Parlementaire vraag nr. 2145 van de heer Roel Deseyn van 16.03.2018
Kamer, Vragen en Antwoorden, 2018-2019, QRVA 54/176, d.d. 06.12.2018, blz. 325
De aanrekening van de belastingvrije som
VRAAG
In antwoord op mijn vraag nr. 23592 (Integraal Verslag, Kamer, 2017-2018, CRIV 54 COM 825) hebt u gesteld dat u zich wel degelijk bewust bent van de problematiek die er heerst bij de aanrekening van de belastingvrije som in het geval van grensarbeiders. De oplossing die uiteindelijk door de wet van 25 december 2017 werd uitgewerkt, heeft in verschillende gevallen een negatieve impact die soms tot boven de 1.000 euro kan oplopen.
U antwoordde dan ook dat die aanrekening de schuld is van de zesde staatshervorming, waarbij het voor u en voor uw administratie onmogelijk is om die effecten te neutraliseren. Ik wil dan ook graag wijzen op het feit dat diezelfde problematiek ook gespeeld heeft voor de federale woonbonus.
Het axioma dat de gewestelijke regels de federale regels niet mogen beïnvloeden wordt immers bij de federale woonbonus doorbroken door effectief rekening te houden met de gewestelijke woonbonus. Het kan dus weldegelijk. De vraag is waarom er bij de aanrekening van de belastingvrije som geen rekening gehouden kan worden met de gewestelijke regels, zodoende voor de belastingplichtigen in kwestie automatisch uit te maken welke berekening de meest gunstige is.
1. Kan u bepalen dat de aanrekening van de belastingvrije som in het geval van de Imfeld Garcet-problematiek alsnog de gewestelijke regels meeneemt, zodoende waarheidsgetrouw uit te maken welke aanslag de meest voordelige is?
2. Indien u daartoe niet bereid is, bent u er dan voor gewonnen om te bepalen dat de belastingplichtigen, net zoals de feitelijke samenwonenden, een keuzerecht hebben en in het verlengde daarvan de nodige berekeningstools te voorzien bij Tax-on-web?
ANTWOORD
1. In geval van een gemeenschappelijke aanslag worden de toeslagen op de belastingvrije som in beginsel toegevoegd aan het basisbedrag van de belastingvrije som van de echtgenoot met het hoogste belastbare inkomen.
Artikel 134, §4, derde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 25 december 2017 houdende diverse fiscale bepalingen III, bepaalt dat de toeslagen op de belastingvrije som worden toegevoegd aan het basisbedrag van de belastingvrije som van de echtgenoot met het laagste belastbare inkomen wanneer daardoor de belasting Staat verhoogd met de belasting op de roerende inkomstenbox voor beide echtgenoten samengenomen, wordt verlaagd.
De wet legt dus uitdrukkelijk op dat het al dan niet voordelig zijn van deze alternatieve aanrekening van de toeslagen op de belastingvrije som moet gebeuren op het niveau van de belasting Staat, zonder dat de gewestelijke belastingregels in rekening worden gebracht.
Zoals ik in mijn antwoord op uw mondelinge vraag nr. 23592 (Integraal Verslag, Kamer, 2017-2018, CRIV 54 COM 825) heb aangegeven, wordt voor de aanrekening van de toeslagen op de belastingvrije som dezelfde logica toegepast als voor de toepassing van het huwelijksquotiënt en de globalisatie van de afzonderlijk belastbare inkomsten.
Wanneer de wetgever in 2014 het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 heeft aangepast ingevolge de invoering van de gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting, heeft hij willen vermijden dat de toepassing van gewestelijke belastingregels een impact zou hebben op de belastbare grondslag en de belasting Staat.
Daarom heeft de wetgever toen ook beslist om vanaf aanslagjaar 2015 niet langer op het niveau van het eindsaldo, maar op het niveau van de belasting Staat te evalueren of de toepassing van het huwelijksquotiënt en de globalisatie van de afzonderlijk belastbare inkomsten al dan niet voordeliger is voor de belastingplichtige.
In uw vraag verwijst u naar het doorbreken van die logica op het vlak van de korf woonbonus/lange termijnsparen. In dit kader wil ik eerst en vooral opmerken dat die korf geen impact heeft op de belastbare grondslag of op de belasting Staat.
Bovendien wordt in de memorie van toelichting bij de wet van 8 mei 2014 (Wet tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ingevolge de invoering van de gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting als bedoeld in titel III/1 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de gewesten en tot wijziging van de regels op het stuk van de belasting van niet-inwoners en tot wijziging van de wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de zesde staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet) met betrekking tot de korf opgemerkt dat "de regering (is) zich bewust (is) van het feit dat de voorgestelde verrekening van de uitgaven waarvoor een gewestelijk belastingvoordeel wordt verleend met de federale korf "lange termijnsparen", werkbaar is zolang de gewesten geen eigen maatregelen hebben genomen inzake de fiscale voordelen voor uitgaven voor het verwerven of behouden van de eigen woning.
Van zodra een gewest eigen maatregelen treft inzake de voormelde voordelen, zal de manier waarop de federale korf "lange termijnsparen" wordt bepaald, moeten worden geëvalueerd en zal moeten worden beslist of een aanpassing van artikel 1456, eerste lid, WIB 92 wenselijk of noodzakelijk is om een zo gelijk mogelijke behandeling van alle rijksinwoners te verzekeren, ongeacht het gewest waar ze zijn gelokaliseerd." (Parl. St. 54-3427/001, p. 43).
2. Wat betreft het invoeren van een keuzerecht met betrekking tot de aanrekening van de toeslagen op de belastingvrije som, dient op dit moment geconcludeerd te worden dat dit niet echt wenselijk is omwille van de complexiteit van de berekening van de personenbelasting.
Heel wat belastingplichtigen zullen immers niet kunnen inschatten wat effectief de meest voordelige keuze is. De gevallen waarin de alternatieve aanrekening voordelig kan zijn, zijn immers ook niet beperkt tot de gevallen waarin één van de echtgenoten een inkomen van buitenlandse oorsprong heeft en bovendien maken nog niet alle belastingplichtigen gebruik van Tax-on-web.
Met het oog op een optimalisatie, een keuzerecht invoeren dat dermate complex is zou met andere woorden haaks staan op de rechtvaardigheid van het belastingstelsel.