Parlementaire vraag nr. 55017889C en nr. 55017890C van de heer Reccino Van Lommel van 01.06.2021
Kamer, Integraal verslag – Commissie voor de Financiën, 2020-2021, CRIV 55 COM 494 d.d. 01.06.2021, blz. 45
Het akkoord inzake de vergroening van de bedrijfswagens in 2026
VRAAG (van de heer Van Lommel)
Mijnheer de minister, u herinnert zich ongetwijfeld nog mijn interpellatie in deze commissie van enkele weken geleden over het akkoord dat u zou sluiten over de vergroening van de bedrijfswagens. U had toen verklaringen afgelegd in de pers, maar niet in het Parlement, omdat, zo zei u, het een en ander nog moest worden besproken in de regering. Ik heb begrepen dat er ondertussen witte rook is. Althans voor u, want of die rook wit is, valt nog af te wachten. Ik denk immers dat een aantal bedrijven en werknemers deze eerder zullen bekijken als zwarte rook. De vraag van één miljoen blijft natuurlijk op welke wijze u die gederfde inkomsten met betrekking tot accijnzen en btw uit brandstoffen zult compenseren. Het blijft daar bijzonder stil rond. Betekent dit op termijn een stijging van de brandstofprijzen, waarvan de particulieren het slachtoffer zullen worden? Welke garanties kunt u hier vandaag openlijk geven? U zei in de vorige commissievergadering dat die elektrische voertuigen in principe voor 100 % fiscaal aftrekbaar blijven. Ondertussen is uit het akkoord duidelijk geworden dat wij naar een degressieve afname tot 67,5 % gaan. Dat betekent eigenlijk dat de aftrekbaarheid van die elektrische voertuigen in de toekomst lager zou zijn dan die van een aantal voertuigen met een verbrandingsmotor vandaag. Hoe rijmt u dit? Wat is het concrete effect op het voordeel van alle aard? Welke aanpassingen voorziet u in de huidige berekeningsformule? Hoe zit het met de fiscale behandeling van kosten met betrekking tot het opladen van de voertuigen bij de werknemer of bedrijfsleider thuis? Hoe gaan die bewezen moeten worden? Er is immers nog steeds een discussie bij de controleurs onderling. U zei ook dat er niets verandert voor voertuigen die zouden aangekocht worden tot 2023. Zij zouden het huidige systeem kunnen blijven genieten. Is dat onbeperkt in de tijd? Wat zal er gebeuren wanneer bedrijven beslissen om bepaalde voertuigen tien jaar te behouden? Zou dat eventueel leiden tot het verlengen van de levensduur van een aantal wagens? Wij weten trouwens ook – en dat is objectief vast te stellen – dat er in Vlaanderen vier maal meer bedrijfswagens rondrijden dan in Wallonië. Zal dat ertoe leiden dat uiteindelijk de Vlaming het slachtoffer wordt van deze maatregel? Daarnaast heb ik u vorige keer ook gewezen op een aantal effecten die dit mogelijk met zich zou kunnen meebrengen. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan het privé aanschaffen van bedrijfswagens met een verbrandingsmotor, waardoor er geen belastbaar voordeel verschuldigd is en er ook geen sociale bijdragen van 22 % betaald zouden moeten worden, wat zou dus betekenen dat dit kan worden omzeild. Hoe kijkt u daarnaar? Wat moet met de bestaande voertuigen gebeuren? Betekent dit dat de huidige bedrijfswagens maar zoveel mogelijk geëxporteerd moeten worden naar andere continenten? Hoe rijmt u dat met het verhaal van de circulaire economie? U meldde dat de elektrische voertuigen later terecht zullen komen op de particuliere markt. Maar hoe zeker bent u dat voor de huidige generatie van elektrische voertuigen hun waardevastheid gegarandeerd blijft na 150.000 kilometer? Zijn de voertuigen dan eigenlijk nog wel iets waard? Hoe zit het met de aftrekbaarheid van de laadpalen? In de pers zijn er verschillende berichten over verschenen. Hoe gaat u daarin voorzien? Spruit dit voort uit de aftrekparameters van het voertuig ansich, zoals dat momenteel is bij voertuigen met een verbrandingsmotor? Gaat het over andere parameters? Tot slot, mijnheer de minister, heb ik vaak conclusies gelezen waarin gemeld wordt dat elektrische voertuigen objectief gezien wel duurder zijn en het er niet naar uitziet dat de automerken hun prijzen zomaar zullen verlagen. Dat betekent dus dat de werknemer het zal moeten stellen met een kleinere wagen, met minder opties en dergelijke. Bent u ervan overtuigd dat het aangekondigde aanbod de betaalbaarheid voor de bedrijven en kleine zelfstandigen kan garanderen?
ANTWOORD (van de Minister van Financiën)
Mijnheer Van Lommel, bij uw vorige interpellatie en bij de vraag van de heer Donné heb ik al meegegeven dat we uiteraard uitgebreid de tijd hebben genomen om in de mate van het mogelijke de budgettaire impact van dit voorstel te becijferen. Daarover wil ik toch een aantal zaken duidelijk maken. Ten eerste, de vergroening van het wagenpark zal hoe dan ook plaatsvinden. Met dit voorstel versterken we enkel de noodzakelijke versnelling. De budgettaire tekorten, waar velen in de media gewag van maken, zijn niet het gevolg van het voorstel, maar wel van een veranderende wereld met een impact op onze ontvangsten. Ten tweede, mijn administratie heeft ramingen gemaakt tot 2039. Die hangen uiteraard vast aan een aantal hypothesen en veronderstellingen, maar natuurlijk ook aan een aantal onzekerheden. Dat maakt de budgettaire oefening niet makkelijker. Wat de budgettaire aspecten betreft, wil ik even dieper ingaan op wat er aan de kant van de werkgevers gebeurt, evenals wat de accijnsontvangsten betreft. Er is daarnaast ook een verschil tussen de korte en de lange termijn. Als werkgevers kiezen voor een elektrische wagen, zullen ze geen hogere belastingen betalen. We maken de fiscale aftrek voor elektrische bedrijfswagens in vergelijking met die van verbrandingsmotoren alleen maar groter. Vanaf 2027 zal de aftrek voor deze elektrische wagens geleidelijk aan afgebouwd worden naar het gemiddelde niveau van vandaag, met name de 67,5 %. Wij versnellen zo dus de vergroening, zonder dat wij op lange termijn minder budgettaire ontvangsten krijgen. Wij kiezen dus radicaal voor een groener wagenpark waar dat mogelijk is. Sommige ontvangsten in bijvoorbeeld de accijnzen zullen in de toekomst inderdaad dalen, maar zij zouden hoe dan ook zijn gedaald. Het bedrijfswagenpark langer op vervuilende fossiele brandstoffen laten rijden om staatsontvangsten te ondersteunen, is natuurlijk fout. De miljoenen tonnen uitgespaarde CO2-uitstoot is natuurlijk de driver van deze hervorming. De radicale keuze voor emissievrije wagens heeft op korte termijn natuurlijk ook enorme positieve effecten. De vergroening van het wagenpark zal positieve effecten hebben op het milieu en het klimaat en zal de kosten in de gezondheidszorg permanent doen afnemen. Tegelijkertijd zullen wij ook minder CO2-emissiecertificaten moeten kopen. Ook de macro-economische effecten van de technologierevolutie die zal plaatsvinden, mogen niet worden onderschat. Mijn administratie heeft berekend dat een toename van de economische groei met 1 % leidt tot een autonome verhoging van de ontvangsten van 1,56 miljard euro. Dat zijn ontvangsten die voortvloeien uit het loutere feit dat de taart groter is gemaakt, niet omdat zij meer is belast. Het klopt dat een hogere cataloguswaarde een verhogend effect heeft op het voordeel van alle aard, maar dat wordt gedeeltelijk gecompenseerd door het minimale CO2-percentage als gevolg van de nuluitstoot van het voertuig. De cataloguswaarde zal natuurlijk ook dalen over de komende jaren zodra er meer koolstofemissievrije wagens op de markt komen alsook meer koolstofemissievrije wagens in lagere prijsklassen. De markt heeft trouwens al aangegeven – u hebt dat ongetwijfeld ook gelezen in de gespecialiseerde pers – dat de elektrische wagen rond 2025 concurrentieel zal zijn op het gebied van de cataloguswaarde met een gelijkaardig fossiel equivalent. In verband met de terugbetaling door de werkgever van kosten inzake het thuis opladen, verwijs ik naar mijn antwoord op mondelinge vraag nr. 55016946C van de heer Joris Vandenbroucke. Ik kom bij de vraag inzake grandfathering. Voor bedrijfswagens die voor 1 juli 2023 werden aangeschaft, blijft de huidige fiscale aftrekregeling van toepassing. Of het nu 1 jaar, 2 jaar, 5 jaar of 10 jaar is, de fiscale aftrekregeling blijft van toepassing. Heel wat bedrijven werken met leasecontracten voor hun bedrijfswagenpark. Daarnaast zal de getrapte degressieve afname van de fiscale aftrekbaarheid van elektrische bedrijfswagens vanaf 2026 ook een incentive vormen om versneld de overstap te maken naar koolstofemissievrije wagens. Ik denk dus niet dat grandfathering tot een grootschalige verlenging van de levensduur van wagens met een verbrandingsmotor zal leiden, maar zoals gezegd, is het wel mogelijk. Aan het voordeel van alle aard wordt niet geraakt. Ook voor bedrijfswagens met een verbrandingsmotor die enkel voor beroepswerkzaamheden worden gebruikt, zal het huidige forfaitaire voordeel van alle aard van toepassing blijven. Het privé aanschaffen van een wagen zal dus niet meteen voordeliger worden, maar fiscaal het meest interessant zal natuurlijk het aanbieden van een emissievrije bedrijfswagen zijn. Uw vraag over de circulaire economie valt volgens mij een beetje buiten het kader van deze discussie. Ik ben uiteraard blij te vernemen dat u aandacht hebt voor de belangen van andere continenten, maar het mogelijke probleem dat u hier aankaart, is natuurlijk niet nieuw. Ook vandaag worden oudere wagens vervangen door nieuwe, waarbij er uiteraard wordt op toegezien dat deze oude wagens enkel nog verder worden gebruikt wanneer ze aan de nodige veiligheids- en milieunormen voldoen. Met dit project willen we vooral inzetten op het sneller emissievrij maken van wagens. Zoals reeds gezegd zal de waarde van een elektrische auto na verloop van tijd afnemen, maar uiteraard zal hun waardevastheid, rekening houdend met het steeds groter wordende aandeel in het wagenpark, hoger zijn dan deze van wagens met een verbrandingsmotor, als dat nu al niet het geval is. De regels met betrekking tot de aftrekbaarheid van laadpalen wijzigen niet. Wel zal er via dit project een verhoogde kostenaftrek worden toegekend voor de installatie van publiek toegankelijke laadpalen onder bepaalde voorwaarden. Als een minimaal rijbereik van 500 kilometer wordt vooropgesteld, is de prijs van een elektrische wagen vandaag inderdaad nog aan de hoge kant. De vraag is echter of iedere bedrijfswagen per se een dergelijk rijbereik nodig heeft, zeker wanneer rekening wordt gehouden met de toename van het aantal laadpunten waarop dit project ook inzet. Tot slot wil ik erop wijzen dat de technologische ontwikkeling niet stilstaat en dat het rijbereik van elektrische wagens steeds groter wordt bij elke nieuwe generatie batterijen. Kijk maar naar wat er vijf jaar geleden op de markt was. Er rest ons nog evenveel tijd tot 2026 en dan weet u welke grote vooruitgang er nog kan worden geboekt.
Reccino Van Lommel : Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Dat was omstandiger dan bij mijn interpellatie de vorige keer, waarvoor dank. Hoe we het ook draaien of keren, er zullen nog heel wat bedrijven zijn die vóór 2023 een wagen met een verbrandingsmotor zullen kopen om de volgende jaren zogenaamd veiliggesteld te zijn. U zegt dat de volledige budgettaire impact nog niet is berekend. Ik vind het jammer dat we die nog niet kennen, want er zijn toch akkoorden afgeklopt binnen de regering en is er ook een communicatie naar de buitenwereld gestuurd. U zegt echter ook dat die 67,5 % overeenkomt met het gemiddeld aftrekniveau vandaag, dus na de hervorming die in 2020 is ingegaan. Dat betekent dus dat de kleinere voertuigen, die vandaag een hogere aftrek kunnen genieten, in de toekomst nog altijd zwaarder zullen worden belast. Uiteraard doet men het omwille van het klimaat- en het milieuaspect, maar de oplossing kan niet zijn om die vervuilende wagens op de boot te zetten en ze naar Afrika te exporteren, waar ze nog vijf tot tien jaar blijven rondrijden. De milieuaspecten daar belangen ons ook hier aan. Dat is dus geen oplossing. U hebt het over de lagere prijsklasse van die elektrische voertuigen. Dat gaat natuurlijk hand in hand met het rijbereik. Ik denk dat men weinig heeft aan een wagen die maar een rijbereik van 150 kilometer heeft. Dat rijbereik geldt dan nog alleen op papier, volgens de WLTP normen. Dan moet men er immers nog rekening mee houden dat men tijdens de zomer en wanneer het warm is, daar vaak nog 20 % van moet aftrekken. Die technologie heeft dus nog wel een weg af te leggen. Zeggen wij dat die evolutie noodzakelijk is? Ja, absoluut. Niemand in dit Parlement zegt dat dit niet moet of niet kan, maar we mogen vooral niet te snel willen gaan. Er werd in de pers verklaard dat ons elektriciteitsnet perfect voldoet, maar niets is minder waar. De volgende stap zal immers zijn dat men de auto op het werk oplaadt om vervolgens thuis de batterij in te pluggen om de kookplaat te gebruiken. Dat kan niet de bedoeling zijn. Ik denk ook aan slimme meters die bepalen wanneer een auto wordt opgeladen. We hebben ook nog veel vragen over de tarieven die zullen worden toegepast in de elektriciteitsfactuur. Ik zie u kijken, mijnheer de minister, maar dat is zoals het er in de toekomst zal aan toe gaan. De bevolking zal in zijn vrijheden worden beknot, want men moet toch zelf kunnen bepalen waar en wanneer men zijn voertuig oplaadt. Dat zijn zaken die in het debat worden vergeten. Ik begrijp dat het dossier in de komende maanden op tafel zal komen te liggen. Deze zaken zullen zeker in het debat aan bod komen.