedragen.

De getrouwheidspremie en de aangroeipremie worden pro rata temporis per ondeelbare vaste periode van ten minste een halve maand toegepast;

c) de basisrentevoet die een instelling voor de ontvangen spaardeposito's toekent, mag 4 pct. niet overschrijden.

De rentevoet van de getrouwheidspremie en de rentevoet van de aangroeipremie mag niet hoger liggen dan 50 pct. van de maximale basisrentevoet waarvan sprake in het vorige lid. Indien dit percentage niet gelijk is aan een veelvoud van een kwart percent, wordt de rentevoet van de getrouwheidspremie of van de aangroeipremie op het lagere kwart percent afgerond;

d) bij instellingen opgericht in de vorm van een coöperatieve vennootschap mag de getrouwheidspremie voor de spaardeposito's van coöperatoren, geheel of gedeeltelijk, maar maximaal tot 15 pct. van de maximale basisrentevoet, worden vervangen door een coöperatortoeslag berekend op dezelfde wijze als de basisrente.

Indien het in het eerste lid vermelde percentage niet gelijk is aan een veelvoud van een kwart percent, mag de rentevoet van de coöperatortoeslag naar het hogere kwart percent worden afgerond.

Voor de toepassing van c, tweede lid, wordt de rentevoet van de coöperatortoeslag op de rentevoet van de getrouwheidspremie of op de rentevoet van de aangroeipremie toegerekend;

e) bij terugbetaling, op de contractuele vervaldag of na die vervaldag, van spaardeposito's gevormd ter uitvoering van een contractueel spaarplan met een duur van tenminste 3 jaar en waarbij de titularis zich ertoe verbindt maandelijks een bepaald bedrag op zijn spaardeposito te storten, zijn de in b, tweede en derde lid, vermelde termijnen niet van toepassing;

5° in de publiciteit omtrent de vergoedingsvoorwaarden van de spaardeposito's, mogen de bestanddelen van de vergoeding niet worden opgeteld. Tevens moeten zij afzonderlijk worden vermeld en onmiddellijk gevolgd worden door de vermelding dat ze op jaarbasis worden berekend.

III. INKOMSTEN VAN PREFERENTE AANDELEN VAN DE NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN

Nummer 21/2

Voor de belastinghervorming van 1962 waren de inkomsten van die aandelen - met inbegrip van de Zwitserse en Nederlandse uitgiften - vrijgesteld van alle zakelijke en personele belastingen, zodat ze noch aan de MB, noch aan de APB waren onderworpen. Door te preciseren dat ze niet begrepen zijn in de inkomsten van roerende goederen en kapitalen, stelt art. 21, 1°, WIB 92, die inkomsten vrij van de PB en wordt de vroegere vrijstelling aldus in het nieuwe stelsel overgebracht.

Wel te verstaan is die vrijstelling ook van toepassing wanneer de bovenvermelde inkomsten, voortgebracht door aandelen die voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt, bijdragen tot het beroepsinkomen en dus voor de bepaling van het belastbare beroepsinkomen moeten worden afgetrokken.

IV. INKOMSTEN UIT AANDELEN BETAALD OF TOEGEKEND BIJ GEHELE OF GEDEELTELIJKE VERDELING VAN HET MAATSCHAPPELIJK VERMOGEN OF BIJ VERKRIJGING VAN EIGEN AANDELEN

Nummer 21/3

Overeenkomstig art. 21, 2°, WIB 92, omvatten de inkomsten van roerende goederen en kapitalen niet de inkomsten uit aandelen, andere dan die vermeld in art. 19, § 1, 4°, WIB 92, die in de volgende gevallen worden betaald of toegekend :

- bij gehele verdeling van het maatschappelijk vermogen;

- bij gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen;

- bij verkrijging van eigen aandelen,

wanneer die verrichtingen zijn uitgevoerd door een binnenlandse of buitenlandse vennootschap.

Alle "liquidatieboni" zijn derhalve vrijgesteld als roerende inkomsten, met uitzondering van dergelijke inkomsten die door beleggingsvennootschappen zijn betaald of toegekend, wanneer bij het openbaar aanbod in België van de aandelen verbintenissen werden aangegaan die, wat het terugbetalingsbedrag of de rendementsvoet ervan betreft, bepaald waren en wanneer die verbintenissen betrekking hebben op een periode kleiner dan of gelijk aan acht jaar; die inkomsten zijn belastbaar als "interest" (art. 19, § 1, 4°, WIB 92).

Nummer 21/4

Er wordt tevens opgemerkt dat de bedoelde inkomsten belastbaar zijn als beroepsinkomsten wanneer de aandelen welke die inkomsten voortbrengen worden gebruikt voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid van de verkrijger van die inkomsten (art. 37, WIB 92).

Nummer 21/5

...

V. INKOMSTEN UIT BELGISCHE OVERHEIDSFONDSEN UITGEGEVEN MET VRIJSTELLING VAN ZAKELIJKE EN PERSONELE BELASTINGEN OF VAN ELKE BELASTING

Nummer 21/6

Die inkomsten (zie lijst in 21/7) waren voor de belastinghervorming van 1962 niet alleen van MB, maar ook van APB vrijgesteld.

Door te bepalen dat ze niet begrepen zijn in de inkomsten van roerende goederen en kapitalen, stelt art. 21, 3°, WIB 92, die inkomsten vrij van de PB - zoals van de RV - vermits ze, anderdeels, ook niet worden ingedeeld in een andere categorie van belastbare inkomsten en wordt de vroegere vrijstelling aldus gehandhaafd.

Die vrijstelling is eveneens van toepassing op de bedoelde inkomsten voortgebracht door effecten die worden gebruikt voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid van de verkrijger van die inkomsten, die bijdragen tot het beroepsinkomen; ze moeten derhalve voor de vaststelling van het belastbare beroepsinkomen worden afgetrokken.

Nummer 21/7

Lijst van de leningen van de Staat waarvan de inkomsten vrijgesteld zijn van de verschillende inkomstenbelastingen.

Geconsolideerde binnenlandse schuld

Lotenlening van 1932 (de loten zijn eveneens vrijgesteld).

Lotenlening van 1933 (de loten zijn eveneens vrijgesteld).

VI. LOTEN VAN EFFECTEN VAN LENINGEN

Nummer 21/8

Art. 21, 4°, WIB 92, sluit de loten van effecten van leningen uit de categorie van de inkomsten van roerende goederen en kapitalen, aangezien die loten door art. 90, 6°, WIB 92, bij de categorie van de diverse inkomsten worden ingedeeld. Zij worden derhalve als diverse inkomsten van roerende aard en niet als inkomsten van roerende goederen en kapitalen of als beroepsinkomsten (wanneer de effecten voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid van de verkrijger van die inkomsten worden gebruikt) aan de PB onderworpen, voor zover ze evenwel niet van elke Belgische zakelijke en personele belasting of van elke belasting zijn vrijgesteld (zie 90/32).

VII. INKOMSTEN VAN SPAARDEPOSITO'S

A. ALGEMEEN

Nummer 21/9

Art. 21, 5°, WIB 92, bestempelt de eerste schijf van 50.000 F (9) per jaar van de inkomsten uit spaardeposito's die zonder overeengekomen vaste termijn of opzeggingstermijn zijn ontvangen door de in België gevestigde kredietinstellingen die vallen onder de W. 22.3.1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, en mits zij beantwoorden aan welbepaalde voorwaarden (zie 21/10 tot 14), als niet als inkomsten van roerende goederen en kapitalen belastbare inkomsten.

[ 9 Dat bedrag wordt geïndexeerd overeenkomstig art. 178, WIB 92 (zie 178/2 en 178/Bijlage/1).]

B. VOORWAARDEN WAARAAN DE SPAARDEPOSITO'S MOETEN VOLDOEN

Nummer 21/10

Opdat de inkomsten uit spaardeposito's niet als inkomsten van roerende goederen en kapitalen zouden worden aangemerkt, moeten de spaardeposito's bij kredietinstellingen voldoen aan de criteria, door de Koning bepaald op eensluidend advies van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen in toepassing van de bankwetgeving. Die criteria moeten voorkomen dat de spaartegoeden hun specificiteit zouden verliezen ten opzichte van de overige marktinstrumenten en hebben onder meer betrekking op :

- de munt waarin de deposito's luiden (BEF of Ecu);

- de voorwaarden en wijze van terugneming en opneming;

- de structuur, het niveau en de wijze van berekening van de vergoeding ervan.

De bovenvermelde criteria zijn vastgelegd in art. 2, KB/WIB 92.

Nummer 21/11

De vergoeding van de bedoelde spaardeposito's bestaat verplicht maar ook uitsluitend uit :

- een basisrente;

- een getrouwheidspremie en/of een aangroeipremie.

De basisrentevoet die een instelling voor de ontvangen spaardeposito's toekent, mag 4 % niet overschrijden.

De rentevoet van de getrouwheidspremie en de rentevoet van de aangroeipremie mag niet hoger liggen dan 50 % van de maximale basisrentevoet waarvan sprake in het vorige lid (10) . Indien dit percentage niet gelijk is aan een veelvoud van een kwart percent, wordt de rentevoet van de getrouwheidspremie of van de aangroeipremie op het lagere kwart percent afgerond.

Bij instellingen opgericht in de vorm van een coöperatieve vennootschap mag de getrouwheidspremie voor de spaardeposito's van coöperatoren, geheel of gedeeltelijk, maar maximaal tot 15 % van de maximale basisrentevoet, worden vervangen door een coöperatortoeslag berekend op dezelfde wijze als de basisrente.

Indien het in het vorige lid vermelde percentage niet gelijk is aan een veelvoud van een kwart percent, mag de rentevoet van de coöperatortoeslag naar het hogere kwart percent worden afgerond.

[ 10 In de huidige stand van de wetgeving mag de rentevoet van de getrouwheidspremie en de rentevoet van de aangroeipremie dus niet meer bedragen dan 2 % (d.w.z. 50 % van de maximale basisrentevoet van 4 %), ook al is de werkelijk toegepaste basisrentevoet lager dan 4 %.]

Nummer 21/12

Wanneer de bedoelde vergoedingsvoorwaarden niet worden nageleefd, mag de fiscale vrijstelling ingevolge art. 21, 5°, WIB 92, niet worden verleend en is de eerste schijf van 50.000 F (11) interest een in principe belastbaar inkomen van roerende goederen en kapitalen, waarop derhalve ook RV verschuldigd is.

[(11) Dat bedrag wordt geïndexeerd overeenkomstig art. 178, WIB 92 (zie 178/2 en 178/Bijlage/1).]

Nummer 21/13

Voor de vaststelling van het bedrag van de inkomsten van roerende goederen en kapitalen dat aan de PB onderworpen is, kan de vrijstelling van 50.000F ( 11 ) slechts eenmaal worden toegepast per belastingplichtige of, in voorkomend geval, per gezin indien de inkomsten van roerende goederen en kapitalen van de ouders en de kinderen worden samengevoegd (zie ministeriële verklaring, Kamer, Parl. Hand., zitting van 14.6.1962, blz.31).

[ (11) Dat bedrag wordt geïndexeerd overeenkomstig art. 178, WIB 92 (zie 178/2 en 178/Bijlage/1).]

Voorbeeld (aj. 1999)

Nummer 21/14

Gezin waarin de aanslag op naam van beide echtgenoten wordt gevestigd en de inkomsten van de twee kinderen voor de toepassing van de PB worden samengevoegd met die van hun ouders.

Interest uit spaardeposito's (nettobedrag over het jaar 1998) :

Vader (titularis van de twee boekjes) :

Boekje A :

70.000 F

Boekje B :

20.000 F

Moeder :

Boekje C :

25.000 F

Eerste kind :

Boekje D :

10.000 F

Tweede kind :

Boekje E :

5.000 F

Totaal :

130.000 F

Inkomsten die aan de RV werden onderworpen : 70.000 F - 55.000 F (zie 178/Bijlage/1) = 15.000 F.

Inkomsten van roerende goederen en kapitalen waarvan de aangifte verplicht is en die afzonderlijk worden belast tegen een aanslagvoet van 15 % (behoudens indien het stelsel van de volledige samentelling van de inkomsten voordeliger uitvalt voor de belastingplichtige) : 60.000 F, zijnde 130.000 F - 55.000 F = 75.000 F, te verminderen met het nettobedrag van de inkomsten waarop reeds RV werd ingehouden (15.000 F).

VIII. DIVIDENDEN VAN DOOR DE NATIONALE RAAD VAN DE COOPERATIE ERKENDE COOPERATIEVE VENNOOTSCHAPPEN

Nummer 21/15

De eerste schijf van 5.000 F (12) van dividenden van coöperatieve vennootschappen die door de Nationale Raad van de Coöperatie zijn erkend, wordt door art. 21, 6°, WIB 92, uit de inkomsten van roerende goederen en kapitalen gesloten en derhalve van de PB vrijgesteld.

De verbruiks-, landbouw-, productie-, distributie- en dienstcoöperaties kunnen worden erkend, mits ze aan de terzake gestelde voorwaarden voldoen.

Die erkenningen geschieden overeenkomstig de bepalingen van KB8.1.1962. De erkende vennootschappen worden opgenomen in lijsten die bij ministerieel besluit worden gepubliceerd.

Voor de vaststelling van het bedrag van de inkomsten van roerende goederen en kapitalen die aan de PB onderworpen zijn, wordt de vrijstelling van 5.000 F (12) evenwel slechts éénmaal toegestaan per belastingplichtige of, in voorkomend geval, per gezin, indien de inkomsten van roerende goederen en kapitalen van de ouders en de kinderen worden samengevoegd voor de toepassing van de PB (zie naar analogie 21/13).

[ (12) Dat bedrag wordt geïndexeerd overeenkomstig art. 178, WIB 92 (zie 178/2 en 178/Bijlage/1).]

Nummer 21/15.1

Er wordt opgemerkt dat - in de eventualiteit dat een belastingplichtige tijdens éénzelfde belastbaar tijdperk zowel tegen 15 % als tegen 25% belastbare dividenden verkregen heeft - de vrijstelling van 5.000 F ( 13 ) bij voorrang mag worden toegepast op de dividenden die in beginsel tegen het tarief van 25 % belastbaar zijn (PV nr 1403, 9.6.1998, Volksv. Daems, Bull.787, blz. 2531).

[ (13) Dat bedrag wordt geïndexeerd overeenkomstig art. 178, WIB 92 (zie 178/2 en 178/Bijlage/1).]

IX. INKOMSTEN UIT EFFECTEN VAN HERFINANCIERINGSLENINGEN

Nummer 21/16

Art. 21, 7°, eerste lid, WIB 92, bepaalt dat de inkomsten uit effecten van leningen voor de herfinanciering van leningen gesloten door de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting en de Nationale Landmaatschappij of door het Amortisatiefonds van de leningen voor de sociale huisvesting, geen inkomsten van roerende goederen en kapitalen zijn.

Nummer 21/17

Art. 21, 7°, tweede lid, WIB 92, stelt evenwel dat die bepaling slechts geldt voor de leningen toegestaan bij KB 25.11.1986, KB 5.12.1986, KB 9.7.1987 en KB 18.6.1987.

X. INKOMSTEN VAN PENSIOENSPAARREKENINGEN

Nummer 21/18

Ingevolge art. 21, 8°, WIB 92, worden de inkomsten die in het kader van het pensioensparen worden verleend of toegekend aan daartoe erkende instellingen voor collectieve belegging (pensioenspaarfondsen - zie 145/8/9) of aan houders van een individuele spaarrekening (zie 145/8/13) ter- zake van de in die rekening begrepen activa, voorzover aan de op dat stuk gestelde vereisten is voldaan en de gestorte bedragen in het kader van het pensioensparen voor de belastingvermindering als bedoeld in art. 145/1, 5°, WIB 92, in aanmerking zijn genomen, niet als inkomsten van roerende goederen en kapitalen aangemerkt.

Nummer 21/19

Tevens moet de in art. 145/1, 5°, WIB 92, bedoelde belastingvermindering in principe daadwerkelijk door de spaarder verkregen zijn. Om dubbele belasting te vermijden, blijft de vrijstelling echter behouden indien de belastingvermindering tenminste voor één vroeger belastbaar tijdperk is toegestaan.

Nummer 21/20

Indien de belastingplichtige tijdens een belastbaar tijdperk op meer dan één rekening heeft gestort, geldt de vrijstelling als inkomsten van roerende goederen en kapitalen slechts voor de inkomsten van ten hoogste één rekening. De vrijstelling wordt ook gedeeltelijk geweigerd voor rekeningen waarop meer dan 20.000 F (14) per jaar is gestort.

[(14) Dat bedrag wordt geïndexeerd overeenkomstig art. 178, WIB 92 (zie 178/2 en 178/Bijlage/1).]

XI. INKOMSTEN DIE BEGREPEN ZIJN IN KAPITALEN EN AFKOOPWAARDEN VAN BEPAALDE LEVENSVERZEKERINGSCONTRACTEN

A. ALGEMEEN

Nummer 21/21

Krachtens art. 21, 9°, WIB 92, zijn de inkomsten van de in art. 19, § 1, 3°, WIB 92 (15) omschreven kapitalen en afkoopwaarden betreffende individuele levensverzekeringscontracten gesloten door een natuurlijke persoon, volledig vrijgesteld in elk van de volgende, los van elkaar staande, gevallen :

1° wanneer de belastingplichtige die het levensverzekeringscontract heeft aangegaan alleen zichzelf heeft verzekerd en de voordelen van het contract bij leven bedongen zijn ten eigen gunste en het contract voorziet in het betalen bij het overlijden van een kapitaal dat gelijk is aan ten minste 130% van het totaal van de gestorte premies;

2° wanneer het levensverzekeringscontract gesloten is voor meer dan 8 jaar en de kapitalen of afkoopwaarden effectief worden betaald meer dan 8 jaar na het sluiten van het contract.

[ (15) In art. 19, § 1, 3°, WIB 92, zijn de inkomsten bedoeld die begrepen zijn in kapitalen en afkoopwaarden vereffend bij leven, betreffende levensverzekeringscontracten die de belastingplichtige individueel heeft gesloten, wanneer het gaat om :

- contracten die een gewaarborgd rendement bepalen en waarvan geen enkele premie aanleiding heeft gegeven tot een belastingvermindering voor het lange termijnsparen overeenkomstig de art. 145/1 tot 145/20, WIB 92;

- contracten die verbonden zijn aan één of verschillende beleggingsfondsen wanneer bij hun inschrijving verbintenissen worden aangegaan die wat betreft hun duur en hun bedrag of hun rendementsvoet bepaald zijn.]

B. VOORWAARDEN WAARAAN DE CONTRACTEN MOETEN VOLDOEN

1. Algemeen

Nummer 21/22

Art. 21, 9°, aanhef, WIB 92, bepaalt uitdrukkelijk dat het levensverzekeringscontract door een natuurlijke persoon moet gesloten zijn. Rechtspersonen zijn dus uitgesloten van de vrijstelling.

Anderzijds worden slechts de in art. 19, § 1, 3°, WIB 92, omschreven levensverzekeringscontracten bedoeld, die voldoen aan bepaalde voorwaarden die verschillen naargelang die contracten een looptijd van ten hoogste 8 jaar of een looptijd van meer dan 8 jaar hebben.

2. Contracten met een looptijd van ten hoogste 8 jaar

Nummer 21/23

De inkomsten die begrepen zijn in kapitalen en afkoopwaarden betreffende de bedoelde contracten, zijn vrijgesteld als inkomsten van roerende goederen en kapitalen, wanneer :

- de belastingplichtige die het contract heeft aangegaan alleen zichzelf heeft verzekerd;

- de voordelen van het contract bij leven bedongen zijn ten eigen gunste;

- het contract - ongeacht zijn rendement - in de betaling voorziet van een kapitaal bij overlijden dat ten minste 130 % van het totaal van de gestorte premies bedraagt. Die overlijdensdekking mag in de loop van het contract op geen enkel ogenblik onder die grens zakken.

Die grens van 130 % is in feite het gevolg van een arbitrage. Enerzijds krijgen de verzekeraars beperkingen opgelegd inzake het rendement dat ze mogen aanbieden (16), en anderzijds is het zo dat wanneer dit type contract voorziet in een uitkering bij overlijden die ten minste 130 % van de gestorte premies bedraagt, het rendement al zover wordt afgeroomd dat het niet interessanter is dan een gewone kasbon (Kamer, Gewone Zitting 1992-1993, Stuk 1072/8, blz. 75).

[ (16) Zie in dit verband o.m. het KB 17.12.1992 betreffende de levensverzekeringsactiviteit (BS 31.12.1992), gewijzigd door KB 30.4.1999 (BS 16.7.1999).]

3. Contacten met een looptijd van meer dan 8 jaar

Nummer 21/24

De inkomsten begrepen in de kapitalen en afkoopwaarden betreffende die contracten zijn eveneens volledig vrijgesteld wanneer het contract gesloten is voor meer dan 8 jaar en de kapitalen of afkoopwaarden daadwerkelijk meer dan 8 jaar na het sluiten van het contract betaald worden (behalve in geval van overlijden).

De vrijstelling zal daarentegen geweigerd worden wanneer kapitalen of afkoopwaarden vereffend worden in de eerste 8 jaar vanaf het sluiten van het contract, ook al werd het contract voor een looptijd van meer dan 8 jaar afgesloten (Senaat, Zitting 1992-1993, Memorie van Toelichting, Stuk 762-1, blz 5).

Voor de toepassing van die regel moeten de "voorschotten op contracten" die in de eerste 8 jaar van het contract worden toegekend, met afkoopwaarden worden gelijkgesteld.

XII. DOOR ERKENDE VENNOOTSCHAPPEN MET EEN SOCIAAL OOGMERK BETAALDE OF TOEGEKENDE INTERESTEN OF DIVIDENDEN

A. ALGEMEEN

Nummer 21/25

Overeenkomstig art. 21, 10°, WIB 92, is de eerste schijf van 5.000 F (17) van interesten of dividenden betaald of toegekend door erkende vennootschappen met een sociaal oogmerk die in welbepaalde sectoren actief zijn, niet belastbaar als inkomen van roerende goederen en kapitalen.

Voor de vaststelling van het bedrag van de inkomsten van roerende goederen en kapitalen die aan de PB onderworpen zijn, wordt de vrijstelling van 5.000 F (17) - die geldt voor het totaal van de interesten en dividenden ontvangen van erkende vennootschappen met een sociaal oogmerk- evenwel slechts éénmaal toegestaan per belastingplichtige of in voorkomend geval, per gezin, indien de inkomsten van roerende goederen en kapitalen van de ouders en de kinderen worden samengevoegd voor de toepassing van de PB (zie naar analogie 21/13 en 21/15, vierde lid).

[ (17) Dit bedrag wordt geïndexeerd overeenkomstig art. 178, WIB 92 (zie 178/2 en 178/Bijlage/1).]

Nummer 21/26

Tevens wordt opgemerkt dat - in de veronderstelling dat een belastingplichtige tijdens éénzelfde belastbaar tijdperk - zowel tegen 15 % als tegen 25 % belastbare interesten en/of dividenden van erkende vennootschappen met een sociaal oogmerk verkregen heeft, de vrijstelling van 5.000 F (18) bij voorrang mag worden toegepast op de dividenden die in beginsel tegen het tarief van 25 % belastbaar zijn (zie naar analogie 21/15.1).

[(18) Dit bedrag wordt geïndexeerd overeenkomstig art. 178, WIB 92 (zie 178/2 en 178/Bijlage/1).]

B. VOORWAARDEN WAARAAN DE VENNOOTSCHAPPEN MET EEN SOCIAAL OOGMERK MOETEN VOLDOEN

Nummer 21/27

Opdat de eerste schijf van 5.000 F (19) van de interesten of dividenden betaald of toegekend door erkende vennootschappen met een sociaal oogmerk niet als een belastbaar roerend inkomen zou worden aangemerkt, moeten die vennootschappen verplicht aan de volgende voorwaarden voldoen:

1° zij moeten erkend zijn zowel door de Minister van Financiën als door de minister of de ministers die bevoegd zijn tot de verlening ervan,

2° zij moeten uitsluitend als maatschappelijk doel hebben :

- de bijstand aan personen;

- de vernieuwing van afgedankte bedrijfsruimte;

- de bescherming van het leefmilieu, daaronder begrepen de recyclage;

- de natuurbescherming en het natuurbehoud;

- de verwerving, het bouwen, de vernieuwing, de verkoop of het verhuren van sociale huisvesting;

- de hulp aan ontwikkelingslanden;

- de productie van duurzame energie;

- de vorming;

- de financiering van de hierboven bedoelde vennootschappen,

3° hun statuten moeten bepalen dat in geval van vereffening het volledige netto-actief opnieuw wordt geïnvesteerd in een andere in 2° vermelde vennootschap met sociaal oogmerk.

[(19) Dit bedrag wordt geïndexeerd overeenkomstig art. 178, WIB 92.]