Parlementaire vraag nr. 182 van de heer Dirk Van der Maelen van 23.02.2015
Parlementaire vraag nr. 182 van de heer Dirk Van der Maelen dd. 23.02.2015
Kamer, Vragen en Antwoorden, 2014-2015, QRVA 54/049 dd. 09.11.2015, blz. 35
Fiscaal statuut van kunstenaars
VRAAG (van de heer Van der Maelen)
Er bestaat onduidelijkheid over het fiscaal statuut van kunstenaars. Zo gebeurt het dat kunstenaars door de administratie ongewenst aanzien worden als "personen die geen winst nastreven", waardoor zij geen beroepskosten meer kunnen inbrengen in hun aangifte. In het fiscaal recht staat bij mijn weten nochtans nergens vermeld dat een beroepsbezigheid ook effectief inkomsten moet opleveren.
1. Op basis van welke wettelijke richtlijnen wordt het fiscaal statuut van een kunstenaar bepaald? 2. Bent u bereid om de richtlijnen voor de ambtenaren van de FOD Financiën eenduidiger te maken zodat de beslissing over het fiscaal statuut van kunstenaars in de toekomst gelijk kan toegepast worden in het hele land onder meer wat betreft de inbreng van beroepskosten in de aangifte?
ANTWOORD (van de Minister van Financiën)
1.Wat de personenbelasting betreft, bestaat er momenteel geen volledig fiscaal stelsel inzake de artiesten. Er bestaan enkel de volgende specifieke bepalingen: a) de vrijstellingen vermeld in artikel 38, § 1, eerste lid, 23°, of in artikel 97, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, respectievelijk in de hoedanigheid van beroepsinkomsten of van diverse inkomsten bedoeld in artikel 90, 1°, WIB 92, van de forfaitaire onkostenvergoedingen toegekend wegens het leveren van artistieke prestaties en/of het produceren van artistieke werken voor rekening van een opdrachtgever, voor een maximumbedrag van 2.000 euro (geïndexeerd basisbedrag 2.444,74 euro voor het aanslagjaar 2016 - inkomsten 2015) per kalenderjaar, indien de volgende voorwaarden worden nageleefd: - de belastingplichtige moet in het bezit zijn van een behoorlijk ingevulde kunstenaarskaart - de forfaitaire onkostenvergoeding mag per opdrachtgever niet hoger zijn dan 100 euro (geïndexeerd basisbedrag 122,74 euro voor het aanslagjaar 2016 - inkomsten 2015) per dag per opdrachtgever. Indien de opdrachtgever een hoger bedrag betaalt, komt de volledige vergoeding niet in aanmerking voor de vrijstelling; - de belastingplichtige mag op het ogenblik van het leveren van een artistieke prestatie en/of het produceren van een artistiek werk niet gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst, een aannemingsovereenkomst of een statutaire aanstelling met dezelfde opdrachtgever, tenzij hij en de opdrachtgever bewijzen dat de prestaties van de verschillende activiteiten van verschillende aard zijn. Voor de toepassing van het hierboven bedoelde moet worden verstaan onder: - "het leveren van artistieke prestaties en /of het produceren van artistieke werken": de creatie en/of uitvoering of interpretatie van artistieke werken in de audiovisuele en de beeldende kunsten, in de muziek, de literatuur, het spektakel, het theater en de choreografie; - "opdrachtgever": diegene die opdracht geeft aan een belastingplichtige tot het leveren van een artistieke prestatie of het produceren van een artistiek werk in de zin van het voorgaande streepje. Wordt ook als opdrachtgever beschouwd, de persoon bij wie de belastingplichtige ter beschikking wordt gesteld. Deze bepaling vult in feite een maatregel aan die op het vlak van sociale zekerheid werd genomen. b) ofwel de aftrek als divers inkomen vermeld in artikel 90, 2°, WIB 92 van de eerste schijf van 2.500 euro (geïndexeerd basisbedrag 3.820 euro voor het aanslagjaar 2016 - inkomsten 2015) op de prijzen en subsidies ontvangen gedurende twee jaar, toegekend aan geleerden, schrijvers of kunstenaars, met uitzondering van de sommen die zijn betaald of toegekend als bezoldiging van bewezen inkomsten en beroepsinkomsten zijn, ofwel de vrijstelling van dezelfde prijzen en subsidies indien aan al de volgende voorwaarden voorzien in artikel 53, § 1, KB/WIB 92 wordt voldaan : - uitzonderlijke verdiensten belonen of uitzonderlijke inspanningen mogelijk maken op het stuk van het wetenschappelijk onderzoek, de kunsten of de letteren; - toegekend zijn in omstandigheden die aan geleerden, aan de schrijvers en aan de kunstenaars ruime mogelijkheden bieden tot persoonlijk initiatief op het gebied van de voortzetting of de uitvoering van hun studies, opzoekingen, werken of kunstuitingen; - belangeloos worden toegekend, derwijze dat iedere staat van afhankelijkheid van de verkrijger tegenover de schenker en elke compensatie ten voordele van deze laatste uitgesloten is; - noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks gefinancierd worden door Belgische of buitenlandse nijverheids-, handels- of landbouwondernemingen, die op één of andere wijze voordeel kunnen halen uit de beloonde of gesubsidieerde werken, opzoekingen, studies of kunstuitingen. De lijst van de erkende instellingen is opgenomen onder § 2 van het voornoemd artikel, 53.
2. Zoals reeds vermeld in de eerste vraag, bestaat er geen fiscaal statuut van kunstenaars als dusdanig. Onder voorbehoud van de hiervoor vermelde specifieke bepalingen, zijn de algemene wettelijke bepalingen inzake inkomstenbelastingen dus eveneens van toepassing op kunstenaars. Bijgevolg moet ook een kunstenaar, zoals alle andere belastingplichtigen, voor de aftrekbaarheid van zijn beroepskosten onder meer het bewijs leveren dat hij deze kosten in het belastbare tijdperk heeft gedaan of gedragen om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden. De beoordeling van die algemeen geldende basisvoorwaarde steunt noodzakelijkerwijze steeds op de feitelijke gegevens eigen aan elk geval. Het is mij niet bekend dat die beoordeling in de praktijk tot gevolg heeft dat kunstenaars systematisch worden aanzien als "personen die geen winst nastreven". Gelet op hetgeen voorafgaat is het niet opportuun om verdere richtlijnen die specifiek van toepassing zouden zijn op kunstenaars, uit te vaardigen.