Commentaar van art. 315, WIB 92
HOOFDSTUK III - Onderzoek en controle
Afdeling I - Plichten van de belastingplichtige
Art. 315, WIB 92
315/0 | |
315/1-11 | |
315/1 | |
315/2-4 | |
315/5 | |
315/6-7 | |
E. Geschriften en bescheiden van de beoefenaars van vrije beroepen | 315/8 |
315/9 | |
315/10 | |
315/11 | |
315/12-13 | |
315/14-22 | |
315/14 | |
315/15-17 | |
315/18-22 |
Nummer 315/0
Art. 315. - Eenieder die onderhevig is aan de personenbelasting, de vennootschapsbelasting, de rechtspersonenbelasting of de belasting van niet-inwoners is verplicht de administratie, op haar verzoek, zonder verplaatsing, met het oog op het nazien ervan, alle boeken en bescheiden voor te leggen die noodzakelijk zijn om het bedrag van zijn belastbare inkomsten te bepalen.
Voor vennootschappen strekt de verplichting tot voorlegging zich uit tot de registers van de aandelen en obligaties op naam, alsmede tot de presentielijsten van de algemene vergaderingen.
Behoudens wanneer zij door het gerecht in beslag genomen zijn, of behoudens afwijking toegestaan door de administratie, moeten de boeken en bescheiden aan de hand waarvan het bedrag van de belastbare inkomsten kan worden vastgesteld, ter beschikking van de administratie worden bewaard in het kantoor, agentschap, bijhuis of elk ander beroeps- of privélokaal van de belastingplichtige waar die boeken en bescheiden werden gehouden, opgesteld of toegezonden, tot het verstrijken van het vijfde jaar of boekjaar volgend op het belastbaar tijdperk.
II. VOORLEGGEN VAN BOEKEN EN BESCHEIDEN
A. OP WIE RUST DE VERPLICHTING ?
Nummer 315/1
De in art. 315, WIB 92, opgenomen verplichting berust op eenieder die onderworpen is aan één van de inkomstenbelastingen vermeld in art. 1, § 1, WIB 92. Ze slaat dus op de rijksinwoners vermeld in art. 3, WIB 92, de binnenlandse vennootschappen en de gemeentespaarkassen vermeld in art. 179, WIB 92, de rechtspersonen vermeld in art. 220, WIB 92, en de niet-rijksinwoners, om het even welke vennootschappen, verenigingen, instellingen of lichamen en Staten, vermeld in art. 227, WIB 92.
Nummer 315/2
De verplichte overlegging slaat op alle boeken en bescheiden waarover de belastingplichtige beschikt en die onontbeerlijk zijn om de belastbare inkomsten te bepalen.
De belastingplichtigen die een boekhouding voeren, moeten ze overleggen aan de administratie met de verantwoordingsstukken die erop betrekking hebben.
Die bepaling betreft :
- alle boeken en bescheiden waarvan het gebruik verplicht is, erin begrepen die welke zijn opgelegd bij de artikelen 320 en 321, WIB 92;
- alle boekhouddocumenten, d.w.z. de bescheiden welke tot het bijhouden van de boeken hebben gediend (Cass., 28.11.1967, Redoutey, Bull. 457, blz. 1807);
- alle andere bescheiden in de mate waarin zij kunnen dienen tot de bepaling van de belastbare inkomsten (Senaat, zitting 1961-1962, doc. 366, blz. 290).
Die bepaling beperkt zich dus niet tot het voorleggen van de wettelijk verplichte boekhoudkundige bescheiden of boeken (Kamer, zitting 1961-1982, doc. 264/42, blz. 211; Cass., 29.1.1988, K., V., Bull. 678, blz. 1997) of van de boeken en bescheiden in verband met de beroepswerkzaamheid (Kamer, zitting 1961-1962, ibidem)
Nummer 315/3
In beginsel, kan geen vrijstelling tot overlegging worden verleend voor bescheiden die, rekening houdend met de bijzondere omstandigheden eigen aan het geval, als noodzakelijk voorkomen om het belastbaar inkomen vast te stellen. Evenmin kan uitzondering worden gemaakt voor bepaalde documenten om reden dat zij een vertrouwelijk karakter zouden hebben, tenzij de aangezochte persoon het beroepsgeheim doet gelden (zie art. 334, WIB 92 en commentaar op art. 317, WIB 92).Doch het is wel verstaan dat alleen om de overlegging van die boeken of bescheiden mag worden verzocht waarover de belastingplichtige werkelijk moet beschikken en welke noodzakelijk zijn om het bedrag van de belastbare inkomsten te bepalen.
Nummer 315/4
De werkelijke toestand en de resultaten van een onderneming kunnen slechts met kennis van zaken worden beoordeeld, nadat in de hand van haar boekhouding en van de desbetreffende stukken is onderzocht of de balans en de resultatenrekeningen van die onderneming wel degelijk met de werkelijkheid overeenstemmen en of dus alle verrichtingen getrouw in de boekhouding zijn opgetekend.
Zulk onderzoek gebeurt volgens bepaalde technieken die slechts toepassing kunnen vinden indien de controlerende persoon :
- vooraf of tijdens het onderzoek van de boeken kennis kan nemen van de structuur en de organisatie van de onderneming;
- tijdens zijn onderzoek kennis krijgt van de wijze waarop de boekhouding wordt gehouden en toegang heeft tot alle gegevens van de boekhouding.
Om het bedrag van de belastbare inkomsten juist te bepalen, moeten de aanslagambtenaren, ten minste in dezelfde mate als accountants (auditoren), bedrijfsrevisoren, commissarissen en vennootschappen, enz., die controletechnieken tijdens hun onderzoekingen volledig kunnen toepassen. In elke onderneming mogen zij dus vorderen dat hun worden voorgelegd, niet alleen de boeken, rekeningen, facturen en andere verantwoordingsstukken, maar ook alle stukken en gegevens die licht werpen op de organisatie en de structuur van de onderneming en op de wijze waarop de boekhouding wordt gevoerd, zoals daar zijn : het rekeningstelsel, de organisatieschema's betreffende inz. de organisatie van de onderneming en de verdeling van de bevoegdheden onder de verschillende beheers- en controleorganen, de computerprogramma's en de desbetreffende analysedossiers (zie ook 315/11). Er mag natuurlijk ook inzage worden genomen van o.m. de buitenboekhoudkundige staten, de prijsoffertes, de vervoerdocumenten, de werkfiches, de bestel- en leveringsbons, enz. ...
De mate waarin de aanslagambtenaar dat onderzoeksrecht uitoefent, dient verantwoord te zijn door de aard en het belang van het onderzoek en door de aanwezigheid van elementen of vermoedens die erop wijzen dat het uitgebreider uitoefenen van dat onderzoeksrecht tot een juistere belastingheffing kan leiden.
Nummer 315/5
Bescheiden van loutere privé-aard, zonder enig verband met geldbeleggingen of inkomstenincasseringen, zoals bv. boeken en bescheiden betreffende huishoudelijke uitgaven, mogen niet worden opgevorderd.
De aanslagambtenaren moeten in dit opzicht met tact en doorzicht optreden, ten einde nutteloze discussies te vermijden en de belastingplichtige niet te ontstemmen.
Nummer 315/6
Wanneer een belastingplichtige een post- of bankrekening tot beroepsdoeleinden gebruikt, mogen alle bescheiden betreffende die rekening worden geverifieerd.
Als de belastingplichtige zich van zijn rekening voor privé- en beroepsdoeleinden bedient, mogen al de verantwoordingsstukken (periodieke uittreksels, debet- en creditberichten, verantwoordingsstroken, afschriften van opdrachten, enz.) van de op die rekening uitgevoerde verrichtingen, door de administratie worden ingezien; enkel die bescheiden maken het immers mogelijk het privé of professioneel karakter van de verrichtingen te bepalen (Gent, 22.11.1965, Delvoye, Bull. 436, blz. 1923).
Gelet op de grote verscheidenheid van de toestanden waarin de belastingplichtigen zich kunnen bevinden, kan slechts in het licht van de feitelijke omstandigheden in ieder afzonderlijk geval worden vastgesteld of een rekening al dan niet tot beroepsdoeleinden wordt gebezigd.
Nummer 315/7
Het bankgeheim (zie art. 318, WIB 92) verhindert de administratie niet om zich, met het oog op de verificatie, de bescheiden betreffende zijn bankrekening te doen overleggen waarover de belastingplichtige beschikt, wanneer die rekening, zelfs gedeeltelijk, tot beroepsdoeleinden wordt gebruikt.
In dezelfde zin verzetten de bepalingen van art. 327, § 3, WIB 92 zich evenmin tegen de overlegging door de belastingplichtige van rekeninguittreksels betreffende de postrekening -alsook van rekeningen geopend bij openbare kredietinstellingen en inrichtingen- en van verantwoordingsstukken die daarop betrekking hebben, daar die bepalingen alleen tot doel hebben het Bestuur der postchecks -en de bedoelde openbare instellingen en inrichtingen- op gelijke voet te stellen met de private kredietinstellingen en -organismen (Gent, 18.11.1964, Delvoye, Bull. 419, blz. 1082).
E. GESCHRIFTEN EN BESCHEIDEN VAN DE BEOEFENAARS VAN VRIJE BEROEPEN
Nummer 315/8
Door impliciet voor te schrijven dat aan de administratie inzage moet worden verleend van het ontvangstbewijsboekje en van het dagboek die moeten worden gehouden krachtens art. 320, WIB 92 en expliciet voor te schrijven dat inzage moet worden verleend van de geschriften en rekeningstukken waarvan sprake is in art. 315, WIB 92 heeft de wetgever noodzakelijk beslist dat de belastingplichtige die een vrij beroep uitoefent, zijn weigering om die bescheiden over te leggen niet kan rechtvaardigen door het beroepsgeheim (Cass. 17.6.1969, Gothot, Bull. 479, blz. 1815).
De beoefenaar van een vrij beroep mag zich evenmin beroepen op de bepalingen van de ministeriële besluiten genomen ter uitvoering van art. 226, WIB (huidig art. 320, WIB 92) die hem inzonderheid ervanontslaan een ontvangstbewijs uit te reiken voor de betalingen gedaan op een post- of bankrekening geopend op zijn naam, om te weigeren aan de administratie alle bescheiden over te leggen, als zij het vraagt, betreffende de rekeningen waarop beroepsontvangsten werden overgeschreven of gestort (Cass. 17.6.1969, Gothot, Bull. 479, blz. 1815).
F. GEEN VERPLAATSING VAN DE BOEKEN EN BESCHEIDEN
Nummer 315/9
De belastingplichtige kan enkel worden verzocht zijn boeken en bescheiden "zonder verplaatsing" over te leggen. De aanslagambtenaren zijn dus niet gemachtigd te eisen dat de boeken en bescheiden naar de kantoren van de administratie zouden worden gebracht of, a fortiori, dat ze er eenvoudig zouden worden afgegeven met het oog op een latere bespreking.
Hieruit volgt dat de bedoelde ambtenaren zich ter plaatse dienen te begeven om de nodige verificaties van voornoemde boeken en bescheiden uit te voeren.
Daar de boekhouding van een onderneming, zich in de regel ter zetel van die onderneming moet bevinden, is het op die plaats dat de ambtenaren die belast zijn met de controle op de toepassing van de inkomstenbelastingen, hun onderzoekingen verrichten en dat het mededelen van de boeken en bescheiden, zonder verplaatsing moet gebeuren (PV nr. 177, Van Steenkiste, Bull.VA, Kamer, zitting 1970-1971, blz. 2038 - Bull. 489, blz. 1705).
G. GEEN VOORAFGAANDE MACHTIGING VOOR HET ONDERZOEK
Nummer 315/10
Er is geen voorafgaande machtiging van een hogere overheid nodig om de boeken en bescheiden van de belastingplichtigen te onderzoeken.
H. GEAUTOMATISEERDE BOEKHOUDING
Nummer 315/11
Ingeval het ongesplitste hulpdagboek en de bijzondere hulpdagboeken bedoeld in artikel 4, W/boekh. op materiaal worden gehouden dat geen zekerheid geeft omtrent de onuitwisbaarheid van de opgenomen gegevens, moeten deze ook in een rechtstreeks leesbaar document worden vastgelegd (zie art. 8, KB 12.9.1983 tot uitvoering van de voornoemde wet).
Alle andere bij die wet verplichte boeken moeten de vorm hebben hetzij van ingebonden of ingenaaide registers, hetzij van losse bladen die na hun gebruik worden gebundeld, hetgeen ipso facto rechtstreeks leesbare documenten zijn.
III. REGISTERS VAN DE AANDELEN EN OBLIGATIES OP NAAM PRESENTIELIJSTEN VAN DE ALGEMENE VERGADERINGEN
Nummer 315/12
Art. 315, 2e lid, WIB 92 legt aan de vennootschappen de verplichting op de registers van de aandelen en obligaties op naam, alsmede de presentielijsten van de algemene vergaderingen over te leggen.
Die bepaling heeft tot doel betwistingen te vermijden over het recht van de administratie om inzage van die stukken te krijgen.
Ze maakt het soms mogelijk, in geval van twijfel, de hoedanigheid van aandeelhouder in vennootschappen op aandelen vast te stellen, alsook de deelgerechtigdheid in het maatschappelijk kapitaal.
Nummer 315/13
Het aandeel op naam van een naamloze vennootschap is een roerend recht, waarvan de overdracht door de enkele toestemming tussen partijen wordt voltrokken, overeenkomstig het gemeen recht (art. 1138, BW). Een geschreven overeenkomst is dus niet noodzakelijk.
De overdracht kan aan de vennootschap (overgedragen schuldenaar) nochtans slechts worden tegengesteld mits de in art. 43, 3e lid, SWHV vermelde vormvereisten worden nageleefd :
- verklaring van overdracht in het register van de aandelen op naam, gedagtekend en ondertekend door de overdrager en de overnemer of door hun gevolmachtigden;
- ofwel : betekening van de overdracht aan de vennootschap of aanneming door deze laatste in een authentieke akte (gemeen recht : art. 1690, BW);
- of nog : inschrijving door de vennootschap van een overdracht waarvan zij het bewijs vindt in de brieven of andere bescheiden, waaruit de toestemming van de overdrager en van de overnemer blijkt.
IV. BEWAREN VAN DE BOEKEN EN BESCHEIDEN
Nummer 315/14
De verplichting tot bewaring beoogt al de in 315/2 genoemde boeken en bescheiden. Zij beperkt zich dus niet tot de bewaring van de wettelijk verplichte boekhoudkundige bescheiden of boeken (Cass., 29.1.1988, K., V., Bull. 678, blz. 1997) noch, gelet op de invoering van het globalisatiestelsel, tot de boeken en bescheiden met betrekking tot het beroep (Kamer, zitting 1961-1962, doc. 264/42, blz. 214).
1. Beginsel
Nummer 315/15
De boeken en bescheiden moeten ter beschikking van de administratie worden bewaard in het kantoor, agentschap, bijhuis of elk ander beroeps- of privélokaal van de belastingplichtige waar die boeken en bescheiden werden gehouden, opgesteld of toegezonden.
2. Afwijking
Nummer 315/16
De administratie kan een afwijking van de in art. 315, 3e lid, WIB 92, opgenomen verplichting toestaan wanneer, wegens bijzondere omstandigheden, een belastingplichtige zijn boeken en bescheiden of een deel ervan op bepaalde data en voor een bepaalde periode elders wil heenbrengen dan waar ze werden gehouden of opgesteld (bv. bij een zelfstandige boekhouder of raadgever).
De gemotiveerde vraag tot afwijking moet schriftelijk worden gericht aan de bevoegde Hfd.cr., die, rekening houdend met de aangehaalde omstandigheden, oordeelt of de vraag tot afwijking kan worden ingewilligd.
Ter zake mag slechts een afwijking worden toegestaan indien de belastingplichtige in staat is, wanneer een controle is aangekondigd, zijn boeken en bescheiden opnieuw in bezit te hebben om ze op de vastgestelde dag voor de controle voor te leggen.
In geval van niet-aangekondigde controle moet hij, wanneer die documenten niet in zijn bezit zijn, de persoon of de instelling kunnen aanwijzen bij wie ze berusten en ze hem binnen een korte tijd doen terugbezorgen.
De Hfd.cr. deelt zijn beslissing schriftelijk aan de belastingplichtige mede (een afschrift van de beslissing wordt bij het aanslagdossier van de betrokkene gevoegd en een afschrift wordt verzonden aan de opsporingsinspectie). Die beslissing moet, in geval van weigering, verwijzen naar art. 315, 3e lid, WIB 92, en vermelden waarom, in het geval van de betrokkene, de voorwaarden tot een afwijking niet vervuld zijn of welke omstandigheden het verlenen van die afwijkingen verhinderen.
Opgemerkt wordt dat, door zijn aard zelf, het in art. 14, § 2, 3°, KB nr. 1 van 29.12.1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de BTW bedoelde dagboek van ontvangsten van dag tot dag moet worden gehouden en zich bestendig ten zetel van de onderneming moet bevinden (zie BS 31.12.1992; het betreft een dagboek waarin de BTW-belastingplichtigen aantekening houden van alle ontvangsten met betrekking tot de handelingen waarvoor zij gebruik hebben gemaakt van de ontheffing van de factureringsplicht waarin art. 1, § 2 van voormeld KB voorziet wanneer zij goederen leveren of diensten verstrekken aan natuurlijke personen die ze bestemmen voor hun privé- gebruik).
3. Boeken en bescheiden in beslag genomen door het gerecht
Nummer 315/17
De verplichting opgelegd door art. 315, 3e lid, WIB 92, is opgeheven wat de boeken en bescheiden betreft die door het gerecht in beslag zijn genomen. De Administratie der directe belastingen kan slechts tot de verificatie ervan overgaan nadat daartoe toestemming werd bekomen van de procureur-generaal of de auditeur-generaal (zie art. 327, WIB 92).
1. Beginsel
Nummer 315/18
De boeken en bescheiden moeten ter beschikking van de administratie worden bewaard tot het verstrijken van het vijfde jaar of van het vijfde boekjaar volgend op het belastbaar tijdperk waarop ze betrekking hebben.
2. Afwijking : Vervanging door microfilms of microfiches
Nummer 315/19
De Administratie der directe belastingen en de Administratie van de BTW, registratie en domeinen hebben de voorwaarden vastgelegd waaronder het, zonder voorafgaande machtiging, toegelaten is bepaalde boeken en bescheiden op microfilms of microfiches te bewaren.
Nummer 315/20
De bedoelde boeken en bescheiden zijn de volgende :
1° de dubbels van de door de belastingplichtigen opgestelde stukken en briefwisseling (uitgaande facturen, creditnota's, correspondentie, enz.) die niet worden aangevuld of ondertekend door de geadresseerde, met uitzondering evenwel van de documenten die een officieel waarmerk of enig door de fiscale wetten of reglementeringen voorgeschreven merkteken dragen.
Inzonderheid zijn dus uitgesloten : de originele aankoopfacturen en de gelijkwaardige stukken, de rekeninguittreksels van financiële instellingen, de kwitanties evenals alle andere stukken waaruit financiële verrichtingen blijken, de vervoerdocumenten, de documenten die de invoer, uitvoer of doorvoer van goederen vaststellen en de rekeningen of ontvangstbewijzen als bedoeld in art. 22, KB nr. 1 van 29.12.1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde (BS 31.12.1992);
Het bestek, de inventaris, de gedetailleerde nota, de leveringsbon of elk gelijkaardig document waarnaar de factuur verwijst voor de omschrijving van de geleverde goederen of verrichte diensten en dat dus een integrerend deel uitmaakt van de factuur, moet worden bewaard onder dezelfde voorwaarden als de inkomende factuur; zij kunnen derhalve niet worden bewaard op microfiches of microfilms (BTW- aanschr. 5/1976, nr. 31);
2° de extra-boekhoudkundige stukken die worden opgesteld om de diverse imputaties te doen in het kader van de werkzaamheid (bv. extra-boekhoudkundige staten inzake fabrieksboekhouding);
3° de boekhoudkundige stukken zoals de grootboekrekeningen;
4° de boeken en registers voorgeschreven in het BTW-Wetboek, met uitzondering van het dagboek van ontvangsten (BTW-aanschr. 95/1971, nr. 14, a) en van het register van garagisten, zelfs als het wordt gehouden in de vorm van werkfiches (BTW-aanschr. 12/1982).
Onder die boeken en registers kunnen worden vermeld : het boek voor inkomende facturen, het boek voor uitgaande facturen, de tabel van bedrijfsmiddelen, het teruggaafregister alsmede het maakloonregister.
Die boeken en registers mogen evenwel niet worden vervangen door microfilms en microfiches wanneer zij deel uitmaken van boeken bedoeld in artikel 5, KB 12.9.1983 tot uitvoering van W/boekh. (V 1691). Hetzelfde geldt voor de boeken bedoeld in art. 7 van vermeld besluit wanneer zij aan de formaliteit van het visum onderworpen zijn geweest.
Nummer 315/21
De machtiging is afhankelijk van het vervullen van de volgende voorwaarden :
- vooraleer gebruik te maken van de door de afwijking geboden mogelijkheden moeten betrokkenen schriftelijk de volgende inlichtingen mededelen aan de taxatiedienst der directe belastingen en, indien zij BTW-belastingplichtige zijn, aan het BTW-controlekantoor waaronder zij ressorteren :
1° de naam of benaming, het adres, het BTW-registratienummer en het nationaal nummer van de persoon die de machtiging wenst te bekomen;
2° de naam of benaming, het adres en het BTW-registratienummer van de persoon die belast is met het vervaardigen van de films of de fiches;
3° de naam of benaming en het adres van de eigenaar van het gebruikte materieel;
4° het merk en het type van het gebruikte materieel;
5° de nauwkeurige beschrijving van dat materieel waarin de voornaamste technische kenmerken van de vervaardigingswijze van de films of de fiches zijn opgenomen en waaruit duidelijk blijkt dat aan de andere voorwaarden opgesomd onder het 2e gedachtenstreepje is voldaan;
6° het merk en het type van het onder het 2e gedachtenstreepje, 9°, hierna, beoogde materieel.
Elke later aangebrachte wijziging aan de omschreven procedure moet onmiddellijk worden medegedeeld aan de taxatiedienst der directe belastingen en in voorkomend geval aan het BTW-controlekantoor.
- bovendien moeten de betrokkenen de nodige schikkingen treffen om aan de volgende voorwaarden te voldoen :
1° de microfilms of microfiches moeten zowel het lezen van het vergroot beeld door projectie op een scherm als de reproduktie van het beeld door fotografische vergroting mogelijk maken;
2° in geval van gebruik van het systeem "COM-off line" moeten de in 315/20 vermelde boeken en stukken, waarvan de gegevens bij het opmaken voorlopig op magneetband worden vastgelegd in afwachting dat ze op microfilms of microfiches worden gebracht, ten laatste 30 dagen na het opmaken op microfilms of microfiches worden overgebracht;
3° elke microfilm of microfiche mag alleen voor het vastleggen van één enkel boek of één bepaald soort boek of document worden gebruikt;
4° de facturen en de creditnota's moeten op de film of de fiche worden aangebracht in de volgorde van hun inschrijving in het uitgaande factuurboek of, eventueel, in het teruggaafregister voorgeschreven door de BTW-reglementering. De andere documenten vermeld in 315/20 moeten in chronologische of numerieke volgorde op de films of op de fiches worden aangebracht;
5° de boeken en stukken die op microfilms of microfiches voorkomen moeten de getrouwe weergave zijn van de originelen. Elke onleesbare of gebrekkige weergave van gegevens op de microfilms of de microfiche moet onmiddellijk op duidelijke wijze worden doorgehaald en vervangen door een foutloos beeld;
6° de microfilms of de microfiches van de facturen, de creditnota's en de verschillende soorten boekingsstukken, moeten afzonderlijk per soort en in een ononderbroken volgorde geklasseerd zijn;
7° met het oog op het klasseren en het raadplegen van de microfilms of microfiches dienen zij een met het blote oog leesbare titel te dragen; een klasseringstabel moet het mogelijk maken gemakkelijk na te gaan welke documenten op iedere microfilm of microfiche voorkomen;
8° de microfilms of microfiches moeten worden bewaard gedurende dezelfde termijnen als die welke zouden worden toegepast voor de vervangen boeken en stukken, namelijk de termijnen opgelegd door art. 60, BTW-Wetboek en art. 315, WIB 92. Wanneer deze termijnen voor een microfilm of een microfiche op verschillende data verstrijken, moet rekening worden gehouden met de termijn die het laatst verstrijkt;
9° binnen de termijn bepaald in 8° moeten de films of fiches op elk verzoek en zonder verplaatsing aan de ambtenaren van de fiscale administraties ter inzage worden voorgelegd; de voorlegging omvat de gehele of gedeeltelijke projectie van de films of fiches met het oog op de verificatie van de documenten die erop voorkomen en bovendien de kosteloze aflevering van door de controlediensten gevraagde fotografische vergrotingen. Te dien einde moeten bij elk verzoek tot voorlegging en bij elke controle ten minste drie projectieapparaten en één afdrukapparaat voor de bedoelde microfilms of microfiches ter beschikking van de ambtenaren worden gesteld;
10° wanneer om wettelijke of organisatorische redenen bepaalde boeken of stukken, benevens op de microfilm of microfiche ook op papier moeten worden afgedrukt, moeten de laatstbedoelde informatiedragers net zoals de microfilm of microfiche worden bewaard (zie 8°) en voorgelegd;
Onverminderd de voormelde voorwaarde, mogen de boeken en stukken die op enig ander middel dan een microfiche of microfilm zijn opgemaakt, worden vernietigd zodra ze op microfiche of microfilm zijn overgebracht;
11° wanneer zij niet meer over de nodige apparatuur voor het lezen of de fotografische vergroting van de microfilms of microfiches zouden beschikken, moeten de nodige maatregelen worden getroffen opdat de leverancier van de toestellen zijn materieel en zijn personeel te beschikking zou stellen teneinde de ambtenaren, zonder kosten, de inlichtingen en documenten te bezorgen die door hen niet kunnen worden verschaft;
12° de gehele of gedeeltelijke overbrenging op microfilms of microfiches van de in 315/20 vermelde documenten moet op een volledig boekjaar slaan;
13° artikel 61, § 5, van het BTW-Wetboek is van toepassing op de microfilms en microfiches waarop de in dat artikel beoogde stukken worden weergegeven.
Nummer 315/22
De betrokken administraties behouden zich het recht voor de machtiging in te trekken ten nadele van ieder die niet voldaan heeft aan de verscheidene opgelegde voorwaarden, of die op gelijk welke wijze de opdracht van de met controle belaste ambtenaren van de fiscale administraties zou hinderen.