Artikel 275^6, WIB 92
Art. 275^6, nieuw achtste lid, is van toepassing op de bezoldigingen die worden betaald of toegekend vanaf 01.04.2022 (art. 13 en 17, W 28.03.2022 - B.S. 31.03.2022; Numac: 2022031434)
De schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing bedoeld in artikel 270, eerste lid, 1°, die bezoldigingen als bedoeld in artikel 30, 1°, betalen of toekennen aan sportbeoefenaars die op 1 januari van het jaar dat volgt op dat waarin de vrijstelling wordt gevraagd, niet de leeftijd van 26 jaar hebben bereikt, worden ervan vrijgesteld 75 % van die bedrijfsvoorheffing in de Schatkist te storten, op voorwaarde dat de genoemde voorheffing volledig op die bezoldigingen wordt ingehouden.
De vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing bedoeld in het eerste lid wordt eveneens toegekend wanneer ze bezoldigingen als bedoeld in artikel 30, 1°, betalen of toekennen aan niet in het eerste lid bedoelde sportbeoefenaars, op voorwaarde dat uiterlijk op 31 december van het jaar dat volgt op dat waarin de vrijstelling wordt gevraagd, 55 % van deze vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing wordt besteed aan de opleiding van jonge sportbeoefenaars die de leeftijd van 23 jaar nog niet hebben bereikt op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de vrijstelling wordt gevraagd.
Voor de toepassing van het tweede lid wordt verstaan onder bedragen besteed aan de opleiding van jonge sportbeoefenaars, de bezoldiging van personen belast met de opleiding, begeleiding of ondersteuning van deze jonge sportbeoefenaars in hun sportbeoefening en de bezoldiging van de jonge sportbeoefenaars. De bezoldiging van jonge sportbeoefenaars omvat de betaalde of toegekende bezoldiging tot maximaal van het achtvoud van het bedrag bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars en de ermee verband houdende kosten bedoeld in artikel 52, 3°.
De in het eerste en tweede lid bedoelde bezoldigingen komen enkel in aanmerking in de mate dat gedurende de periode waarop de vrijstelling betrekking heeft, de sportbeoefenaars aan wie deze bezoldigingen werden betaald of toegekend sportprestaties hebben geleverd voor de in het eerste lid bedoelde schuldenaar.
Bij het verstrijken van de voormelde termijn, moeten de niet overeenkomstig het tweede en derde lid bestede bedragen in de Schatkist worden gestort, verhoogd met nalatigheidsinteresten berekend overeenkomstig artikel 414.
Om de in het eerste en tweede lid bedoelde vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing te verkrijgen, moet de schuldenaar het bewijs dat de sportbeoefenaar in hoofde van wie de vrijstelling wordt gevraagd, beantwoordt aan de voorwaarden tijdens de hele periode waarop de vrijstelling betrekking heeft en dat de bedragen werkelijk overeenkomstig het tweede en derde lid werden besteed, ter beschikking houden van de Federale Overheidsdienst Financiën. De Koning bepaalt de nadere regels voor het leveren van dit bewijs.
Dit artikel is eveneens van toepassing op de schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing bedoeld in artikel 270, eerste lid, 3°, die bezoldigingen als bedoeld in artikel 232, eerste lid, 2°, c, rechtstreeks betalen of toekennen aan sportbeoefenaars.
De in dit artikel bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing kan niet worden toegepast op de bedrijfsvoorheffing die aanvullend bovenop de bedrijfsvoorheffing die reglementair minimaal verschuldigd is, wordt ingehouden.