Artikel 116, KB/WIB 92

Art. 116, 2°, is van toepassing 10 dagen na publicatie van het koninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad (05.08.2023) (art. 12, KB 17.07.2023 - B.S. 26.07.2023; Numac: 2023043989)

Van de inning van de roerende voorheffing wordt volledig afgezien met betrekking tot de in de artikelen 17 en 90, eerste lid, 6° en 11°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde inkomsten, andere dan dividenden van Belgische oorsprong, die worden verleend of toegekend aan beleggingsvennootschappen of aan gereglementeerde vastgoedvennootschappen:

1° als bedoeld in de artikelen 15, 148 en 271/10 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen;

2° als bedoeld in de artikelen 190, 195, 257, 285, 288 en 298 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders;

3° als bedoeld in bepalingen van buitenlands recht gelijkaardig aan deze in 1° en 2° en

- die zijn gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en

- die hun rechten van deelneming niet openbaar aanbieden in België.

4° als bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 9 november 2016 met betrekking tot gespecialiseerde vastgoedbeleggingsfondsen.