Commentaar van art. 275^6, WIB 92 (bijwerking)
Bijwerking Com.IB 92 d.d. 02.01.2017
TITEL VI: AAN DE VIER BELASTINGEN GEMENE BEPALINEN
HOOFDSTUK I: STORTING VAN DE BELASTING DOOR VOORHEFFING
Afdeling IV: Bedrijfsvoorheffing
Art. 275^6, WIB 92
275^6/0 | |
275^6/1 | |
275^6/2 | |
275^6/4 | |
275^6/5 | |
275^6/6 | |
275^6/8 | |
275^6/15 | |
275^6/16 |
Art. 275^6, WIB 92
INLEIDING
275^6/0
Deze versie van de commentaar is, tenzij anders vermeld, van toepassing op de werkgevers voor de bezoldigingen die zij betalen of toekennen vanaf 01.07.2010 tot en met de huidige bijwerking.
Deze versie werd geactualiseerd tot en met de wet van 28.04.2011 (BS 13.05.2011, art. 2 en 3).
I. WIB 92
275^6/1
Art.275^6– De schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing bedoeld in artikel 270, 1°, die bezoldigingen als bedoeld in artikel 30, 1°, betalen of toekennen aan sportbeoefenaars die op 1 januari van het jaar dat volgt op dat waarin de vrijstelling wordt gevraagd, niet de leeftijd van 26 jaar hebben bereikt, worden ervan vrijgesteld 70 pct. van die bedrijfsvoorheffing in de Schatkist te storten.
De vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing bedoeld in het eerste lid wordt eveneens toegekend wanneer ze bezoldigingen als bedoeld in artikel 30, 1°, betalen of toekennen aan niet in het eerste lid bedoelde sportbeoefenaars, op voorwaarde dat uiterlijk op 31 december van het jaar dat volgt op dat waarin de vrijstelling wordt gevraagd, de helft van deze vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing wordt besteed aan de opleiding van jonge sportbeoefenaars die de leeftijd van 23 jaar nog niet hebben bereikt op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de vrijstelling wordt gevraagd.
Voor de toepassing van het tweede lid wordt verstaan onder bedragen besteed aan de opleiding van jonge sportbeoefenaars, de bezoldiging van personen belast met de opleiding, begeleiding of ondersteuning van deze jonge sportbeoefenaars in hun sportbeoefening en de bezoldiging van de jonge sportbeoefenaars. De bezoldiging van jonge sportbeoefenaars omvat de betaalde of toegekende bezoldiging tot maximaal van het achtvoud van het bedrag bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars en de ermee verband houdende kosten bedoeld in artikel 52, 3°.
Bij het verstrijken van de voormelde termijn, moeten de niet overeenkomstig het tweede en derde lid bestede bedragen in de Schatkist worden gestort, verhoogd met nalatigheidsinteresten berekend overeenkomstig artikel 414.
Om de in het eerste en tweede lid bedoelde vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing te verkrijgen, moet de schuldenaar het bewijs dat de sportbeoefenaar in hoofde van wie de vrijstelling wordt gevraagd, beantwoordt aan de voorwaarden tijdens de hele periode waarop de vrijstelling betrekking heeft en dat de bedragen werkelijk overeenkomstig het tweede en derde lid werden besteed, ter beschikking houden van de Federale Overheidsdienst Financiën. De Koning bepaalt de nadere regels voor het leveren van dit bewijs.
De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het percentage van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing verhogen tot maximum 80 pct. of het verlagen tot minimum 60 pct..
Dit artikel is eveneens van toepassing op de schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing bedoeld in artikel 270, 3°, die bezoldigingen als bedoeld in artikel 232, eerste lid, 2°, c, rechtstreeks betalen of toekennen aan sportbeoefenaars.
II. KB/WIB 92
275^6/2
Art. 95^1 - (...)
In uitvoering van artikel 275^6, laatste lid, van hetzelfde Wetboek, wordt het in het eerste lid van datzelfde artikel vermelde percentage van 70 pct. verhoogd tot 80 pct.
Art. 952 - § 1. De in het derde lid vermelde schuldenaars van bedrijfsvoorheffing moeten voor de periode waarin zij bezoldigingen hebben toegekend waarvoor zij een deel of het geheel van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing niet in de Schatkist moeten storten, twee afzonderlijke aangiften in de bedrijfsvoorheffing overleggen volgens het in §§ 2 en 3 vermelde onderscheid.
(…)
De in het eerste lid bedoelde schuldenaars zijn:
(…)
6° de schuldenaars beoogd in artikel 275^6 van hetzelfde Wetboek, die bezoldigingen betalen of toekennen aan sportbeoefenaars;
(…)
§ 2. De eerste aangifte in de bedrijfsvoorheffing heeft betrekking op de aan al de werknemers betaalde of toegekende bezoldigingen en moet de volgende specifieke vermeldingen bevatten:
a) in het vak “belastbare inkomsten”: de door de werkgever voor die periode betaalde of toegekende belastbare bezoldigingen;
b) in het vak “belastbare inkomsten”: de door de werkgever voor die periode betaalde of toegekende belastbare bezoldigingen.
§ 3. De tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing heeft uitsluitend betrekking op de bezoldigingen van werknemers waarvoor een deel of het geheel van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing niet in de Schatkist moet worden gestort en moet, afhankelijk van de schuldenaars, de volgende specifieke vermeldingen bevatten:
a) in het vak "aard der inkomsten": de code die is opgenomen in bijlage IIIbis;
b) in het vak "belastbare inkomsten":
(…)
3° voor de in § 1, derde lid, 3° tot 6° en 8° tot 10°, bedoelde schuldenaars: de door de werkgever voor die periode betaalde of toegekende belastbare bezoldigingen;
(…)
c) in het vak "verschuldigde bedrijfsvoorheffing":
(…)
8° voor de in § 1, derde lid, 6°, bedoelde schuldenaars: een negatief bedrag gelijk aan 80 p.c. van de ingehouden bedrijfsvoorheffing op de belastbare bezoldigingen;
(…)
§ 4. Ter staving van hun aangiften in de bedrijfsvoorheffing moeten de in § 1 vermelde schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing de modaliteiten naleven die zijn opgenomen in bijlage IIIter.
(…)
275^6/3
Bijlage IIIbis van het KB/WIB 92, vermeldt de lijst van de codes met betrekking tot de aard van de inkomsten in toepassing van art. 90, § 3 (vanaf 30.04.2015) en 95^2, § 3, KB/WIB 92.
Bijlage IIIter van het KB/WIB 92, vermeldt de modaliteiten die nageleefd moeten worden door de in art. 95^2, § 1, KB/WIB 92 vermelde schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing (BV).
III. GELDEND PERCENTAGE
275^6/4
Het in artikel 275^6, eerste lid, WIB 92, vermelde percentage van 70 % wordt, door toepassing van het laatste lid van datzelfde artikel, verhoogd tot 80 % overeenkomstig artikel 95^1, KB/WIB 92 (sinds 01.01.2008).
IV. VOORWAARDEN
275^6/5
Het moet gaan om:
- schuldenaars zoals vermeld in art. 270, 1° of 3°, WIB 92
- bezoldigingen van de werknemers toegekend of betaald aan sportbeoefenaars die:
a) op 1 januari van het jaar volgend op dat waarin de vrijstelling wordt gevraagd, geen 26 jaar zijn
of
b) ouder dan 26 jaar zijn op 1 januari van het jaar volgend op dat waarin de vrijstelling wordt gevraagd op voorwaarde dat uiterlijk op 31 december van het jaar volgend op dat waarin de vrijstelling wordt gevraagd de helft van de doorstorting vrijgestelde BV wordt besteed aan de opleiding van jonge sportbeoefenaars die op 1 januari van het jaar dat volgt op dat waarin de vrijstelling werd gevraagd, nog geen 23 jaar oud zijn.
1. Bezoldigingen aan sportbeoefenaars
275^6/6
De notie sportbeoefenaar moet hier zeer restrictief geïnterpreteerd worden. De bezoldigingen betaald of toegekend aan scheidsrechters en trainers komen niet in aanmerking voor de vrijstelling.
Die regel is van toepassing voor de verschuldigde BV op de bezoldigingen ontvangen door zowel sportbeoefenaars die inwoner zijn, als sportbeoefenaars die niet-inwoner zijn en die in België persoonlijk een activiteit als sportbeoefenaar uitoefenen gedurende meer dan 30 dagen, te berekenen per tijdperk van 12 opeenvolgende maanden en per schuldenaar van de inkomsten.
275^6/7
Sinds 01.07.2010 zijn de bezoldigingen beperkt tot die bedoeld in art. 30, 1°, WIB 92, met uitsluiting dus van de bezoldigingen van de bedrijfsleiders.
2. Uitgaven voor de opleiding van jonge sportbeoefenaars
275^6/8
Onder opleiding van jonge sportbeoefenaars wordt zowel de lonen van mensen belast met de opleiding, begeleiding of ondersteuning van deze jonge sportbeoefenaars verstaan als de lonen van de jonge sportbeoefenaars zelf.
Deze besteding kan volgens de toelichting bij de wet van 04.05.2007 betreffende het fiscaal statuut van de bezoldigde sportbeoefenaars plaatsvinden binnen een club of in een andere sportieve eenheid die zou beschikken over jonge amateursportbeoefenaars begeleid door personen die voor deze activiteit een loon ontvangen en van wie de club die de besteding moet doen, geheel of gedeeltelijk de loonkosten zou dragen via een ad hoc overeenkomst (PV nr. 224, 07.03.2013, Carl Devlies, Vragen en Antwoorden, Kamer, 2012-2013, QRVA nr. 53/108 van 12.04.2013, blz. 601).
Als de bestedingsvoorwaarden voor de opleiding van jonge sportbeoefenaars niet nageleefd zijn, moet het bedrag dat niet correct is besteed in de Schatkist worden gestort, verhoogd met nalatigheidsinteresten berekend overeenkomstig artikel 414, WIB 92.
275^6/9
Alle onderdelen van de fiscale notie van 'bezoldigingen' komen in aanmerking. De voordelen van alle aard komen in aanmerking voor hun werkelijke waarde en enkel onder de voorwaarde dat ze in de belastingaangifte waren vermeld.
275^6/10
De terugbetaling van de kosten eigen aan de werkgever komt niet in aanmerking. Vergoedingen betaald aan vrijwilligers komen ook niet in aanmerking, aangezien een loon een arbeidsovereenkomst impliceert en geen loutere onbelastbare kostenvergoeding.
275^6/11
De scheidsrechters (vrijwilligers of in loondienst) komen nooit in aanmerking voor de bestedingsplicht aangezien ze niet kaderen in het begrip 'ondersteuning, opleiding of begeleiding van jonge sportbeoefenaars'.
Voor trainers die zowel jonge als oudere sportbeoefenaars opleiden moet in principe een verdeelsleutel worden gebruikt. Het is een feitenkwestie die vooral kan blijken uit de arbeidsovereenkomst.
275^6/12
De bezoldigingen betaald of toegekend vanaf 01.07.2010 aan jonge sportbeoefenaars zijn, krachtens art. 275^6, derde lid, WIB 92, beperkt tot maximaal het achtvoud van het bedrag bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet van 24.02.1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars. Het gaat concreet over het minimumbedrag van bezoldigingen dat men moet genieten om als een betaalde sportbeoefenaar te worden beschouwd.
275^6/13
Dit minimumbedrag wordt jaarlijks door een koninklijk besluit vastgesteld:
Periode | Bedrag |
01.07.2010 – 30.06.2011 | 8.675 |
01.07.2011 – 30.06.2012 | 8.850 |
01.07.2012 – 30.06.2013 | 9.027 |
01.07.2013 – 30.06.2014 | 9.208 |
01.07.2014 – 30.06.2015 | 9.400 |
01.07.2015 – 30.06.2016 | 9.600 |
01.07.2016 – 30.06.2017 | 9.800 |
275^6/14
Wanneer voor eenzelfde kalenderjaar verschillende bedragen gelden als bedoeld in artikel 2, § 1, van de voormelde wet van 24.02.1978 (de bedragen worden per seizoen vastgesteld), mag het gemiddelde van de voor dat kalenderjaar van toepassing zijnde bedragen worden gemaakt. Om uit te maken in welke mate de bezoldigingen van jonge sportbeoefenaars in aanmerking kunnen worden genomen voor de in artikel 275^6, tweede lid, WIB 92, bedoelde bestedingsverplichting, wordt voormeld gemiddeld bedrag vervolgens vermenigvuldigd met acht.
Voor het kalenderjaar 2016 bedraagt het in artikel 275^6, derde lid, WIB 92, bedoelde grensbedrag:
(9.600 + 9.800) : 2 x 8 = 77.600 euro.
V. BEWIJSSTUKKEN
275^6/15
Die schuldenaars moeten de volgende gegevens ter beschikking houden van de administratie:
- de volledige identiteit
- het nationaal nummer
- het bedrag van de betaalde bruto belastbare bezoldigingen
- het bedrag van de op die bezoldigingen ingehouden BV en een gedetailleerde berekening van die BV
- en, wat de sportbeoefenaars betreft die op 1 januari van het jaar dat volgt op dat waarin de vrijstelling wordt gevraagd, de leeftijd van 26 jaar hebben bereikt: het bewijs dat de helft van de vrijstelling van doorstorting van de BV werd besteed aan de opleiding van jonge sportbeoefenaars.
VI. BEREKENING
275^6/16
De basis van de berekening is het bedrag van de BV, berekend op de bruto belastbare bezoldigingen, betaald of toegekend aan de bedoelde sportbeoefenaars, ongeacht of de BV-berekening geschiedt via de schalen of een vast percentage.
275^6/17
Er is geen begrenzing aan de vrijstelling van doorstorting van de BV voor zover aan de voorwaarden is voldaan.
275^6/18
De vrijstelling van doorstorting van de BV is onderworpen aan twee aangiften in de BV.
In de eerste aangifte (274.10) die betrekking heeft op alle werknemers wordt in de rubriek 'belastbare inkomsten' het bruto belastbaar inkomen vermeld en in de rubriek 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing', de aanvankelijk verschuldigde bedrijfsvoorheffing.
Voor de tweede aangifte die uitsluitend betrekking heeft op de werknemers waarvoor een vrijstelling voor doorstorting wordt gevraagd, moeten volgende rubrieken ingevuld worden:
Aard der inkomsten: code vermeld in bijlage IIIbis KB/WIB 92:
41: sportbeoefenaars jonger dan 26 jaar
42: sportbeoefenaars van 26 jaar en ouder
48: niet-inwoners – sportbeoefenaars jonger dan 26 jaar
49: niet-inwoners – sportbeoefenaars van 26 jaar en ouder.
Belastbare inkomsten: belastbare bezoldigingen betaald of toegekend aan de bedoelde sportbeoefenaars vermelden.
Verschuldigde BV: een negatief bedrag gelijk aan 80 % van de ingehouden BV op de bedoelde belastbare bezoldigingen vermelden.