Parlementaire vraag nr. 323 van de heer Steven Matheï van 25.03.2021

Kamer, Vraag en Antwoord, 2020-2021, QRVA 55/052 d.d. 18.05.2021, blz. 168

Wet van 20 december 2020. - Bepalingen over platformeconomie.

VRAAG (van de heer Matheï)

Met het arrest van 23 april 2020 heeft het Grondwettelijk Hof de bijklusregeling vernietigd. In principe zou vanaf januari 2021 het fiscaal stelsel van de deeleconomie ingevoerd door de programmawet van 1 juli 2016 opnieuw van toepassing zijn. De wet van 20 december 2020 betreffende dringende fiscale en fraudebestrijding maatregelen bevat een aantal bepalingen die de omschrijving van de inkomsten uit de deeleconomie zoals die bestond vóór de wet van 18 juli 2018 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie, op een aantal punten aanpast.

Er werd onder andere een artikel 321quater toegevoegd aan het WIB 1992 waardoor een aantal verplichtingen worden opgelegd aan de ondernemingen die als exploitant van een digitaal samenwerkingsplatform personen op afstand verbinden voor de levering van een dienst.

1. Kunt u nader toelichten hoe de term "exploitant" in artikel 321quater WIB 92 kan worden gedefinieerd?

2. Kunt u nader toelichten hoe de term "erkend elektronisch deelplatform" in artikel 321quater WIB 92 kan worden gedefinieerd?

ANTWOORD (van de Minister van Financiën)

Vooreerst wordt opgemerkt dat de term "erkend elektronisch deelplatform" niet wordt vermeld in het nieuwe artikel 321quater van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92). Voormeld artikel bepaalt de verplichtingen van een 'digitaal samenwerkingsplatform'.

In toepassing van artikel 18 van de wet van 20 december 2020 houdende dringende diverse fiscale en fraudebestrijding bepalingen zal artikel 321quater WIB 92 "buiten werking treden op de dag waarop de richtlijn over administratieve samenwerking op belastinggebied in ons intern recht in werking treedt." Artikel 321quater WIB 92 kan dus beschouwd worden als een soort van 'overgangsmaatregel' tot de dag waarop de bepalingen van voormelde Richtlijn (hierna DAC 7-richtlijn) in ons intern recht in werking treden.

Bijgevolg is het aangewezen dat de doelgroep van artikel 321quater WIB 92 grotendeels overeenstemt met deze beoogd door de DAC 7-richtlijn. Het past dan ook om voor de toepassing van artikel 321quater WIB 92 te verwijzen naar de definities opgenomen in de DAC 7-richtlijn met name: "Platform": elke software, met inbegrip van een website of onderdeel daarvan en toepassingen waaronder mobiele toepassingen, die toegankelijk is voor gebruikers en waardoor verkopers in staat worden gesteld verbonden te zijn met andere gebruikers voor het verrichten van een relevante activiteit, direct of indirect, ten behoeve van dergelijke gebruikers. Daaronder begrepen zijn ook alle regelingen voor de inning en betaling van een tegenprestatie met betrekking tot de relevante activiteit.

De term "platform" omvat niet de software die zonder enige verdere interventie bij het verrichten van een relevante activiteit uitsluitend een van de volgende activiteiten mogelijk maakt:

- het uitvoeren van betalingen in verband met een relevante activiteit;

- het aanbieden of adverteren van een relevante activiteit door gebruikers;

- het doorverwijzen of overbrengen van gebruikers naar een platform.

"Platformexploitant": een entiteit die een overeenkomst sluit met een verkoper om een platform geheel of gedeeltelijk beschikbaar te stellen aan die verkoper.

Met de term "relevante activiteit" opgenomen in de definitie van platform worden in casu de in artikel 321quater, § 1, eerste lid, 2°, c, en laatste lid WIB 92 geviseerde diensten bedoeld. Deze diensten zullen op hun beurt gedefinieerd worden in een koninklijk besluit tot uitvoering van het artikel 321quater, § 1, eerste lid, 2° et § 2 WIB 92.