Commentaar van art. 414, WIB 92

Afdeling V - Interesten

Onderafdeling I - Nalatigheidsinteresten

Art. 414, WIB 92

I. Wettekst

414/0

II. Algemeen

414/1-9

A. Aard van de nalatigheidsinteresten

414/1

B. Toepassingsveld

414/2-3

C. Gevallen waarin geen nalatigheids-interest is verschuldigd

414/4-9

III. Berekening van de nalatigheidsinterest

414/10-72

A. Tarief

414/10-12

B. Berekeningsgrondslag

414/13

C. Periode waarvoor nalatigheidsinterest is verschuldigd

414/14-15

D. Vervaldag

414/16-44

E. Bepaling van de betalingsdatum

414/45-51

F. Schorsing van de loop der nalatigheidsinterest in geval van bezwaar

414/52-61

G. Boeking van de nalatigheidsinterest

414/62-67

H. Terugbetaling van de nalatigheidsinterest

414/68-72

I. WETTEKST

Nummer 414/0

Art. 414. - § 1. Bij wanbetaling binnen de in de artikelen 412 en 413 gestelde termijnen, brengen de verschuldigde sommen ten bate van de Schatkist, voor de duur van het verwijl, een interest op die is vastgesteld op 0,8 pct. per kalendermaand.

De Koning kan, wanneer zulks ingevolge de op de geldmarkt toegepaste rentevoeten verantwoord is, dit tarief aanpassen.

Die interest wordt voor elke aanslag berekend op de nog verschuldigde som, afgerond op het lagere duizendtal; de vervalmaand wordt niet medegerekend, doch de maand waarin de betaling geschiedt wordt voor een volle maand geteld.

Wanneer de bedrijfsvoorheffing evenwel niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, is daarenboven voor de vervalmaand een interest verschuldigd :

- voor een halve maand in de gevallen vermeld in artikel 412, tweede, derde en vijfde lid;

- voor een zesde van een maand in het geval vermeld in artikel 412, vierde lid.

De nalatigheidsinterest is niet verschuldigd wanneer hij geen 100 frank bedraagt of wanneer de berekeningsgrondslag ervan lager is dan 5.000 frank.

§ 2. Geschiedt de kennisgeving van de in artikel 375 bedoelde beslissing niet binnen achttien maanden na de indiening van het bezwaarschrift, dan is de in § 1 bedoelde nalatigheidsinterest niet verschuldigd voor het gedeelte van de aanslag dat hoger is dan het overeenkomstig artikel 410 vastgestelde bedrag, gedurende het tijdperk dat begint op de eerste van de maand welke volgt op die waarin die termijn van achttien maanden verstrijkt, en afloopt op het einde van de maand waarin van de beslissing van de directeur kennis wordt gegeven.

II.ALGEMEEN

A. AARD VAN DE NI

Nummer 414/1

De NI is geenszins een bestraffing, doch slechts een wettelijk ingestelde burgerlijke schadeloosstelling ter compensatie van de baten, die de belastingschuldigen verwerven door het in bezit houden van gelden die van rechtswege aan de Staat toekomen.

B. TOEPASSINGSVELD

Nummer 414/2

Onder voorbehoud van hetgeen hierna voor de eigenlijke geldboeten is bepaald, behoren al de bij het WIB ingevoerde belastingen, voorheffingen en andere rechten (met inbegrip van de provincie- en gemeenteopcentiemen en de belastingverhogingen welke de aanslagen behelzen), om het even of ze krachtens een kohier of op een andere wijze worden geïnd, tot het toepassingsgebied van de in art. 414, WIB 92, bedoelde NI.

Nummer 414/3

Wat de eigenlijke geldboeten betreft, moet het volgende onderscheid worden in acht genomen :

- de bepalingen van art. 414, WIB 92 gelden volledig voor de administratieve boeten, gelet op art. 445, 2e lid, WIB 92, luidens hetwelk deze boeten worden ingevorderd volgens de regels die van toepassing zijn inzake PB;

- op de andere boeten is in geen geval NI verschuldigd.

C. GEVALLEN WAARIN GEEN NI IS VERSCHULDIGD

Nummer 414/4

De bepaling volgens welke de NI niet verschuldigd is wanneer hij geen 100 F bedraagt of wanneer de berekeningsgrondslag ervan lager is dan 5.000 F (art. 414, § 1, laatste lid, WIB 92), moet ongeacht de duur van het verwijl worden in acht genomen.

Nummer 414/5

Voor de toepassing ervan wordt, naargelang het geval, rekening gehouden met de som die verschuldigd blijft op het totaal van de op éénzelfde aanslagbiljet voorkomende belastingen, ofwel op de totale belasting die normaal ineens op een bepaald tijdstip aan de bron moet worden gestort.

Nummer 414/6

Wanneer bij de bron verschuldigde belastingen of voorheffingen samen met een administratieve boete worden ingekohierd moet de berekening van de NI op die boete, die slechts eisbaar is twee maanden na verzending van het aanslagbiljet, steeds los gebeuren van de berekening van de NI op de hoofdsom. Zulks impliceert dat bij de berekening van de NI op elk van deze afzonderlijke bedragen rekening moet worden gehouden met de in art. 414, § 1, laatste lid, WIB 92 voorziene minima.

Nummer 414/7

In geval van overlijden van de belastingschuldige, wijkt de belastingwet niet af van art. 1220, BW dat stelt : De verbintenis die voor verdeling vatbaar is, moet tussen schuldeiser en schuldenaar ten uitvoer gebracht worden alsof zij ondeelbaar was. De deelbaarheid is alleen van toepassing ten aanzien van hun erfgenamen, die de schuld niet kunnen vorderen of niet verplicht zijn deze te voldoen dan voor het aandeel waarop zij recht hebben of waartoe zij gehouden zijn als vertegenwoordigers van de schuldeiser of van de schuldenaar. Hieruit volgt dat de personen die in hun hoedanigheid van erfgenaam een belastingschuld moeten vereffenen, als onderscheiden belastingschuldigen moeten worden beschouwd voor hun deel in die schuld. Geen enkele NI mag derhalve worden gevorderd in verband met de aanslagen, elk afzonderlijk genomen, tot betaling waarvan zij aldus gedeeltelijk zijn gehouden, wanneer het door hen te vereffenen deel van de aanslag lager is dan 5.000 F of de NI betreffende dat deel geen 100 F bedraagt.

Nummer 414/8

Op dezelfde wijze moet worden gehandeld wanneer tegenover echtgenoten die zijn gehuwd onder een stelsel van scheiding van goederen of een ander stelsel dat geen vorm van gemeenschap insluit, toepassing moet worden gemaakt van art. 294, § 2, WIB (aj.1980 en vorige) of van de art. 393 en 394, WIB 92 aj. 1981 en volgende). Deze toepassing brengt een splitsing mede tussen de echtgenoten en eventueel de kinderen, zodat men zich alsdan geplaatst ziet tegenover verschillende schuldenaars die elk persoonlijk gehouden zijn hun persoonlijk aandeel te betalen. In navolging van hetgeen ten aanzien van erfgenamen wordt voorgeschreven bestaat dan ook de noodzaak om elk van die evenredige delen voor de toepassing van art. 414, § 1, laatste lid, WIB 92 als een afzonderlijke schuld te beschouwen.

Nummer 414/9

Die regel geldt, mutatis mutandis, wanneer de invordering van een belasting, gevestigd ten name van vennoten in vennootschappen, die voor de aj. 1986 en vorige hebben geopteerd voor het belasten van hun winsten in de PB, bij toepassing van art. 299, WIB gedeeltelijk rechtstreeks ten laste van de vennootschap wordt vervolgd.

III. BEREKENING VAN DE NI

A. TARIEF

Nummer 414/10

De W 4.8.1986, houdende fiscale bepalingen (V 1852 - Bull. 656) heeft het tarief van de NI vanaf 1.10.1986 op 0,8 % per kalendermaand gebracht.

Voor de periode van 1.8.1974 tot 30.9.1986 moet de NI evenwel worden berekend aan 1 % per kalendermaand.

Vóór 1.8.1974 was het vigerende tarief inzake NI 0,6 % per kalendermaand.

Nummer 414/11

Bij de berekening van de NI met betrekking tot oudere aanslagen moeten derhalve in voorkomend geval diverse tarieven worden in aanmerking genomen.

Voorbeeld

Aanslag PB, aj. 1973, vervaldag : 31.5.1974.

De eerste betaling voor deze aanslag wordt slechts verricht op 30.4.1990.

De NI moeten worden berekend a rato van :

- 0,6 % voor de periode van 01.06.1974 tot 31.07.1974;

- 1 % voor de periode van 01.08.1974 tot 30.09.1986;

- 0,8 % voor de periode van 01.10.1986 tot 30.04.1990.

Nummer 414/12

Art. 414, 2e lid, WIB 92 verleent de Koning bovendien de macht om, wanneer de evolutie van de rentevoeten op de geldmarkt het althans verantwoorden, het tarief van de NI aan te passen.

B. BEREKENINGSGRONDSLAG

Nummer 414/13

Overeenkomstig art. 414, § 1, 3e lid, WIB 92 wordt de NI voor elke aanslag berekend op de nog verschuldigde som, afgerond op het lagere duizendtal.

Wanneer deze berekeningsgrondslag evenwel lager is dan 5.000 F is er geen NI verschuldigd (zie 414/4 tot 9).

C. PERIODE WAARVOOR NI IS VERSCHULDIGD

Nummer 414/14

Uit de bewoordingen van art. 414, §1, 3e lid, WIB 92 moet worden afgeleid dat het in aanmerking te nemen verwijl in principe in volledige maanden wordt vastgesteld : het vangt immers aan de eerste dag van de maand volgend op de vervaldag (dit is de laatste dag van de betalingstermijn) en verstrijkt op de laatste dag van de maand waarin de betaling geschiedt.

Nummer 414/15

Het 4e lid van § 1 van hetzelfde artikel voorziet op dit principe evenwel afwijkingen voor de BV. Deze bestaan erin dat indien de BV niet binnen de in art. 412, WIB 92 gestelde termijn wordt betaald er voor de vervalmaand tevens een halve maand NI verschuldigd is. Bij laattijdige betaling van de BV betreffende de gedurende de eerste 15 dagen van december betaalde of toegekende inkomsten, die door bepaalde BV-schuldenaars uiterlijk op 24 december moet worden vereffend (zie 412/23 tot 25) is er voor de vervalmaand slechts een zesde van een maand NI verschuldigd.

Met de afwijking waardoor voor de vervalmaand ook een halve maand interest wordt aangerekend en die met ingang van 1 januari 1985 van toepassing is, heeft de wetgever in een streven naar een doelmatige en versnelde belastinginning, een einde willen stellen aan een veel voorkomende praktijk die erin bestond systematisch de betaling van de BV te verdagen tot het einde van de vervalmaand, zonder het gevaar te lopen nalatigheidsinteresten te moeten betalen (PV nr. 186 van 5.2.1985, Bull.VA Senaat nr. 21 van 5.3.1985, Bull. 640, blz. 1328).

D. VERVALDAG

1. Algemeen

Nummer 414/16

In de commentaar op de art. 412 en 413, WIB 92 is besproken hoe de vervaldagen inzake de bij het WIB ingevoerde belastingen, voorheffingen en andere rechten moeten worden vastgesteld.

Nummer 414/17

In de gevallen waarin de administratie bijzondere betalingstermijnen toestaat (zie voor de RV : 412/4 tot 12, voor de BV : 412/26 tot 29 en voor de BV verschuldigd door de door het Comité der Lloyds te Londen aangestelde in België gevestigde agenten en makelaars : 412/33) is geen NI verschuldigd wanneer die termijnen voor elk te betalen bedrag niet worden overschreden.

2. Bijzonderheden

a) Aan de bron verschuldigde belastingen

NI op de BV die slechts per kwartaal moet worden vereffend

Nummer 414/18

Bij analogie met de maandelijkse betalingen van BV voorziet art. 414, § 1, 4e lid, WIB 92 at ook voor de kwartaalbetalingen van de BV, door BV-schuldigen die voor het vorige jaar minder dan 1 miljoen frank (geïndexeerd) BV verschuldigd waren (cf. 412/15 tot 22), er bij te late betaling voor de vervalmaand een halve maand interest wordt aangerekend.

Nummer 414/19

Eénzelfde halve maand interest is verschuldigd voor de betrokken maand december indien het in art. 412, laatste lid, WIB 92 bedoelde voorschot van 66 % (zie 412/19 en 21) na 15 december wordt betaald.

Nummer 414/20

Er wordt opgemerkt dat de eventueel door BV-schuldigen die voor het vorige jaar minder dan 1 miljoen frank (vóór indexatie) BV verschuldigd waren, gedane maandelijkse betalingen, bij de berekening van de NI als voorschotten moeten worden beschouwd.

Nummer 414/21

Voorbeelden

Gegevens betreffende een werkgever die in 1991 minder dan 1.100.000 F BV verschuldigd was.

1e voorbeeld

Aangifte van BV op inkomsten van het 3e trimester ten belope van : 220.000 F (BV te betalen uiterlijk op 15.10.1992).

1e geval :

betaling BV op 25.10.1992 : 220.000 F

Verschuldigde NI : 220 x 8 x 0,5 = 880 F

2e geval :

betaling BV op 10.12.1992 : 220.000 F

Verschuldigde NI : 220 x 8 x 2,5 = 4.400 F

3e geval :

betaling BV op 18.08.1992 : 68.000 F

16.09.1992 : 75.000 F

20.10.1992 : 77.000 F

220.000 F

Verschuldigde NI : 77 x 8 x 0,5 = 308 F

2e voorbeeld

Dezelfde werkgever gaf over het 2e kwartaal van 1992, d.w.z. de maanden april, mei en juni 1992, in totaal 195.000 F aan.

1e geval : aangifte van het voorschot aan BV op de inkomsten van het 4e trimester 1992 (art. 412, 5e lid, WIB 92) : 128.700 F, zijnde de vereiste 66 % (195.000 F x 66 % = 128.700 F); te betalen uiterlijk op 15.12.1992.

- 1e veronderstelling : betaling op 18.12.1992 : 128.700 F

Verschuldigde NI :

128 x 8 x 0,5 = 512 F

- 2e veronderstelling : betaling op 10.01.1993 : 128.700 F

Verschuldigde NI :

128 x 8 x 1,5 = 1.536 F

2e geval : aangifte van het voorschot aan BV op de inkomsten van het 4e trimester 1992 (art. 412, 5e lid, WIB 92) : 105.200 F, te betalen op uiterlijk 15.12.1992. De werkgever voert op 14.12.1992 een betaling uit van 105.200 F.

- 1e mogelijkheid : indien de werkgever inderdaad slechts 105.200 F voor het 4e trimester verschuldigd is, is het hem toegestaan slechts dit bedrag uiterlijk op 15.12.1992 te betalen in plaats van de vereiste 66 %. Gelet op de op 14.12.1992 gedane betaling van 105.200 F, zijn er in dit geval geen NI verschuldigd.

- 2e mogelijkheid : naderhand blijkt dat de door hem over het 4e kwartaal verschuldigde BV meer bedraagt dan het op 14.12.1992 gestorte bedrag van 105.200 F.

Veronderstel :

a) dat hij op 20.01.1993 met betrekking tot het 4e kwartaal van 1992 nog een aanvullende aangifte en betaling doet ten belope van 13.300 F, zodat de totaal verschuldigde BV over het 4e trimester uiteindelijk 118.500 F bedraagt (bedrag dat nog steeds lager is dan 66 % van de BV van het 2e kwartaal).

Verschuldigde NI :

13 x 8 x 1,5 = 156 F

b) dat hij op 20.01.1993 uiteindelijk nog een aanvullende aangifte en betaling doet ten belope van 32.800 F, zodat de totaal verschuldigde BV over het 4e trimester 138.000 F bedraagt (bedrag hoger dan 66 % van de BV van het 2e kwartaal).

Verschuldigde NI :

- op hetgeen te weinig als voorschot is betaald [128.700 F (66 % van 195.000 F, BV van het 2e kwartaal) - 105.200 F = 23.500 F] :

23 x 8 x 1,5 = 276 F

- op het overige gedeelte (138.000 F - 128.700 F = 9.300 F) :

9 x 8 x 0,5 = 36 F

(doch niet verschuldigd omdat het bedrag ervan kleiner is dan 100 F)

NI op de BV betreffende de inkomsten van de eerste 15 dagen van december

Nummer 414/22

Indien BV-plichtigen de BV op de inkomsten die gedurende de eerste 15 dagen van december zijn betaald of toegekend door elke schuldenaar van zulke inkomsten die over het voorafgaande jaar meer dan 100 miljoen F BV verschuldigd was, niet uiterlijk op 24 december betalen is er op grond van art. 414, 4e lid, WIB 92 voor de vervalmaand (december van het betrokken jaar) een zesde van een maand NI verschuldigd.

Nummer 414/23

Voorbeeld

Gegevens betreffende een BV-schuldenaar die in 1990 meer dan 100.000.000 F BV verschuldigd was :

- BV op de inkomsten van de eerste 15 dagen van december 1991 : 8.000.000 F

- BV verschuldigd voor de gehele maand december : 15.000.000 F

1e geval :

betaling BV op 29.12.1991 : 8.000.000 F

betaling BV op 10.01.1992 : 7.000.000 F

Verschuldigde NI :

- voor december 1991 : 8.000 x 8 x 1/6 = 10.667 F

2e geval :

betaling BV op 07.01.1992 : 15.000.000 F

Verschuldigde NI :

- voor december 1991 : 8.000 x 8 x 1/6 = 10.667 F

- voor januari 1992 : 8.000 x 8 x 1 = 64.000 F

74.667 F

3e geval :

betaling BV ( 1 tot 15 december) op 29.01.1992 : 8.000.000 F

betaling BV (16 tot 31 december) op 27.03.1992 : 7.000.000 F

1° Betaling van 29.01.1992 :

Verschuldigde NI :

- voor december 1991 : 8.000 x 8 x 1/6 = 10.667 F

- voor januari 1992 : 8.000 x 8 x 1 = 64.000 F

74.667 F

Het betaalde bedrag wordt als volgt aangezuiverd : NI : 74.667 F

Hoofdsom BV : 7.925.333 F

8.000.000 F

Het saldo aan BV ten belope van 74.667 F is te vorderen en moet bij gebrek aan betaling worden ingekohierd.

- 2° Betaling van 27.03.1992 :

Verschuldigde NI :

- voor januari 1992 : 7.000 x 8 x 0,5 = 28.000 F

- voor februari en maart 1992 : 7.000 x 8 x 2 = 112.000 F

140.000 F

Het betaalde bedrag wordt als volgt aangezuiverd :

NI : 140.000 F

Hoofdsom BV : 6.860.000 F

7.000.000 F

Het saldo aan BV ten belope van 140.000 F is te vorderen en moet bij gebrek aan betaling worden ingekohierd.

NI op de door de erkende sociale secretariaten voor werkgevers voor hun aangeslotenen betaalde BV

Nummer 414/24

Wanneer de door het Ministerie van Sociale Zaken (Administratie van Sociale Voorzorg) aangenomen sociale secretariaten voor werkgevers de BV die hun aangeslotenen aan de bron verschuldigd zijn op de tijdens een bepaalde maand of kwartaal betaalde of toegekende inkomsten, niet integraal vereffenen uiterlijk de voorlaatste dag van de op de belastbare periode volgende maand (zie 412/26), moeten de NI op het laattijdig betaalde bedrag worden berekend met inachtneming van de normale vervaldag van de BV (d.w.z. de 15e van de maand na de maand of het kwartaal waarin de inkomsten zijn betaald of toegekend).

Voor de beoordeling van de tijdigheid van de betalingen is enkel de ter zake door het bestuur der postchecks vermelde bevrijdende datum bepalend (zie commentaar op art. 300, WIB 92).

Nummer 414/25

Voorbeeld

Vervaldag van de BV betreffende de in januari betaalde bezoldigingen : 15 februari.

Geen NI is verschuldigd indien het sociaal secretariaat voor werkgevers de betaling van deze BV uiterlijk op de voorlaatste dag van de maand februari verricht (zie 412/26).

Indien de BV in kwestie evenwel geheel of gedeeltelijk na de voorlaatste dag van de maand februari wordt gestort, wordt ten belope van het laattijdig betaalde gedeelte van de BV een halve maand NI aangerekend voor de maand februari en worden er vanaf de maand maart tot het einde van de maand van betaling volledige maanden NI aangerekend.

Nummer 414/26

Ondanks de bijzondere regeling voor de sociale secretariaten is er, wanneer het in art. 412, laatste lid, WIB 92 bedoelde voorschot van 66 % na 24 december wordt betaald (zie ook 412/28, 1e gedachtenstreepje), voor de vervalmaand (de maand december van het betrokken jaar) ook een halve maand NI verschuldigd.

Nummer 414/27

Indien voormelde sociale secretariaten de BV betreffende de inkomsten die gedurende de eerste 15 dagen van december zijn betaald of toegekend door schuldenaars die voor het vorige jaar meer dan 100 miljoen F BV verschuldigd waren (art. 412, 4e lid, WIB 92) na 24 december vereffenen (zie ook 412/28, 2e gedachtenstreepje), is er voor de vervalmaand (de maand december van het betrokken jaar) een zesde van een maand NI verschuldigd.

NI op BV met betrekking tot fictieve lonen

Nummer 414/28

Fictieve lonen worden geacht integraal te zijn toegekend op 31 december. Eventuele NI moeten dus worden berekend op het volledige bedrag van de BV met ingang van 15 januari van het daarop volgend jaar.

Deze regel is eveneens van toepassing voor de fictieve lonen waarvan in bepaalde forfaitaire winstschalen sprake is.

b) Niet aan de bron verschuldigde belastingen

Nummer 414/29

In geval van ernstige twijfel nopens de verzendingsdatum van een aanslagbiljet, is het de Ontv. toegestaan bij wijze van uitzondering de datum van de eerstvolgende kennisgeving (zo er dienaangaande voldoende zekerheid van ontvangst bestaat) of de datum van de eerste betekening bij deurwaardersexploot in aanmerking te nemen voor de berekening van de NI.

Nummer 414/30

Wordt, bij toepassing van art. 396, WIB 92 de invordering van de OV ten laste van de nieuwe eigenaar of van de echtgenote voortgezet, dan moet de vervaldag ten opzichte van de werkelijke schuldenaar worden bepaald uitgaande van de datum van verzending van het nieuwe aanslagbiljet (zie commentaar op art. 252, WIB 92 en 413/6).

Nummer 414/31

Het feit dat de belasting onmiddellijk eisbaar is wanneer de rechten van de Schatkist in gevaar verkeren (art. 413, 2e lid, 2°, WIB 92) heeft geen invloed op de NI, die dan ook bij voortduur met inachtneming van de normale vervaldag moet worden berekend.

Nummer 414/32

De NI betreffende de niet aan de bron verschuldigde belastingen, moet worden berekend vanaf de maand volgend op de vervaldag, welke ook de bestanddelen (eigenlijke belasting, opcentiemen, belastingverhogingen) van de aanslag zijn.

Voorbeeld

Het aanslagbiljet betreffende een aanslag in de PB ten belope van 30.000 F, waarin een belastingverhoging van 5.000 F is begrepen, is verzonden op 15 april (vervaldag : 15 juni).

Indien die aanslag op 2 september wordt betaald, wordt de NI berekend voor een verwijl van 3 maanden (juli tot en met september) op het ganse bedrag (30.000 F) van de aanslag.

Nummer 414/33

Op te merken valt dat de volgende wetsbepaling afwijkt van de algemene regel betreffende de vaststelling van de vervaldag der niet aan de bron verschuldigde belastingen :

- Art. 11, § 4, 3e lid, W 2.4.1962 (V 1005 - Bull. 387), gewijzigd door W 14.4.1965 (V 1117 - Bull. 421) tot oprichting van een nationale investeringsmaatschappij en van erkende gewestelijke investeringsmaatschappijen (zie commentaar op art. 190, WIB 92) : "Op het gedeelte van de aanslag in de vennootschapsbelasting dat evenredig in betrekking staat tot de meerontvangsten die krachtens het voorgaand lid belastbaar worden, is een overeenkomstig artikel 305 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen (thans art. 414, WIB 92) berekende nalatigheidsinterest verschuldigd met ingang van de 1ste januari van het belastingjaar waarvoor de vrijstelling verleend is."

Nummer 414/34

Wanneer die bepaling moet worden toegepast, wordt de Ontv. daarover ingelicht door een bijzondere vermelding in de kolom "Opmerkingen" van het emargeringsblad van het kohier (in dit geval wordt dezelfde vermelding op het aanslagbiljet aangebracht door de dienst belast met het opmaken ervan) of, indien het om een aanslag gaat die door de mechanografische dienst wordt berekend en ingekohierd, door een bericht van de Hfd.cr., enerzijds, op het ogenblik van de toezending van de berekeningsnota naar de mechanografische dienst, en anderzijds, na de terugontvangst van de nota (alsdan moet de Ontv. in de kolom "Opmerkingen" van het emargeringsblad van het kohier de nuttige gegevens nopens de NI aanbrengen en de belastingschuldige dienaangaande op de hoogte brengen).

c) Aan de bron verschuldigde belastingen en voorheffingen die zijn ingekohierd

Algemeen

Nummer 414/35

De NI betreffende ingekohierde belastingen en voorheffingen die in feite aan de bron betaalbaar waren, wordt berekend rekening houdende met de datum waarop de schuldenaar die belastingen spontaan had moeten betalen.

De datum met ingang waarvan bedoelde NI is verschuldigd, wordt door de Ontv. in de kolom "Opmerkingen" van het emargeringsblad van het kohier ingeschreven.

Nummer 414/36

Indien ten gevolge van de verificatie van de lijsten 325V is overgegaan tot de inkohiering van BV in verband met lonen waarvan niet met zekerheid de juiste periode van toekenning of betaalbaarstelling kan worden achterhaald, is het wettelijk niet mogelijk te beschouwen dat deze lonen volledig op 31 december zijn toegekend.

Voor het bepalen van de maandelijkse grondslag voor het berekenen van de eventueel verschuldigde NI, moet de Ontv. derhalve zijn toevlucht nemen tot de forfaitaire methode welke erin bestaat het bedrag van de ingekohierde BV en belastingverhoging te delen door het aantal maanden waarvoor te weinig BV aan de bron is gestort.

Inkohiering met een toegepaste verhoging

Nummer 414/37

De eisbaarheid van de op een belasting toegepaste verhoging als straf wordt bepaald volgens dezelfde regelen als die van de belasting zelf. Dientengevolge is een dergelijke verhoging, wanneer ze een aan de bron verschuldigde voorheffing treft die is ingekohierd wegens niet betaling binnen de gestelde termijn, zoals die voorheffing onmiddellijk eisbaar (art. 413, 2e lid, 1°, WIB 92).

In beginsel, zou de NI op voorheffing en verhoging ter zake moeten worden berekend vanaf de maand volgend op die tijdens welke de voorheffing werkelijk had moeten zijn betaald en zou er, wanneer het om BV gaat, bovendien zowel op de voorheffing als op de verhoging, voor de vervalmaand een halve maand NI moeten worden aangerekend.

Daar het echter redelijkerwijze niet mogelijk is te betogen dat de bedoelde verhoging, die immers een sanctie vertegenwoordigt, kan worden gevorderd vooraleer te zijn opgelegd, moet evenwel worden besloten dat ze slechts tot NI kan aanleiding geven vanaf haar inkohiering. Zulks brengt mede dat die NI, te berekenen met ingang van de maand welke volgt op die van de inkohiering, eventueel voor een kortere periode zal verschuldigd zijn dan de NI betreffende de eigenlijke voorheffing.

Nummer 414/38

Voorbeeld

Een werkgever blijft voor het jaar 1989 de BV op de aan zijn personeel uitgekeerde wedden en lonen verschuldigd, namelijk over :

januari : 7.200 F

februari : 4.400 F

maart : 4.900 F

april : 6.000 F

mei : 7.200 F

juni : 7.000 F

juli : 8.900 F

augustus : 7.100 F

september : 6.500 F

oktober : 5.100 F

november : 6.200 F

december : 8.100 F

Totaal : 78.600 F

Het totale bedrag, ten belope van 78.600 F, is op 10.2.1990 ingekohierd samen met een belastingverhoging van 10 %, hetzij 7.860 F. Het aanslagbiljet is verzonden op 11.2.1990. Op 5.10.1990 wordt het integrale bedrag betaald.

De NI moet worden berekend :

- voor elk maandelijks voorheffingsbedrag : a rato van een halve maand voor de vervalmaand en verder met ingang van de maand volgend op die tijdens dewelke de BV uit eigen beweging had moeten worden betaald;

- voor de belastingverhoging met ingang van de maand maart 1990 (maand na die van de inkohiering).

De NI wordt derhalve als volgt vastgesteld :

1° Periode tot en met februari 1990 (periode waarvoor de belastingverhoging niet in aanmerking moet worden genomen).

Voor de BV over januari 1989, die in februari 1989 had moeten worden betaald (in acht te nemen verwijl : maanden maart 1989 tot en met februari 1990, te verhogen met een halve maand NI voor de maand februari 1989 = 12,5 maanden), bedraagt de NI :

7 x 8 x 12,5 = 700 F

NI voor de BV over :

februari 1989 (grondslag lager dan 5.000 F) = 0 F

maart 1989 (idem) = 0 F

april 1989 : 6 x 8 x 9,5 = 456 F

mei 1989 : 7 x 8 x 8,5 = 476 F

juni 1989 : 7 x 8 x 7,5 = 420 F

juli 1989 : 8 x 8 x 6,5 = 416 F

augustus 1989 : 7 x 8 x 5,5 = 308 F

september 1989 : 6 x 8 x 4,5 = 216 F

oktober 1989 : 5 x 8 x 3,5 = 140 F

november 1989 : 6 x 8 x 2,5 = 120 F

december 1989 : 8 x 8 x 1,5 = 96 F

Totaal : 3.348 F

Alhoewel hij minder bedraagt dan 100 F mag de hier berekende NI voor de BV over december 1989 niet worden uitgeschakeld, daar het verwijl in feite niet over 1 maand maar over 9,5 maanden (berekend tot en met de maand van betaling) loopt, en de NI, rekening houdend met de 8 aanvullende maanden, 100 F te boven gaat, zelfs indien de grondslag van de berekening niet met het bedrag van de belastingverhoging wordt vermeerderd.

2° Periode waarvoor rekening moet worden gehouden met de belastingverhoging (periode van maart 1990 tot en met oktober 1990: 8 maanden).

Grondslagen van de berekening voor de BV over :

januari 1989 : 7.200 F + 720 F verhoging = 7.920 F

februari 1989 : 4.400 F + 440 F verhoging = 4.840 F

maart 1989 : 4.900 F + 490 F verhoging = 5.390 F

april 1989 : 6.000 F + 600 F verhoging = 6.600 F

mei 1989 : 7.200 F + 720 F verhoging = 7.920 F

juni 1989 : 7.000 F + 700 F verhoging = 7.700 F

juli 1989 : 8.900 F + 890 F verhoging = 9.790 F

augustus 1989 : 7.100 F + 710 F verhoging = 7.810 F

september 1989 : 6.500 F + 650 F verhoging = 7.150 F

oktober 1989 : 5.100 F + 510 F verhoging = 5.610 F

november 1989 : 6.200 F + 620 F verhoging = 6.820 F

december 1989 : 8.100 F + 810 F verhoging = 8.910 F

Totaal : 86.460 F

Verschuldigde NI op de aanslag over :

januari 1989 : 7 x 8 x 8 = 448 F

februari 1989 : (berekeningsgrondslag lager dan 5.000 F) = 0 F

maart 1989 : 5 x 8 x 8 = 320 F

april 1989 : 6 x 8 x 8 = 384 F

mei 1989 : 7 x 8 x 8 = 448 F

juni 1989 : 7 x 8 x 8 = 448 F

juli 1989 : 9 x 8 x 8 = 576 F

augustus 1989 : 7 x 8 x 8 = 448 F

september 1989 : 7 x 8 x 8 = 448 F

oktober 1989 : 5 x 8 x 8 = 320 F

november 1989 : 6 x 8 x 8 = 384 F

december 1989 : 8 x 8 x 8 = 512 F

Totaal : 4.736 F

3° Totaal van de op 05.10.1990 verschuldigde NI :

3.348 F (1°) + 4.736 F (2°) = 8.084 F

Nummer 414/39

Belangrijke opmerking : Ingeval van gespreide betaling van een aanslag inzake BV met betrekking tot meerdere maanden moeten de bepalingen van art. 187, § 2, 2°, KB/WIB op het gezamenlijk bedrag van de aan de bron verschuldigde belasting + de verhoging worden toegepast, en dit per maand waarop de ingekohierde BV betrekking heeft.

Voorbeeld

Een werkgever is de volgende bedragen aan BV verschuldigd :

januari 1990 : 7.200 F

februari 1990 : 4.800 F

maart 1990 : 18.900 F

Totaal : 30.900 F

Wegens ontstentenis van aangifte en van spontane betaling wordt de belasting gezamenlijk ingekohierd op 28.5.1990. Een belastingverhoging van 10 % wordt toegepast. Naderhand gebeuren de volgende afkortingen :

1° op 3.10.1990 : 6.000 F

Berekening van de NI op de BV van januari 1990 :

- 1e periode (BV zonder belastingverhoging) : maart 1990 tot en met mei 1990 en een halve maand voor februari 1990, hetzij 3,5 maanden :

7 x 8 x 3,5 = 196 F

- 2e periode (BV met belastingverhoging) : juni 1990 tot en met oktober 1990, hetzij 5 maanden, op 7.200 F + 720 F = 7.920 F :

7 x 8 x 5 = 280 F

Totale NI : 196 F + 280 F = 476 F.

Aanrekening van de betaling :

Van de som van 6.000 F wordt bij voorrang 476 F aangerekend op de NI. Het saldo (6.000 F - 476 F = 5.524 F) moet worden geboekt in afkorting van de verschuldigde BV + de verhoging met betrekking tot de maand januari 1990.

2° op 05.11.1990 : 8.640 F

Alvorens over te gaan tot de berekening van de NI met betrekking tot de BV verschuldigd voor de maand februari 1990, moet het saldo in hoofdsom van de maand januari 1990 worden aangezuiverd :

7.920 F - 5.524 F = 2.396 F

Het overblijvend gedeelte (8.640 F - 2.396 F = 6.244 F) van de betaling moet vervolgens worden aangewend tot aanzuivering van de verschuldigde bedragen met betrekking tot de maand februari 1990 :

Berekening van de NI op de BV van februari 1990 :

- 1e periode (BV zonder belastingverhoging) : geen NI verschuldigd omdat de berekeningsbasis lager is dan 5.000 F.

- 2e periode (BV met belastingverhoging) : juni 1990 tot en met november 1990, hetzij 6 maanden, op 4.800 F + 480 F = 5.280 F.

5 x 8 x 6 = 240 F

Aanrekening van de betaling :

NI : 240 F

Hoofdsom (BV + belastingverhoging m.b.t. de maand februari) : 5.280 F

5.520 F

Het overblijvend saldo (6.244 F - 5.520 F = 724 F) is aan te wenden in afkorting van de BV + de belastingverhoging met betrekking tot de maand maart 1990.

Berekening van de NI op de BV van maart 1990 :

- 1e periode (BV zonder belastingverhoging) : mei 1990 en een halve maand voor april 1990, hetzij 1,5 maanden :

18 x 8 x 1,5 = 216 F

- 2e periode (BV met belastingverhoging) : juni 1990 tot en met november 1990, hetzij 6 maanden, op 18.900 F + 1.890 F = 20.790 F :

20 x 8 x 6 = 960 F

Totale NI : 216 F + 960 F = 1.176 F

Aanrekening van de betaling :

NI : 724 F

3° op 20.12.1990 : 11.790 F

Vermits er bij de betaling van de maand november geen aanrekening in hoofdsom gebeurde op de BV en de belastingverhoging met betrekking tot de maand maart 1990, moet de berekening van de NI worden hernomen (zie 414/65).

Berekening van de NI :

- 1e periode (BV zonder belastingverhoging) :

idem als hiervoor, namelijk : 216 F.

- 2e periode (BV met belastingverhoging) : juni 1990 tot en met december 1990, hetzij 7 maanden, op 18.900 F + 1.890 F = 20.790 F :

20 x 8 x 7 = 1.120 F.

Totale NI : 216 F + 1.120 F = 1.336 F

Reeds aangerekend in november : - 724 F

Blijft aan te rekenen : 612 F

Aanrekening van de betaling : NI : 612 F

Hoofdsom (BV + belastingverhoging met betrekking tot de maand maart 1990) : 11.178 F Totaal : 11.790 F

4° op 6.2.1991 : 9.756 F

Berekening van de NI :

Basis : (18.900 F + 1.890 F) - 11.178 F = 9.612 F.

Periode : januari 1991 tot en met februari 1991, hetzij 2 maanden.

9 x 8 x 2 = 144 F.

Aanwending van de betaling :

NI : 144 F

Hoofdsom : 9.612 F

Totaal : 9.756 F

Totaal der afkortingen in hoofdsom : 5.524 F + 2.396 F + 5.280 F + 11.178 F + 9.612 F = 33.990 F, zodat de aanslag (30.900 F + 3.090 F) volledig is vereffend.

Inkohiering met een administratieve boete

Nummer 414/40

Wanneer bij de bron verschuldigde belastingen of voorheffingen bij gebrek aan betaling bij de bron samen met de administratieve boete worden ingekohierd, moeten de NI op de hoofdsom en op de administratieve boeten afzonderlijk worden berekend. Op de administratieve boete is daarenboven slechts NI verschuldigd met ingang van de derde maand volgend op die waarin het desbetreffende aanslagbiljet is verzonden (zie ook 414/3).

d) Bijzondere heffing op roerende inkomsten

Nummer 414/41

Art. 42, W 28.12.1983, houdende fiscale en begrotingsbepalingen (V 1704 - Bull. 625), gewijzigd door art. 38, W 7.12.1988 houdende hervorming van de inkomstenbelasting en wijziging van de met het zegel gelijkgestelde taksen (V 1957 - Bull. 679) en aangevuld door art. 179, programmawet 30.12.1988 (V 1961 - Bull. 680) voorziet dat in welbepaalde omstandigheden een aan de personenbelasting gelijkgestelde bijzondere heffing op roerende inkomsten wordt gevestigd.

In het 2e lid van de § 4 van voormeld artikel is een bijzondere regeling opgenomen voor de aanrekening van de NI op deze heffing.

Nummer 414/42

Concreet bestaat deze erin dat wanneer de in voornoemd art. 42 voorziene investeringsverbintenis niet (of slechts gedeeltelijk) wordt nageleefd of wanneer de overdrachtprijs niet op een bepaalde wijze wordt wederbelegd, er overeenkomstig art. 414, WIB 92, NI is verschuldigd vanaf 1 januari van het aanslagjaar waarvoor de bijzondere heffing is verschuldigd. Wanneer de investeringsverbintenis niet is aangegaan beginnen de NI daarentegen slechts te lopen vanaf de 1e dag van de maand na die waarin het aanslagbiljet is verzonden.

e) Hoofdelijk aansprakelijke schuldenaars

Nummer 414/43

De NI lopen vanaf het begin ten aanzien van alle hoofdelijke schuldenaars (art. 1207, BW).

De vrijstelling van NI waarvan de belastingschuldige eventueel geniet ten gevolge van een vroegere aanneming in ontlasting (zie commentaar op art. 417, WIB 92) of van een beslissing tot vrijstelling waarvan de gestelde voorwaarden zijn nageleefd (zie commentaar op art. 417, WIB 92), geldt in elk geval voor alle hoofdelijke schuldenaars. De vrijstelling kan immers worden gelijkgesteld met een kwijtschelding van de schuld (zie art. 1285, 1e lid, BW).

Nummer 414/44

Wanneer de hoofdelijk aansprakelijke schuldenaar slechts voor een gedeelte van de belastingschuld kan worden aangesproken, zijn de eventueel verschuldigde NI te berekenen op basis van dat gedeelte.

E. BEPALING VAN DE BETALINGSDATUM

1. Betaling door middel van een storting, overschrijving of cheque

Nummer 414/45

Zie terzake de commentaar op art. 300, WIB 92.

2. Betaling door aanrekening van een beslissing houdende een ontheffing of een ingekohierde teruggave

a) Aanwending op de aanslag zelf

Nummer 414/46

Wanneer een beslissing tot ontheffing of een ingekohierde teruggave houdende een verbeterende aanslag, worden aangewend tot aanzuivering van de aanvankelijke aanslag, zijn deze te beschouwen als ontheffingen op de aanslag zelf. Bij een dergelijke aanwending, die in wezen slechts een boekhoudkundige rechtzetting van de (aanvankelijke) aanslag is, worden aldus geen NI aangerekend.

De NI zijn in voorkomend geval met betrekking tot de desbetreffende aanslag slechts verschuldigd op het na aanwending van de beslissing houdende ontheffing of van de ingekohierde teruggave resterende gedeelte, vanaf de gestelde datum van eisbaarheid en voor de ganse duur van het verwijl.

b) Aanwending op een andere aanslag

Nummer 414/47

Wanneer, gelet op de gedane betalingen, een beslissing houdende een ontheffing of een ingekohierde teruggave houdende een verbeterende aanslag, wordt aangewend ter aanzuivering van een andere aanslag dan die waarop ze is verleend staat deze aanwending gelijk met een gewone betaling op deze aanslag. De aanrekening - ongeacht de datum waarop ze wordt geboekt

- wordt voor de toepassing van de NI geacht te zijn geschied :

- op de vervaldag van de aan te zuiveren aanslag, indien de datum van de beslissing van de ontheffing of de datum van uitvoerbaarverklaring van het kohier waarin de teruggave is opgenomen vóór of op die vervaldag valt;

- op de datum van de beslissing van de ontheffing of de datum van de uitvoerbaarverklaring van het kohier waarin de teruggave is opgenomen, indien de vervaldag van de aan te zuiveren aanslag de datum van die beslissing of van de uitvoerbaarverklaring van het kohier waarin de teruggave is opgenomen voorafgaat.

Nummer 414/48

Voorbeeld

Een aanslag over het aj. 1989, ten belope van 30.000 F, die sedert juli 1990 volledig is vereffend, wordt bij beslissing van de Gew.dir. d.d. 20.8.1992 volledig ontlast.

Door de betrokken belastingschuldige te kwijten aanslagen die door middel van die ontheffing zullen worden aangezuiverd (overschrijving die door de Administratie van de Thesaurie wordt verricht op het einde van oktober 1992) :

- OV over het aj. 1992, ten belope van 17.000 F, vervaldag : 5.10.1992;

- PB over het aj. 1991, ten bedrage van 9.000 F, vervaldag : 17.5.1992.

Geen NI is verschuldigd op de openstaande aanslag in de OV, daar de beslissing van ontheffing d.d. 20.8.1992 vóór de vervaldag (5.10.1992) van die aanslag is getroffen.

Op de openstaande aanslag in de PB is slechts NI verschuldigd over de maanden juni 1992 (maand volgend op de vervaldag 17.5.1992) tot en met augustus 1992 (maand van de beslissing van ontheffing d.d. 20.8.1992).

Nummer 414/49

Het gebeurt vaak dat de beslissing tot teruggave van de NI welke, om reden van ontheffing van de hoofdsom, te veel is betaald, later wordt getroffen dan die betreffende laatstbedoelde ontheffing.

In dergelijk geval moet voor de toepassing van de onder 414/48 geciteerde regel toch worden beschouwd dat ze op dezelfde datum is getroffen als de beslissing die de ontheffing van de belasting behelsde of de datum van de uitvoerbaarverklaring van het kohier waarin de teruggave is opgenomen.

3. Betaling gedaan bij een andere Ontv. of via een buitenlandse administratie

Nummer 414/50

De voor de berekening van de NI in aanmerking te nemen datum van betaling is, ongeacht de datum van overmaking aan de Ontv.-bestemmeling :

- ingeval van inning voor rekening van collega's, de datum van betaling die op het inningskantoor wordt in acht genomen overeenkomstig de richtlijnen vervat in de commentaar op art. 300, WIB 92;

- ingeval van toepassing van een overeenkomst tot invorderingsbijstand tussen twee landen, de dag waarop de Ontv. van het aangezochte land de betaling ontvangt voor rekening van zijn collega van het aanzoekende land.

4. Betaling in handen van de met de vervolgingen belaste gerechtsdeurwaarder

Nummer 414/51

Zie commentaar op art. 300, WIB 92.

F. SCHORSING VAN DE LOOP DER NI IN GEVAL VAN BEZWAAR

1. Draagwijdte van art. 414, § 2, WIB 92

Nummer 414/52

Naar de idee van het vroegere art. 306, WIB heeft de W 4.8.1986, houdende fiscale bepalingen (V 1852 - Bull. 653), aan het art. 305, WIB(thans art. 414, WIB 92)een § 2 toegevoegd waardoor in geval van bezwaar de loop der NI in een bepaalde mate wordt opgeschort.

De wetgever heeft door het invoegen van deze bepaling willen vermijden dat belastingschuldigen worden gepenaliseerd wanneer hun bezwaarschrift niet binnen de achttien maanden na indiening kan worden beslecht.

Nummer 414/53

Indien de belastingschuldige bij de bevoegde Gew.dir. der belastingen een bezwaarschrift heeft ingediend tegen een in zijnen hoofde gevestigde aanslag en de kennisgeving van de beslissing geschiedt niet binnen de achttien maanden te rekenen vanaf de dag waarop het bezwaarschrift door de Gew.dir. is ontvangen, wordt, voor het gedeelte van de betwiste aanslag dat het in art. 410, WIB 92 bepaalde gedeelte overtreft, de loop van de NI opgeschort met ingang van de eerste maand die volgt op deze waarin de termijn van achttien maanden verstrijkt tot en met de maand waarin de beslissing van de Gew.dir. ter kennis wordt gebracht.

Nummer 414/54

Concreet betekent deze nieuwe wettelijke bepaling dus dat er, met ingang van de negentiende maand na het indienen van het bezwaar tot en met de maand van de kennisgeving van de beslissing, geen NI meer mogen worden gevorderd op het gedeelte van de betwiste aanslag dat hoger is dan het conform art. 410, WIB 92 vastgestelde gedeelte van de betwiste aanslag, op voorwaarde vanzelfsprekend dat de kennisgeving van de beslissing van de Gew.dir. niet binnen een termijn van 18 maanden is geschied.

Nummer 414/55

Voorbeeld

Aanslag PB over het aj. 1987, ingekohierd bedrag : 76.008 F. Vervaldag : 14.8.1988.

Belastingschuldige dient op 25.7.1988 een bezwaarschrift tegen deze aanslag in.

Het in art. 410, § 1, WIB 92 bedoelde gedeelte van de aanslag wordt op 16.008 F bepaald.

De Gew.dir. geeft op 6.01.1991 kennis van zijn beslissing houdende afwijzing van het ingediende bezwaarschrift.

Verrichte betalingen :

- 20.09.1988 : 20.000 F

- 28.03.1991 : saldo.

Berekening van de NI :

1° Betaling d.d. 20.09.1988 :

Periode van verwijl : 1 maand (september 1988)

76 x 8 x 1 = 608 F

Te boeken in hoofdsom : 20.000 F - 608 F = 19.392 F.

Nog te betalen saldo : 76.008 F - 19.392 F = 56.616 F.

2° Betaling van het saldo op 28.03.1991 :

Bepaling van de periode van schorsing der NI :

- aanvang : negentiende maand na indienen bezwaar = februari 1990;

- einde : maand januari 1991 = maand van de kennisgeving van de directoriale beslissing.

Periode van verwijl :

16 maanden (van oktober 1988 tot en met januari 1990) +

2 maanden (van februari 1991 tot en met maart 1991).

56 x 8 x 18 = 8.064 F

Hoofdsom = 56.616 F

Totaal = 64.680 F

Nummer 414/56

Voormelde wettelijke bepaling is van toepassing vanaf 1.9.1986. Dit betekent dat de schorsing in de in art. 414, § 2, WIB 92 bepaalde mate, ten vroegste kan worden toegepast vanaf 1.9.1986.

Voor alle vóór 1.3.1985 ingediende bezwaarschriften kan er aldus met de schorsing op grond van deze wetsbepaling slechts vanaf 1.9.1986 rekening worden gehouden.

Nummer 414/57

Voorbeeld

Aanslag PB over het aj. 1984, ingekohierd bedrag : 85.812 F. Vervaldag : 19.11.1984.

Belastingschuldige dient op 21.01.1985 een bezwaarschrift in tegen deze aanslag.

Het in art. 410, § 1, WIB 92 bedoelde gedeelte van de aanslag wordt op 50.812 F bepaald.

De Gew.dir. geeft op 4.12.1986 kennis van zijn beslissing houdende een ontheffing van 20.000 F.

Verrichte betalingen :

- 14.11.1986 : 60.000 F.

- 06.03.1987 : saldo.

Berekening van de NI :

1° Betaling d.d. 14.11.1986 :

- 1e periode (van december 1984 tot en met augustus 1986) :

850 x 1 x 21 = 17.850 F

- 2e periode (NI alleen op het in art. 410, § 1, WIB 92 bedoelde gedeelte) :

500 x 1 x 1 (september 1986) = 500 F

- 3e periode (oktober en november 1986) :

50 x 8 x 2 = 800 F

Totaal vooraf te nemen N.I. :

17.850 F + 500 F + 800 F = 19.150 F

Te boeken in hoofdsom : 60.000 F - 19.150 F = 40.850 F.

Nog te betalen saldo : 85.812 F - 40.850 F = 44.962 F.

Regularisatie van de aangerekende NI na beslissing d.d. 28.11.1986 :

Werkelijk verschuldigde som :

85.812 F - 20.000 F = 65.812 F

Herberekening van de NI voorafgenomen bij de betaling van 14.11.1986 :

- 1e periode : 650 x 1 x 21 = 13.650 F

- 2e periode : 500 x 1 x 1 = 500 F

- 3e periode : 50 x 8 x 2 = 800 F

Totaal : 14.950 F

Over te boeken naar hoofdsom :

19.150 F - 14.950 F = 4.200 F

Nog te betalen saldo :

65.812 F - (40.850 F + 4.200 F) = 20.726 F

2° Betaling van het saldo op 06.03.1987 :

Gelet op de beslissing van 28.11.1986, waarvan op 4.12.1986 is kennis gegeven en waardoor de werkelijk verschuldigde som tot 65.812 F wordt herleid, bedraagt het betwiste gedeelte van de aanslag, waarop er opschorting van de NI is tot en met 31.12.1986 :

65.812 F - 50.812 F = 15.000 F.

Voor de maand december 1986 is de NI derhalve slechts verschuldigd op : 20.762 F - 15.000 F = 5.762 F :

5 x 8 x 1 = 40 F.

Voor de volgende maanden (januari tot en met maart 1987) is NI verschuldigd op het totale saldo (20.762 F) van de aanslag :

20 x 8 x 3 = 480 F.

Verschuldigde NI :

(40 F + 480 F) : 520 F

Hoofdsom : 20.762 F

Totaal : 21.282 F

2. Bijzondere gevallen

a) Invloed van een bezwaarschrift op andere dan de betwiste belasting

Nummer 414/58

Wanneer overeenkomstig art. 367, WIB 92 et bezwaarschrift gericht tegen een bepaalde aanslag eveneens voor andere belastingen geldt, is de opschorting van de NI eveneens toepasselijk op die belastingen.

b) Verzaking aan het bezwaarschrift

Nummer 414/59

In geval aan een bezwaarschrift wordt verzaakt, begint de NI waarvan de loop op grond van art. 414, § 2, WIB 92 is geschorst, opnieuw te lopen met ingang van de maand volgend op die waarin de kennisgeving van de desbetreffende directoriale beslissing is geschied.

c) Voorziening in beroep of cassatie

Nummer 414/60

De opschorting van de NI geldt volgens de bewoordingen van het art. 414, § 2, WIB 92 enkel in geval van bezwaar. Een voorziening in beroep tegen de beslissing van de Gew.dir. of een voorziening in cassatie tegen de uitspraak van het hof van beroep blijven aldus zonder invloed op de aanrekening van de NI.

d) Ingekohierde teruggaven

Nummer 414/61

Wanneer een ingekohierde teruggave het gevolg is van een door de belastingschuldige ingediend bezwaar, moet er bij de herberekening van de NI verschuldigd op de aanvankelijke aanslag eventueel rekening worden gehouden met de opschorting van de NI.

Voor de toepassing van art. 414, § 2, WIB 92 geldt in dat geval de datum van uitvoerbaarverklaring van het kohier, houdende de verbeterende aanslag, als datum van kennisgeving van de beslissing.

G. BOEKING VAN DE NI

1. Betalingen waardoor slechts een gedeelte van de eigenlijke aanslag wordt aangezuiverd

Nummer 414/62

De betalingen moeten steeds in de volgende orde worden aangerekend (art 187, § 2, KB/WIB) :

1° op de kosten van alle aard, met inbegrip van het inningsrecht, bepaald zoals voorzien in de commentaar op art. 300, WIB 92;

2° op de NI welke op het ogenblik van de betaling verschuldigd is op het volledig openstaand bedrag van de aanslag;

3° op de aanslag zelf.

Nummer 414/63

Indien, bij een eerste betaling, met inachtneming van die regel, slechts een gedeelte - hoe gering ook - van de aanslag kon worden aangezuiverd is bij een tweede of latere betaling de eventueel verschuldigde NI, op grond van het gedeelte van de aanslag dat op het ogenblik der betaling nog openstaat, te berekenen vanaf de maand volgend op die van de vorige betaling welke gedeeltelijk tot partiële aanzuivering van de eigenlijke aanslag is aangewend.

De NI die bij een eerdere betaling niet is voorafgenomen omdat hij geen 100 F beliep, wordt niet bij de aldus vastgestelde nieuwe NI gevoegd, zelfs niet om te bepalen of het aanrekenbare minimum van NI (100 F) is bereikt.

Nummer 414/64

Voorbeeld

Aanslag aj. 1991 : 12.000 F. Vervaldag : 3.11.1991.

Na betekening van een dwangbevel (VK : 1.438 F) :

- storting van 5.000 F op 7.6.1992;

- vereffening van het saldo op 9.8.1992.

1° Aanrekening van de afkorting van 7.6.1992 :

op de VK : 1.438 F

op de NI : 12 x 8 x 7 = 672 F

op de hoofdsom : 2.890 F

Totaal : 5.000 F

Verschuldigd blijvend saldo van de hoofdsom na de betaling van 7.6.1992 : 12.000 F - 2.890 F = 9.110 F.

2° Betaling van 9.8.1992 :

NI op 9.110 F : 9 x 8 x 2 = 144 F

Hoofdsom : 9.110 F

Totaal : 9.254 F

2. Betalingen integraal aangerekend op de kosten en de NI

Nummer 414/65

Wordt, bij toepassing van de onder 414/63 geciteerde regel, een betaling integraal op de kosten van alle aard en op de NI aangerekend, dan is bij een volgende betaling de NI te berekenen zonder rekening te houden met de eerstbedoelde betaling. De aldus berekende NI moet evenwel worden verminderd met het bedrag van de op deze laatste betaling voorafgenomen NI.

Nummer 414/66

Voorbeeld

Aanslag over het aj. 1991 : 12.000 F. Vervaldag : 3.11.1991.

Na betekening van een dwangbevel (VK : 1.438 F) :

- storting van 2.000 F op 7.6.1992;

- vereffening van het saldo op 9.8.1992.

1° Aanrekening van de afkorting van 7.6.1992 :

op de VK : 1.438 F op de NI (12 x 8 x 7 = 672 F) : 562 F

Totaal : 2.000 F

2° Betaling van 9.8.1992 :

NI :

- Berekend op 12.000 F : 12 x 8 x 9 = 864 F

- Aangerekend op 7.6.1992 : - 562 F

Verschuldigd verschil : 302 F

Hoofdsom : 12.000 F

Totaal : 12.302 F

3. Kennisgeving van de voorafneming van de NI

Nummer 414/67

De belastingschuldigen moeten door middel van een bericht 247 A worden verwittigd van elke afneming van NI op hun betalingen, tenzij zij hierover reeds op een andere wijze zijn ingelicht.

H. TERUGBETALING VAN DE NI

1. Algemeen

Nummer 414/68

De termijnen voor bezwaar bepaald bij art. 371, WIB 92 zijn niet toepasselijk op de verzoekschriften en betwistingen inzake NI, evenmin als de bepalingen van de art. 375 tot 391, WIB 92 (zie commentaar op art. 366, WIB 92).

Nummer 414/69

Wanneer een ontheffing van belastingen wordt toegestaan en de nieuwe aanwending van de betalingen, gedaan ter aanzuivering van die belastingen, laat blijken dat te veel NI zijn aangerekend, wordt het excedent van de NI slechts terugbetaald indien het ten minste 100 F bedraagt.

Nummer 414/70

Tenzij de belastingschuldige het uitdrukkelijk eist, mogen materiële vergissingen die bij de berekening van de NI zijn begaan, niet worden verbeterd indien het bedrag van de te veel geboekte NI minder dan 100 F beloopt.

Nummer 414/71

Een terugbetaling aan de werknemers van te veel aan de bron geïnde BV, kan in geen geval aanleiding geven tot teruggave van de eventueel door de werkgever gestorte NI.

2. Teruggave van het niet-verschuldigde en verjaring

Nummer 414/72

Luidens art. 1376, BW is hij die bij vergissing of met zijn weten iets ontvangen heeft dat hem niet verschuldigd was, verplicht het terug te geven aan degene van wie hij het ontvangen heeft zonder dat het verschuldigd was. Deze wetsbepaling is toepasselijk op de ten onrechte geïnde NI.

Inzake verjaring zijn de ten onrechte aan de Schatkist betaalde NI onderworpen aan de regelen bepaald bij art. 100 van het KB 17.7.1991, houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit (BS 21.8.1991; Code Compt., Deel I Wetgeving, Verzameling der wetten en besluiten betreffende de Rijkscomptabiliteit; zie voorheen art. 1, W 6.2.1970, betreffende de verjaring van de schuldvorderingen ten laste of ten voordele van de Staat en de provinciën; V 1274).