Parlementaire vraag nr. 1159 van mevrouw Nahima Lanjri van 11.08.2016
Kamer, Vragen en Antwoorden, 2015-2016, QRVA 54/90 dd. 07.10.2016, blz. 368
Vrijwillige hulpverleners-ambulanciers. - Ongelijke fiscale behandeling
VRAAG (van mevrouw Lanjri)
Onze brandweerdiensten werken met vrijwilligers en net zoals deze vrijwilligers zetten de ziekenwagendiensten vrijwillige hulpverlener-ambulanciers in die voor hun tijd een beperkte vergoeding ontvangen. Deze personen hebben recht op een kleine vergoeding in het kader van de vrijwilligerswet van 2005. Daarvan maken zowel de brandweer als de meeste ziekenwagendiensten gebruik. De vrijwillige hulpverlener-ambulanciers presteren echter vaak vele uren, waarbij hun inspanningen leiden tot inkomsten voor de ziekenwagendienst. Daarom beschouwt de beroepsgroep het als een noodzaak om vrijwillige hulpverlener-ambulanciers gepast te vergoeden, conform de regeling voor de vrijwillige brandweermannen, zoals bepaald in artikel 38, § 1, 12°, WIB 1992. Enkele ziekenwagendiensten hebben zich reeds ingespannen om een ruling aan te vragen, enerzijds om hun vrijwillige hulpverlener-ambulanciers correct te kunnen vergoeden, anderzijds om dezelfde hulpverlener-ambulanciers te kunnen vrijwaren van sancties. Deze rulings hebben telkens een positieve uitspraak gehad. Men heeft iedere keer overwogen dat er geen discriminatie zou mogen bestaan tussen een vrijwillige brandweerman actief als hulpverlener-ambulancier of een vrijwillige hulpverlener-ambulancier. Als antwoord op enkele parlementaire vragen (nrs. 5193 en 5614), heeft u zich positief uitgelaten over het wegwerken van de ongelijke behandeling tussen de vrijwillige hulpverlener-ambulanciers en de vrijwillige brandweermannen. Hoewel, in uw antwoord hebt u de term "hulpverleningszone" gebruikt, wat de nodige onduidelijkheid met zich mee heeft gebracht, gezien men in de praktijk kon veronderstellen dat uw antwoord dan enkel handelde over vrijwilligers-ambulanciers die actief zijn in een brandweerzone. Verder is artikel 38, WIB 92 nog steeds niet gewijzigd, wat bij de bevoegde controleurs niet het gewenste gevolg heeft verkregen naar aanleiding van uw positieve antwoord op bovenstaande parlementaire vragen. Dit heeft er toe geleid dat sommige ziekenwagendiensten financieel werden bestraft en kan er in de toekomst toe leiden dat er minder beroep gedaan zal worden op vrijwilligers. Dit zal zijn weerslag hebben op de dienstverlening. De beroepsgroep vraagt dan natuurlijk dat deze situatie wettelijk wordt rechtgezet, wat u beloofde te doen als antwoord op die parlementaire vragen.
1. Onderkent u deze situatie en bent u op de hoogte van het feit dat uw antwoord voor de nodige verwarring heeft gezorgd?
2. Kan u verklaren of u een wettelijke aanpassing beoogt van artikel 38, WIB 92? Zo ja, welke timing voorziet u hiervoor? Zo neen, hoe zal u de situatie dan oplossen?
ANTWOORD (van de Minister van Financiën)
Vooreerst wil ik duidelijk stellen dat uw vorige vraag enkel betrekking had op een eventueel fiscaal verschil tussen de vrijwilligersvergoeding van de ambulancier-brandweerman en een ambulancier niet-brandweerman voor zover zij behoren tot het operationeel personeel van een hulpverleningszone. Uit mijn antwoord op uw vraag bleek duidelijk dat de vrijstelling van de vergoeding enkel de vrijwilligers van de hulpverleningszone betreft. Artikel 38, § 1, 12° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) zal dan ook in die zin worden aangepast. Wat de vergoedingen aan vrijwilligers van private ziekenwagendiensten betreft, heb ik mijn administratie de opdracht gegeven een onderzoek ter zake uit te voeren. Als dit onderzoek is afgerond, zal ik de gepaste maatregelen nemen. Momenteel zijn de betrokken vrijwilligers volgens de administratieve commentaar op het WIB 92 uitgesloten van de vrijstelling.