Artikel 37bis, WIB 92

Art. 37bis, § 2, eerste en derde (opgeheven) lid, is van toepassing op de inkomsten die vanaf 01.01.2022 worden verkregen (art. 3 en 8, W 26.04.2022 - B.S. 06.05.2022; Numac: 2022031910)

[Voor de toepassing van artikel 37bis, § 2, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 op de in het kalenderjaar 2022 behaalde inkomsten, worden de in het kalenderjaar 2021 behaalde inkomsten uit het verenigingswerk als bedoeld in artikel 90, eerste lid, 1°ter, van datzelfde Wetboek, zoals het voor het kalenderjaar 2021 van toepassing was, in rekening gebracht om te bepalen of de jaargrens vermeld in voormeld artikel 37bis, § 2, tweede lid, voor het vorige kalenderjaar wordt overschreden (art. 7 en 8, W 26.04.2022 - B.S. 06.05.2022; Numac: 2022031910)]


§ 1. Onverminderd de toepassing van de roerende voorheffing, worden vergoedingen voor ontbrekende coupon of voor ontbrekend lot betreffende financiële instrumenten die het voorwerp uitmaken van een zakelijke-zekerheidsovereenkomst of van een lening, aangemerkt als beroepsinkomsten wanneer de financiële instrumenten die het voorwerp zijn van de overeenkomst worden gebruikt voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid van de verkrijger van die inkomsten.

De netto-inkomsten van deze vergoedingen worden vastgesteld overeenkomstig artikel 98, tweede lid.

§ 2. Alle in artikel 90, eerste lid, 1°ter, vermelde beloningen voor prestaties die in een bepaald kalenderjaar worden geleverd, worden als beroepsinkomsten aangemerkt van zodra voor dat kalenderjaar één van de in artikel 17, § 1, derde en vierde lid, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders vermelde grenzen of de in artikel 17bis, § 2, van hetzelfde besluit vermelde jaargrens van 190 uren wordt overschreden.

De in artikel 90, eerste lid, 1°bis en 1°ter, vermelde inkomsten worden, behoudens tegenbewijs, als beroepsinkomsten aangemerkt wanneer het totale bruto bedrag van die inkomsten, met inbegrip van het bruto bedrag van de inkomsten die bij toepassing van het eerste lid als beroepsinkomsten worden aangemerkt, in het kalenderjaar of in het vorige kalenderjaar meer bedraagt dan 3.830 euro (basisbedrag).

(...)