Artikel 304, WIB 92
Art. 304, § 2, eerste lid, is van toepassing vanaf aanslagjaar 2018 (art. 69 en 71, W 26.03.2018 - B.S. 30.03.2018; Numac: 2018011490)
§ 1. De onroerende voorheffing wordt opgenomen in kohieren. Aanslagen in de onroerende voorheffing die betrekking hebben op een kadastraal inkomen van minder dan 15 euro per artikel van de kadastrale legger worden niet in een kohier opgenomen.
Bij ontstentenis van betaling binnen de in artikel 412 gestelde termijn worden de aanslagen in de roerende voorheffing en in de bedrijfsvoorheffing altijd ten kohiere gebracht, ongeacht het bedrag ervan.
Behoudens in de gevallen bepaald bij de artikelen 225, eerste lid, en 248, § 1, worden de aanslagen in de personenbelasting, in de vennootschapsbelasting, in de rechtspersonenbelasting en in de belasting van niet-inwoners altijd ten kohiere gebracht, onafgezien het bedrag ervan, maar dit bedrag wordt niet gevorderd of teruggegeven wanneer het na verrekening van de voorheffingen, voorafbetalingen en andere bestanddelen kleiner is dan 2,50 euro.
Om te bepalen of de grens van 2,50 euro is bereikt, wordt rekening gehouden met de opcentiemen en de aanvullende belastingen als vermeld in de artikelen 245 en 466.
§ 2. Voor rijksinwoners wordt het eventuele overschot van de in de artikelen 134, § 3, en 145^35, tiende lid, bedoelde belastingkredieten, van de in de artikel 157 en 175 bedoelde voorafbetalingen, van de in de artikelen 270 tot 272 bedoelde bedrijfsvoorheffingen, van de in de artikelen 279 en 284 bedoelde werkelijke of fictieve roerende voorheffingen, van de in de artikelen 289bis, § 1, 289ter en 289ter/1 bedoelde belastingkredieten en van de gewestelijke belastingkredieten, in voorkomend geval, verrekend met de in titel VIII bedoelde aanvullende belastingen op de personenbelasting en wordt het saldo teruggegeven indien het tenminste 2,50 euro bedraagt.
Bij binnenlandse vennootschappen wordt het eventuele overschot van de in artikel 279 vermelde roerende voorheffing en van de in artikelen 157 tot 168 en 218 vermelde voorafbetalingen desvoorkomend verrekend met de afzonderlijke aanslagen gevestigd ingevolge de artikelen 219 tot 219quater en wordt het saldo teruggegeven indien het ten minste 2,50 euro bedraagt.
Bij belastingplichtigen die aan de rechtspersonenbelasting zijn onderworpen, worden de nietverrekende voorafbetalingen teruggegeven indien zij ten minste 2,50 euro bedragen.
Bij belastingplichtigen die ingevolge artikel 232 aan de belasting van niet-inwoners zijn onderworpen, is het eerste lid van deze paragraaf van toepassing op de belasting berekend volgens de artikelen 243 tot 245.
Bij belastingplichtigen die ingevolge artikel 233 aan de belasting van niet-inwoners zijn onderworpen, is het tweede lid van deze paragraaf van toepassing op de belasting berekend volgens artikel 246 en wordt het eventuele overschot van de in artikel 270 tot 272 vermelde bedrijfsvoorheffing met die belasting verrekend, het saldo wordt teruggegeven indien het ten minste 2,50 euro bedraagt.