Commentaar van art. 410, WIB 92

Art. 410, WIB 92

I. WETTEKST

410/0

II. DRAAGWIJDTE VAN ART. 410, 1E EN 2E LID, WIB 92

410/1-7

III. DRAAGWIJDTE VAN ART. 410, 3E LID, WIB 92

410/8-11

IV. OPMERKING

410/12

I. WETTEKST

Nummer 410/0

Art. 410. - In geval van bezwaar of van beroep wordt de belasting in hoofdsom, opcentiemen en verhoging, vermeerderd met de daarop betrekking hebbende interesten, beschouwd als zekere en vaststaande schuld en kan, evenals de kosten van alle aard, door alle middelen tot tenuitvoerlegging ingevorderd worden, in zover zij overeenstemt met het bedrag van de aangegeven inkomsten of, wanneer zij ambtshalve werd gevestigd bij niet-aangifte, in zover zij niet meer bedraagt dan de laatste belasting welke, voor een vorig aanslagjaar, definitief gevestigd werd ten laste van de belastingschuldige.

Voor de toepassing van het eerste lid worden de inkomsten waaraan de belastingschuldige tijdens de procedure van vestiging van de belasting zijn goedkeuring heeft gehecht, gelijkgesteld met de aangegeven inkomsten.

In bijzondere gevallen kan de directeur der belastingen de invordering doen uitstellen, in zover en onder de voorwaarden door hem te bepalen.

II. DRAAGWIJDTE VAN ART. 410, 1E EN 2E LID, WIB 92

Nummer 410/1

Art. 410, 1e lid, WIB 92 maakt het mogelijk door alle middelen tot tenuitvoerlegging de invordering te vervolgen :

- hetzij van de belasting betreffende de inkomsten door de belastingschuldige vermeld in zijn aangifte voor het beschouwde aj. of in de vroeger ingediende aangifte die wettelijk geldig is voor het bedoeld aj. (die belasting is, inderdaad, normaal en gewoonlijk te beschouwen als zijnde die tot betaling waarvan de belastingschuldige zich door zijn aangifte heeft verbonden);

- hetzij van de belasting met betrekking tot de aangegeven inkomsten vermeerderd met deze waaraan de belastingschuldige of zijn lasthebber in de loop van de verificatie van de aangifte zijn goedkeuring heeft gehecht. Het is wel te verstaan dat enkel een akkoord getroffen met ambtenaren van de Administratie der directe belastingen in aanmerking mag worden genomen. Bepaalde akkoorden getroffen met ambtenaren van de BTW en waaruit een hoger inkomen zou blijken, zijn ter zake niet relevant;

- hetzij, wanneer de betwiste belasting wegens niet-aangifte ambtshalve is gevestigd, van een som die niet meer bedraagt dan de laatste belasting die, voor een vorig aj. definitief is gevestigd ten laste van de belastingschuldige, zonder dat moet worden nagegaan of laatstbedoelde belasting voortvloeit uit een door de belastingschuldige onderschreven aangifte, ofwel van ambtswege is gevestigd. Ter zake is op te merken dat door de in art. 410, 1e lid, WIB 92 gebruikte termen "bij niet-aangifte" een werkelijke afwezigheid van aangifte wordt bedoeld. Een laattijdige aangifte, ingediend voor de vestiging van de betwiste aanslag, moet dus - zelfs indien ze ten opzichte van de aanslagprocedure als onbestaande wordt beschouwd - in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van het voorlopig in te vorderen bedrag.

Nummer 410/2

Door het in art. 410, WIB 92 bedoelde bezwaar of beroep hetwelk in bepaalde gevallen uitstel van invordering kan wettigen, wordt enkel verstaan het bezwaar bij de Gew.dir. der belastingen, beoogd in art. 366, WIB 92 of de voorziening voor het hof van beroep, waarvan sprake is in art. 377, WIB 92 (Cass., 7.6.1968, Bull. 502. blz. 2245 ).

Nummer 410/3

Het gedeelte van de betwiste belasting dat vóór de oplossing van het geschil door alle middelen tot tenuitvoerlegging mag worden geëist, het zogenaamde onbetwistbaar verschuldigd gedeelte, wordt dus krachtens de wet vastgesteld en wordt uit eigen beweging bepaald door de ambtenaar die met het onderzoek van het bezwaarschrift is gelast (zie commentaar op art. 374, WIB 92).

Nummer 410/4

Hij stelt dit gedeelte vast zodra hij in het bezit is van de vereiste elementen (bezwaardossier en fiscaal dossier) en zendt de gepaste inlichtingen zowel aan de belastingschuldige als aan de Ontv., houder van het kohier.

Het onbetwistbaar verschuldigd gedeelte van de betwiste aanslagen inzake OV wordt echter door de Ontv. zelf aan de betrokken belastingschuldige medegedeeld.

Nummer 410/5

De invordering mag slaan op de onmiddellijk eisbare belasting in hoofdsom, opcentiemen en verhogingen, vermeerderd met de desbetreffende interesten en met de door de Ontv. gedane kosten van alle aard.

Het spreekt vanzelf dat de bedoelde nalatigheidsinteresten enkel die zijn welke betrekking hebben op dit onmiddellijk eisbaar bedrag. Ze worden op voormelde grondslag berekend volgens de gewone regelen van art. 414, § 1, WIB 92.

Nummer 410/6

De invorderingsmaatregelen blijven zonder invloed op het uiteindelijk gevolg van het bezwaarschrift.

Nummer 410/7

Zodra de betwiste aanslag definitief is geworden, omdat een beslissing van de Gew.dir., waartegen geen beroep meer mogelijk is, of een arrest van een hof van beroep, waartegen geen voorziening in cassatie meer kan worden ingesteld, een einde aan het geschil heeft gesteld, moet de Gew.dir. de betrokken Ontv. uitnodigen de invordering van het eventueel nog te betalen saldo te bespoedigen en de vervolgingen door te drijven.

III. DRAAGWIJDTE VAN ART. 410, 3E LID, WIB 92

Nummer 410/8

Ongeacht het voorgaande, mag de Gew.dir. der belastingen, krachtens art. 410, 3e lid, WIB 92 in bijzondere gevallen, steeds de invordering van de betwiste belastingen doen uitstellen in de mate en onder de voorwaarden die hij bepaalt, rekening houdend met de bijzondere omstandigheden van de zaak.

Nummer 410/9

Bij gebrek aan een andere begripsomschrijving door de wet, moet de notie "in bijzondere gevallen" in haar gebruikelijke betekenis worden verstaan en mag ze niet worden beperkt tot de omstandigheden die louter en alleen de invordering van de belasting betreffen, zoals de vermogenstoestand van de belastingschuldige of andere ongelukkige omstandigheden die hem beletten zijn schuld te vereffenen. Wat de beoordeling van de notie "in bijzondere gevallen", in de zin van art. 410, 3e lid, WIB 92 betreft, beschikt de Gew.dir. der belastingen over een zeer ruime appreciatiebevoegdheid en het komt dan ook de Raad van State, behoudens klaarblijkelijke vergissing niet toe in zijn plaats op te treden om te beslissen of de door de belastingschuldige ingeroepen omstandigheden een bijzonder geval uitmaken, dat een uitzondering rechtvaardigt op de regel van de onmiddellijke invordering. Het behoort echter in ieder geval tot de bevoegdheid van de Raad van State na te gaan of de Gew.dir. wel degelijk zijn appreciatiebevoegdheid heeft uitgeoefend en of hij daarbij wel is overgegaan tot een ernstig onderzoek van de concrete omstandigheden die aan de basis van de aanvraag liggen (R v.St., 18.11.1987, Jurisprudence de Liège, Mons et Bruxelles, 1988, 391; Bull. 695, blz. 1634).

Nummer 410/10

De ter zake getroffen directoriale beslissing, die aan geen sacramentele vormen is onderworpen, moet steunen op de motieven die kunnen worden afgeleid uit de tekst van de beslissing zelf of blijken uit het administratief dossier. De wet heeft geen termijn voorzien binnen dewelke de Gew.dir. deze appreciatiebevoegdheid moet uitoefenen; het is de rechter echter niet toegelaten om tijdens de periode dat de Gew.dir. een dergelijke aanvraag onderzoekt zelf de invordering op te schorten (Luik, 19.11.1986, Jurisprudence de Liège, Mons et Bruxelles, 1987, blz. 252).

Nummer 410/11

Indien de Gew.dir. een instemmende beslissing treft mag de motivering tot een eerder algemene formule worden beperkt.

In geval van een gehele of gedeeltelijke afwijzing van de gevraagde verdaging van de invordering moet de motivering evenwel "afdoende" zijn, wat impliceert dat er voldoende proportionaliteit aanwezig moet zijn tussen de aangehaalde motivering en de belangrijkheid van de beslissing. De beslissing moet aldus expliciet vermelden waarom de aanvrager met inachtneming van de termen van het verzoek en van aan de Gew.dir. bekende gegevens uit het dossier zich niet in een bijzonder geval bevindt.

IV. OPMERKING

Nummer 410/12

Het niet betalen van een belastingschuld die uitsluitend krachtens art. 410, WIB 92 eisbaar is, kan niet worden beschouwd als een staking van betaling zoals bedoeld in art. 437, W 18.4.1851. De Ontv. zal dus een dergelijk feit niet mogen inroepen als grondvoorwaarde tot het uitlokken van het faillissement van een belastingschuldige.