Parlementaire vraag nr. 887 van de heer Jef Van den Bergh van 21.02.2022
Kamer, Vragen en Antwoorden, 2021-2022, QRVA 55/081 d.d. 28.03.2022, blz. 156
Derde partij financiering - Investeringsaftrek - Laadinfrastructuur (MV 25234C)
VRAAG (van de heer Van den Bergh)
Een belangrijke pijler in de wet vergroening van de mobiliteit, is de verhoogde investeringsaftrek voor het plaatsen van publiek toegankelijke laadinfrastructuur bij bedrijven. Deze investeringen gebeuren ofwel volledig door de onderneming die de laadinfrastructuur op hun terrein laat installeren (begunstigde), ofwel door derde partijen die niet enkel de installatie en exploitatie voor hun rekening nemen maar ook de financiering.
In dergelijk Charging-as-a-Service (CaaS) model, verzorgen aanbieders de installatie van het laadstation en alle aanverwante diensten (bijv. onderhoud, connectiviteit en ondersteuning) tegen een vaste prijs per geladen kWh. De laadstations zelf blijven eigendom van de CaaS-aanbieders. Begeleidende infrastructuurwerken of voorbereidende studies zijn vaak wel te financieren door de begunstigde. Voordeel van deze derde partij financiering is dat de investeringskosten en het risico dat daarmee gepaard gaat, niet ten laste komen van de begunstigde ondernemingen. Veel ondernemingen hanteren immers strikte vereisten rond zogenaamde pay-back periodes, of zitten met beperkte kredietmogelijkheden, maar willen toch graag investeren in laadinfrastructuur voor hun personeel.
Door het tijdelijke karakter van de verhoogde aftrek, is het belangrijk om snel duidelijkheid te hebben over de toepasbaarheid van de verhoogde aftrek voor modellen waarbij de eigendom van de infrastructuur wordt opgesplitst.
1. Kunt u bevestigen dat de verhoogde investeringsaftrek kan worden gebruikt bij derde partij financiering van laadinfrastructuur?
2. Geldt in dat geval de verhoogde aftrek zowel voor de begunstigde en de CaaS partij, en dit telkens voor de geactiveerde investeringen die bij de respectievelijke partijen op de balans worden genomen? Of kunnen de investeringen van de andere partijen doorgefactureerd worden aan de CaaS aanbieder, waardoor deze als kosten in het geheel kunnen worden meegenomen (zoals de externe kosten van de aansluitingscabine waarbij de netbeheerder deze doorfactureert of voorbereidingswerken uitgevoerd in opdracht van de begunstigde)?
3. Is er een bepaald maximum van investeringen dat voor de verhoogde aftrek in aanmerking kan komen in hoofde van de Caas aanbieder (of gelijkaardige dienstverlener)?
ANTWOORD (van de Minister van Financiën)
De gestelde vraag is niet duidelijk. Ze heeft blijkbaar betrekking op een maatregel inzake een "verhoogde investeringsaftrek voor het plaatsen van publiek toegankelijke laadinfrastructuur bij bedrijven". Verder is er in de vraag ook sprake van ondernemingen die willen "investeren in laadinfrastructuur voor hun personeel".
De wet van 25 november 2021 houdende fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit heeft alleen een verhoogde investeringsaftrek ingevoerd voor koolstofemissievrije vrachtwagens, voor tankinfrastructuur voor blauwe, groene en turquoise waterstof en voor elektrische laadinfrastructuur voor koolstofemissievrije vrachtwagens.
Wellicht heeft de vraag betrekking op een andere maatregel die door dezelfde wet is ingevoerd, namelijk de aftrek als beroepskosten van verhoogde afschrijvingen voor in nieuwe staat verkregen of tot stand gebrachte en publiek toegankelijke laadstations voor elektrische wagens.
Wanneer een onderneming ("begunstigde") dergelijke laadstations op haar terrein laat installeren door een derde partij ("CaaS-aanbieder") die de eigendom van de laadstations behoudt en ze voor eigen rekening exploiteert, kan de "begunstigde" in principe geen aanspraak maken op een verhoging van afschrijvingen op uitgaven gedaan voor begeleidende infrastructuurwerken of voorbereidende studies aangezien de laadstations niet door hem zijn verkregen of tot stand gebracht.
De "CaaS-aanbieder" kan wel aanspraak maken op de verhoging van de afschrijvingen op de door hem gedane uitgaven voor de laadstations voor zover aan alle wettelijke voorwaarden ter zake is voldaan waaronder ook de publieke toegankelijkheid van de laadstations. Of hij in voorkomend geval ook aanspraak kan maken op verhoogde afschrijvingen op uitgaven die hij heeft gedaan voor een aansluitingscabine of voorbereidende werken, is afhankelijk van de feitelijke en juridische omstandigheden waarin die uitgaven hebben plaatsgevonden.
Er is geen wettelijk maximumbedrag bepaald voor de investeringen die recht geven op de aftrek van de verhoogde afschrijvingen voor laadstations voor elektrische wagens.