Artikel 219ter, WIB 92

Art. 219ter, vernietigd bij arrest nr. 24/2018 van het Grondwettelijk Hof, wordt hersteld als volgt en is van toepassing 10 dagen na publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad (11.07.2020) (art. 22, W 23.06.2020 - B.S. 01.07.2020; Numac: 2020041966)

[In geval van fusie, en verrichting gelijkgesteld met een fusie als bedoeld in artikel 2, § 1, 6° /1 van hetzelfde Wetboek die beantwoordt aan de in artikel 211, § 1, vierde lid, van hetzelfde Wetboek bedoelde voorwaarden, wordt de in artikel 194septies/1 van hetzelfde Wetboek bedoelde reserve geacht te zijn overgenomen door de verkrijgende of overnemende vennootschap, waardoor de bepalingen van dit hoofdstuk op deze verkrijgende of overnemende vennootschap van toepassing zijn alsof deze zelf de in artikel 194septies/1 van hetzelfde Wetboek bedoelde reserve had aangelegd. In geval van splitsing en verrichting gelijkgesteld met een splitsing als bedoeld in artikel 2, § 1, 6° /1 van hetzelfde Wetboek die beantwoordt aan de in artikel 211, § 1, vierde lid, van hetzelfde Wetboek bedoelde voorwaarden wordt de in het eerste lid bedoelde reserve verdeeld overeenkomstig de wijze bedoeld in artikel 211, § 1, tweede en derde lid van hetzelfde Wetboek, en zijn de bepalingen van dit hoofdstuk op deze verkrijgende of overnemende vennootschap van toepassing alsof deze zelf het aan deze vennootschap toegewezen deel van de in artikel 194septies/1 van hetzelfde Wetboek bedoelde reserve had aangelegd. (art. 26, W 23.06.2020 - B.S. 01.07.2020; Numac: 2020041966)]

[Elke wijziging die vanaf 15 mei 2020 aan de afsluitingsdatum van het boekjaar wordt aangebracht, blijft zonder uitwerking voor de toepassing van de bepalingen die bij dit hoofdstuk worden ingevoegd in het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en van artikel 26 van deze wet. (art. 27, W 23.06.2020 - B.S. 01.07.2020; Numac: 2020041966)]

§ 1. Voor het belastbare tijdperk waarin het in artikel 194septies/1, § 1, bedoelde vrijgestelde bedrag belastbaar wordt gesteld overeenkomstig paragraaf 4 van datzelfde artikel, wordt een afzonderlijke aanslag gevestigd waarvan de grondslag overeenkomstig paragraaf 2 en het tarief overeenkomstig paragraaf 3 worden vastgesteld.

§ 2. De grondslag van de afzonderlijke aanslag wordt gevormd door het in artikel 215, eerste lid, bedoelde tarief van de vennootschapsbelasting, te vermenigvuldigen met het in het tweede lid omschreven bedrag van de winst dat wordt verminderd met 10 % van het verlies dat zou zijn geleden zonder de terugname van de in artikel 194septies/1, § 1, bedoelde reserve, en waarvan het bedrag wordt bepaald door het in artikel 194septies/1, § 1, bedoelde vrijgestelde bedrag dat overeenkomstig artikel 194septies/1, § 4, belastbaar wordt gesteld, te vermeerderen met het in artikel 185, § 5 bedoelde bedrag, en te verminderen met het overeenkomstig het tweede lid omschreven bedrag van de winst.

Het in deze paragraaf bedoelde bedrag van de winst wordt gevormd door het positieve resultaat van het belastbare tijdperk waarin het in artikel 194septies/1, § 1, bedoelde vrijgestelde bedrag, in toepassing van artikel 194septies/1, § 4, belastbaar wordt gesteld te verminderen met de overeenkomstig artikelen 202 tot 205/1 en 543 bedoelde aftrekbare inkomsten die in de loop van het belastbare tijdperk werden verkregen.

Het in het tweede lid bedoelde bedrag kan niet groter zijn dan het in artikel 194septies/1, § 1, bedoelde vrijgestelde bedrag dat overeenkomstig artikel 194septies/1, § 4, belastbaar wordt gesteld.

Voor de vaststelling van de in deze paragraaf bedoelde grondslag kan het bedrag van het verlies niet lager zijn dan 0.

§ 3. Het tarief van deze afzonderlijke aanslag bedraagt ten minste 2 %, en ten hoogste 40 %, en wordt bepaald door 20 % te vermenigvuldigen met de overeenkomstig het tweede lid vastgestelde factor.

De in deze paragraaf bedoelde factor wordt vastgesteld door de verhouding waarbij in de teller het in paragraaf 2, tweede lid, bedoelde bedrag van de winst wordt opgenomen en in de noemer het bedrag dat gevormd wordt door het bedrag A achtereenvolgens te vermeerderen met het bedrag B en te verminderen met het bedrag C:

- waarbij het bedrag A gelijk is aan het in artikel 194septies/1, § 1, bedoelde vrijgestelde bedrag dat overeenkomstig artikel 194septies/1, § 4, belastbaar wordt gesteld;

- waarbij het bedrag B gelijk is aan het in artikel 185, § 5, bedoelde bedrag;

- waarbij het bedrag C gelijk is aan het in paragraaf 2, tweede lid, bedoelde bedrag van de winst.

Het overeenkomstig deze paragraaf vastgestelde tarief wordt afgerond op de hogere of lagere tweede decimaal naargelang het cijfer van de derde decimaal al dan niet 5 bereikt.

In het geval het in paragraaf 2, tweede lid, bedoelde bedrag van de winst gelijk is of groter is dan het in artikel 194septies/1, § 1, bedoelde vrijgestelde bedrag dat overeenkomstig artikel 194septies/1, § 4, belastbaar wordt gesteld, vermeerderd met het in artikel 185, § 5 bedoelde bedrag, is het tarief van deze afzonderlijke aanslag gelijk aan 40 %.