Commentaar van art. 338, WIB 92

Afdeling VII - Wederzijdse bijstand

Art. 338, WIB 92

I. WETTEKST

338/0

II. ALGEMEEN

338/1-2

III. ORGANISATIE VAN DE BIJSTAND

338/3-4

IV. INTERNATIONALE KOPPELBAZEN

338/5

V. BIJLAGE

338/6

I. WETTEKST

Nummer 338/0

Art. 338. - Met de belastingbesturen van de andere lidstaten van de Europese Economische Gemeenschap mag de administratie der directe belastingen inlichtingen uitwisselen die van nut kunnen zijn voor de juiste vaststelling van de belastingen naar het inkomen en het vermogen binnen die Gemeenschap.

Van de inlichtingen die van de belastingbesturen van de andere lidstaten van de Europese Economische Gemeenschap worden verkregen, wordt op dezelfde wijze gebruik gemaakt als van de gelijkaardige inlichtingen die de Administratie der directe belastingen rechtstreeks inzamelt.

De inlichtingen ten behoeve van de belastingbesturen van die lidstaten worden op dezelfde wijze ingezameld als de gelijkaardige inlichtingen die de Administratie der directe belastingen te eigen behoeve inzamelt.

De administratie van de directe belastingen kan eveneens, ter uitvoering van een akkoord dat met de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van de Europese Economische Gemeenschap wordt gesloten, op het nationale grondgebied de aanwezigheid toestaan van ambtenaren van het belastingbestuur van die lidstaat om alle inlichtingen in te zamelen die van nut kunnen zijn voor de juiste vaststelling van de belastingen naar het inkomen en het vermogen binnen die Gemeenschap.

De inlichtingen die door een ambtenaar van de administratie van de directe belastingen in het buitenland worden ingezameld in het kader van een akkoord dat met een lidstaat van de Europese Economische Gemeenschap is gesloten, kunnen in dezelfde voorwaarden worden aangewend als de inlichtingen die hier te lande door de administratie van de directe belastingen worden ingezameld.

II. ALGEMEEN

Nummer 338/1

Art. 338, WIB 92 brengt in het interne recht de verplichtingen en de rechten die voor België voortvloeien uit de richtlijn 77/799/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 december 1977, betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen (zie 338/6).

Nummer 338/2

In hoofdzaak,

1° maakt art. 338, WIB 92 het de administratie der directe belastingen mogelijk :

- inlichtingen die nuttig zijn voor de vaststelling van de belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, uit te wisselen met de belastingadministraties van de andere lidstaten van de EG;

- de aanwezigheid van ambtenaren van belastingadministraties van andere lidstaten van de EG op het nationale grondgebied toe te laten;

- van de inlichtingen die van een andere lidstaat van de EG worden verkregen, op dezelfde wijze gebruik te maken als van de inlichtingen die rechtstreeks ingevolge de toepassing van de interne wetgeving worden verkregen;

2° legt artikel 338, WIB 92 de administratie de verplichting van het beroepsgeheim op met betrekking tot inlichtingen bekomen van, of ingezameld in, een andere lidstaat van de EG.

III. ORGANISATIE VAN DE BIJSTAND

Nummer 338/3

Art. 338, WIB 92 biedt een algemene juridische basis voor de administratie om met de belastingadministraties van de andere lidstaten van de EG een administratieve bijstand te organiseren waarvan de omvang nader moet worden afgeperkt binnen de lijnen van de richtlijn 77/799/EEG.

Die richtlijn behelst inderdaad enkele verbindende regels voor de organisatie van de uitwisseling van inlichtingen die op verzoek, automatisch dan wel spontaan kan gebeuren. Daarentegen laat zij het aan de betrokken Staten over om in onderling overleg bepaalde modaliteiten vast te leggen die de omvang van de wederzijdse bijstand kunnen beïnvloeden.

Nummer 338/4

In afwachting dat de administratie met de andere lidstaten regelingen op basis van de Richtlijn treft, moet worden beschouwd dat België aan de Richtlijn voldoet, wat de wederzijdse bijstand op het gebied van de directe belastingen betreft, door inlichtingen uit te wisselen in het kader van de overeenkomsten tot het vermijden van dubbele belasting.

De administratieve onderrichtingen (Com.Ov., Hfdst. 26 en circ. 31 oktober 1975 nr. Ci.R9.DIV./271.842) blijven dus van toepassing, met dien verstande dat de inlichtingen bekomen van een andere lidstaat aan de administratie van de BTW mogen worden medegedeeld.

IV. INTERNATIONALE KOPPELBAZEN

Nummer 338/5

Anderzijds zijn België, de Duitse Bondsrepubliek, Frankrijk, Luxemburg, Nederland en het Verenigd Koninkrijk overeengekomen een snelle uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot internationale koppelbazen te organiseren. Die afspraak houdt in dat inlichtingen die in bepaalde gevallen waar een beroep op koppelbazen is gedaan, nuttig kunnen zijn zowel op verzoek als spontaan, worden uitgewisseld zodra de inlichtingen voorhanden zijn.

De buitendiensten worden dus verzocht aan het Hoofdbestuur, Directie III/4, de gevallen te signaleren die, in de strijd tegen de frauduleuze praktijken van de internationale koppelbazen, nuttig zouden kunnen zijn voor een van de partners van België bij dit akkoord.

V. BIJLAGE

Nummer 338/6

Richtlijn van de Raad van 19 december 1977, gewijzigd bij die van 6 december 1979 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten op het gebied van de directe belastingen en van de belasting over de toegevoegde waarde (77/799/EEG) (Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen van 27.12.1977, blz. 15 en van 27.12.1979, blz. 8).

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikelen 99 en 100,

gezien het voorstel van de Commissie,

gezien het advies van het Europese Parlement,

gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

overwegende dat belastingfraude en belastingvlucht over de landsgrenzen der Lid-Staten, leiden tot verlies van overheidsinkomsten en inbreuk maken op het beginsel van fiscale rechtvaardigheid en dat zij verstoringen kunnen veroorzaken in het kapitaalverkeer en in de concurrentievoorwaarden; dat zij dus van invloed zijn op de werking van de gemeenschappelijke markt;

overwegende dat de Raad om deze redenen op 10 februari 1975 een resolutie heeft aangenomen betreffende de door de Gemeenschap te treffen maatregelen ter bestrijding der internationale belastingfraude en belastingvlucht;

overwegende dat nationale maatregelen, waarvan de werking zich niet tot buiten de landsgrenzen van een Lid-Staat uitstrekt, gezien het internationale karakter van dit probleem ontoereikend zijn en dat samenwerking tussen overheidsdiensten, op basis van bilaterale overeenkomsten, evenmin opgewassen is tegen nieuwe vormen van belastingfraude en belastingvlucht, welke steeds meer een multinationaal karakter aannemen;

overwegende dat derhalve de samenwerking tussen de belastingadministraties binnen de Gemeenschap versterkt dient te worden overeenkomstig gemeenschappelijke beginselen en regels;

overwegende dat de Lid-Staten elkaar op verzoek inlichtingen moeten verschaffen met betrekking tot een bepaald geval en dat de aangezochte Lid-Staat de noodzakelijke onderzoekingen moet laten verrichten om deze inlichtingen te verkrijgen;

overwegende dat de Lid-Staten ook zonder verzoek alle inlichtingen moeten uitwisselen welke nuttig kunnen zijn voor een juiste vaststelling van de belastingschuld op het gebied van de belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, in het bijzonder in gevallen waarin zich een kunstmatige verschuiving van winsten tussen in verschillende Lid-Staten gevestigde ondernemingen voordoet, of wanneer dergelijke transacties tussen in twee Lid-Staten gevestigde ondernemingen worden afgewikkeld via een derde land om aldus belastingvoordelen te behalen, dan wel wanneer de belasting om een of andere reden wordt of kan worden ontgaan;

overwegende dat de aanwezigheid van ambtenaren van de belastingadministratie van een Lid-Staat op het grondgebied van een andere Lid-Staat mogelijk dient te zijn voor het geval de twee betrokken Lid-Staten zulks wensen;

overwegende dat verzekerd dient te worden dat de in het kader van een zodanige samenwerking gegeven inlichtingen niet ter kennis van onbevoegden komen, zodat de grondrechten van burgers en ondernemingen worden geëerbiedigd; dat het derhalve noodzakelijk is dat, behoudens een door de Lid-Staat die de inlichtingen verstrekt gegeven machtiging, de Lid-Staten die de inlichtingen ontvangen deze uitsluitend gebruiken voor fiscale doeleinden of met het doel rechtsvervolging wegens het niet naleven van de belastingwetgeving van deze staten te vergemakkelijken; dat het tevens noodzakelijk is dat deze staten aan deze inlichtingen hetzelfde vertrouwelijke karakter geven als zij hadden in de Lid-Staten waaruit zij afkomstig zijn, indien deze laatste zulks verlangt;

overwegende dat aan een Lid-Staat het recht moet worden toegekend het instellen van een onderzoek of het verstrekken van inlichtingen te weigeren wanneer de wetgeving of de administratieve praktijk van de Lid-Staat die de inlichtingen zou moeten verstrekken, de belastingadministratie van deze staat niet toestaan voor eigen doeleinden een zodanig onderzoek in te stellen of zodanige inlichtingen in te winnen of te gebruiken, of wanneer deze verstrekking in strijd zou zijn met de openbare orde, of wanneer hierdoor een bedrijfs-, nijverheids-, handels- of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerkwijze zou worden onthuld, of nog wanneer de Lid-Staat waarvoor de inlichtingen bestemd zijn op rechts- of feitelijke gronden niet in staat is gelijksoortige inlichtingen te verstrekken;

overwegende dat samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie noodzakelijk is om de samenwerkingsprocedures en de uitwisseling van ervaringen op de betrokken gebieden permanent te bestuderen, met name op het gebied van de kunstmatige verschuiving van winsten binnen groepen van ondernemingen, zulks ten einde deze procedures te verbeteren en passende Gemeenschapsregelingen uit te werken;

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

Algemene bepalingen

1. De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten verstrekken elkaar overeenkomstig deze richtlijn alle inlichtingen die hun van nut kunnen zijn voor een juiste vaststelling van de belastingschuld op het gebied van de belastingen naar het inkomen en het vermogen, alsmede op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde.

2. Als belastingen naar het inkomen en het vermogen worden, ongeacht de heffingsvorm, beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, naar het gehele vermogen of naar bestanddelen van het inkomen of van het vermogen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende zaken, belastingen geheven naar loonsommen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.

3. De thans bestaande in lid 2 bedoelde belastingen zijn met name :

in België :

Personenbelasting Impôt des personnes physiques

Vennootschapsbelasting Impôt des sociétés

Rechtspersonenbelasting Impôt des personnes morales

Belasting der niet-verblijfhouders Impôt des non-résidents

in Denemarken :

Indkomstskaten til staten Somandsskatten

Selsskabsskat Den saerlige indkomstskat

Den kommunale indkomstskat Kirkeskatten

Den amtskommunale indkomstskat Formueskatten til staten

Folkepensionsbidragene Bidrag til dagpengefonden

in Duitsland :

Einkommensteuer

Körperschaftsteuer

Vermögensteuer

Gewerbesteuer

Grundsteuer

in Frankrijk :

Impôt sur le revenu

Impôt sur les sociétés

Taxe professionnelle

Taxe foncière sur les propriétés bâties

Taxe foncière sur les propriétés non bâties

in Ierland :

Income tax

Corporation tax

Capital gains tax

Wealth tax

in Italië :

Imposta sul reddito delle persone fisiche

Imposta sul reddito delle persone giuridiche

Imposta locale sui redditi

in Luxemburg :

Impôt sur le revenu des personnes physiques

Impôt sur le revenu des collectivités

Impôt commercial communal

Impôt sur la fortune

Impôt foncier

in Nederland :

Inkomstenbelasting

Vennootschapsbelasting

Vermogensbelasting

in het Verenigd Koninkrijk :

Income tax

Corporation tax

Capital gains tax

Petroleum revenue tax

Development land tax

4. Lid 1 is eveneens van toepassing op alle gelijke of in wezen soortgelijke belastingen die in de toekomst naast of in de plaats van de in lid 3 bedoelde belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten stellen elkaar alsook de Commissie in kennis van de datum van inwerkingtreding van die belastingen.

5. De uitdrukking "bevoegde autoriteit" betekent :

in België :

- De minister van Financiën of een door deze aangewezen vertegenwoordiger

- Le ministre des finances of een door deze aangewezen vertegenwoordiger

in Denemarken :

- Ministeren for skatter og afgifter of een door deze aangewezen vertegenwoordiger

in Duitsland :

- Der Bundesminister der Finanzen of een door deze aangewezen vertegenwoordiger

in Frankrijk :

- Le ministre de l'économie et des finances of een door deze aangewezen vertegenwoordiger

in Ierland :

- The Revenue Commissioners of een door dezen aangewezen vertegenwoordiger

in Italië :

- Il Ministro per le finanze of een door deze aangewezen vertegenwoordiger

in Luxemburg :

- Le ministre des Finances of een door deze aangewezen vertegenwoordiger

in Nederland :

- De minister van Financiën of een door deze aangewezen vertegenwoordiger

in het Verenigd Koninkrijk :

- The Commissioners of Customs and Excise of een aangewezen vertegenwoordiger voor inlichtingen die alleen voor de belasting over de toegevoegde waarde zijn vereist,

- The Commissioners of Inland Revenue of een door deze aangewezen vertegenwoordiger voor alle andere inlichtingen.

Artikel 2

Uitwisseling van inlichtingen op verzoek

1. De bevoegde autoriteit van een Lid-Staat kan de bevoegde autoriteit van een andere Lid-Staat om de verstrekking van de in artikel 1, lid 1, bedoelde inlichtingen verzoeken voor een bepaald geval. De bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat is niet gehouden aan dit verzoek gevolg te geven wanneer blijkt dat de bevoegde autoriteit van de verzoekende Staat niet eerst alle eigen gebruikelijke mogelijkheden voor het verkrijgen van de inlichtingen heeft benut, die zij in de gegeven situatie had kunnen benutten zonder het beoogde resultaat in gevaar te brengen.

2. De bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat laat zo nodig een onderzoek instellen om de in lid 1 bedoelde inlichtingen te kunnen verstrekken.

Artikel 3

Automatische uitwisseling van inlichtingen

De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten verstrekken elkaar regelmatig en zonder voorafgaand verzoek, de in artikel 1, lid 1, bedoelde inlichtingen voor groepen van gevallen die zij in het kader van de overlegprocedure als bedoeld in artikel 9 vaststellen.

Artikel 4

Spontane uitwisseling van inlichtingen

1. De bevoegde autoriteit van elke Lid-Staat deelt, zonder voorafgaand verzoek, de in artikel 1, lid 1, bedoelde inlichtingen waarvan zij kennis draagt mede aan de bevoegde autoriteit van iedere andere belanghebbende Lid-Staat, in de navolgende situaties :

a) de bevoegde autoriteit van een Lid-Staat heeft redenen om te vermoeden dat in een andere Lid-Staat een abnormale vrijstelling of vermindering van belasting bestaat;

b) een belastingplichtige verkrijgt in een Lid-Staat een vrijstelling of vermindering van belasting die voor hem belastingheffing of verhoging van belasting in een andere Lid-Staat zou moeten meebrengen;

c) transacties tussen een belastingplichtige van een Lid-Staat en een belastingplichtige van een andere Lid-Staat worden over een of meer andere landen geleid op zodanige wijze dat daardoor een belastingbesparing kan ontstaan in één van beide of in beide Lid-Staten;

d) de bevoegde autoriteit van een Lid-Staat heeft redenen om te vermoeden dat belastingbesparing in een andere Lid-Staat ontstaat door een kunstmatige verschuiving van winsten binnen een groep van ondernemingen;

e) in een Lid-Staat komen in verband met inlichtingen die door de bevoegde autoriteit van een andere Lid-Staat zijn verstrekt, gegevens naar voren, die voor de vaststelling van de belastingschuld in deze andere Lid-Staat van nut kunnen zijn.

2. De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten kunnen in het kader van de overlegprocedure als bedoeld in artikel 9 de in lid 1 bedoelde uitwisseling van inlichtingen tot andere dan de daar omschreven situaties uitbreiden.

3. De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten kunnen elkaar zonder voorafgaand verzoek in alle andere gevallen de in artikel 1, lid 1, bedoelde inlichtingen waarvan zij kennis dragen, verstrekken.

Artikel 5

Termijn van kennisgeving

De bevoegde autoriteit van de Lid-Staat die de in de voorgaande artikelen bedoelde inlichtingen dient te verstrekken doet dit zo spoedig mogelijk. Als het verstrekken van deze inlichtingen op belemmeringen stuit of wordt geweigerd, deelt deze autoriteit zulks onverwijld mede aan de verzoekende autoriteit onder vermelding van de aard van de belemmeringen of de redenen van de weigering.

Artikel 6

Samenwerking met ambtenaren van de Staat waarvoor de inlichtingen zijn bestemd

Voor de toepassing van de voorgaande bepalingen kunnen de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat die de inlichtingen verstrekt en die van de Lid-Staat voor welke de inlichtingen zijn bestemd, in het kader van de overlegprocedure als bedoeld in artikel 9, overeenkomen dat ambtenaren van de belastingadministratie van laatstgenoemde Lid- Staat op het grondgebied van eerstgenoemde Lid-Staat aanwezig mogen zijn. De wijze waarop deze bepaling wordt toegepast, wordt eveneens in het kader van de overlegprocedure als bedoeld in artikel 9 vastgesteld.

Artikel 7

Geheimhouding

1. Alle inlichtingen waarover een Lid-Staat uit hoofde van deze richtlijn beschikt, worden in deze Lid-Staat geheim gehouden op dezelfde wijze als geschiedt met de gegevens welke deze Lid-Staat verkrijgt uit hoofde van de eigen nationale wetgeving.

Deze inlichtingen mogen in elk geval :

- alleen aan die personen ter kennis worden gebracht die bij de vaststelling van de belastingschuld of bij de administratieve controle in verband met de vaststelling van de belastingschuld rechtstreeks zijn betrokken;

- daarenboven alleen in gerechtelijke procedures of procedures waarbij administratieve sancties worden toegepast, ingesteld met het oog op of in verband met de vaststelling van of de controle inzake de vaststelling van de belastingschuld, uitsluitend aan die personen ter kennis worden gebracht die rechtstreeks bij deze procedures zijn betrokken; deze inlichtingen mogen echter tijdens openbare rechtszittingen of bij rechterlijke uitspraken worden vermeld, indien de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat die de inlichtingen verstrekt, daar geen bezwaar tegen heeft;

- uitsluitend worden gebruikt voor fiscale doeleinden of voor gerechtelijke procedures of procedures waarbij administratieve sancties worden toegepast, ingesteld met het oog op of in verband met de vaststelling van of de controle inzake de vaststelling van de belastingschuld.

2. Het bepaalde in lid 1 houdt niet in dat een Lid-Staat waarvan de wetgeving of de administratieve praktijk voor nationale doeleinden verdergaande beperkingen bevatten dan die welke in dit lid zijn vervat, gehouden is tot het verstrekken van inlichtingen indien de Staat waarvoor deze zijn bestemd, zich niet verbindt deze verdergaande beperkingen in acht te nemen.

3. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan de bevoegde autoriteit van de inlichtingen verstrekkende Lid-Staat toestaan dat in de Lid-Staat die de inlichtingen ontvangt, deze ook voor andere doeleinden worden gebruikt, indien de wetgeving van de inlichtingen verstrekkende Lid-Staat in het eigen land een gelijksoortig gebruik onder overeenkomstige omstandigheden toestaat.

4. Wanneer de bevoegde autoriteit van een Lid-Staat van mening is dat de inlichtingen die zij van de bevoegde autoriteit van een andere Lid-Staat heeft ontvangen, van nut kunnen zijn voor de bevoegde autoriteit van een derde Lid-Staat, kan zij de betrokken inlichtingen met toestemming van de bevoegde autoriteit die de inlichtingen heeft verstrekt, doorgeven aan de bevoegde autoriteit van laatstbedoelde Lid-Staat.

Artikel 8

Begrenzing van de uitwisseling van inlichtingen

1. De bepalingen van deze richtlijn verplichten niet tot het instellen van een onderzoek of het verstrekken van inlichtingen wanneer de wetgeving of de administratieve praktijk van de Lid-Staat die de inlichtingen zou moeten verstrekken de bevoegde autoriteit niet toestaat voor eigen doeleinden een zodanig onderzoek in te stellen of zodanige inlichtingen in te winnen of te gebruiken.

2. Het verstrekken van inlichtingen kan worden geweigerd indien dit zou leiden tot de onthulling van een bedrijfs-, nijverheids-, handels- of beroepsgeheim of van een fabrieks- of handelswerkwijze of van gegevens waarvan de onthulling in strijd zou zijn met de openbare orde.

3. De bevoegde autoriteit van een Lid-Staat kan het verstrekken van inlichtingen weigeren wanneer de Lid-Staat voor wie de inlichtingen zijn bestemd op rechts- of feitelijke gronden niet in staat is gelijksoortige inlichtingen te verstrekken.

Artikel 9

Overleg

1. Met het oog op de toepassing van de bepalingen van deze richtlijn vindt, eventueel in een Comité, overleg plaats tussen :

- de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten, op verzoek van een van die Staten, wanneer het gaat om bilaterale kwesties;

- de bevoegde autoriteiten van alle Lid-Staten en de Commissie, op verzoek van een van deze autoriteiten of van de Commissie, voor zover het niet om uitsluitend bilaterale kwesties gaat.

2. De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten kunnen rechtstreeks met elkaar in contact treden. De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten kunnen in onderlinge overeenstemming autoriteiten die zij aanwijzen, toestaan rechtstreeks met elkaar in contact te treden voor de behandeling van bepaalde gevallen of bepaalde groepen van gevallen.

3. Wanneer de bevoegde autoriteiten een bilaterale regeling hebben getroffen inzake onderwerpen welke liggen op het gebied van deze richtlijn -met uitzondering van de regeling van een op zichzelf staand geval- stellen zij de Commissie daarvan zo spoedig mogelijk in kennis. De Commissie stelt op haar beurt de bevoegde autoriteiten van de andere Lid-Staten daarvan in kennis.

Artikel 10

Uitwisseling van ervaringen

De Lid-Staten onderwerpen te zamen met de Commissie de in deze richtlijn omschreven samenwerking aan een voortdurend onderzoek en stellen elkaar in kennis van de opgedane ervaringen, in het bijzonder die met betrekking tot de verrekenprijzen binnen groepen van ondernemingen, ten einde de samenwerking te verbeteren en eventueel regelingen voor de genoemde gebieden uit te werken.

Artikel 11

Toepasbaarheid van verdergaande verplichtingen inzake bijstand

Verdergaande verplichtingen tot uitwisseling van inlichtingen welke voortvloeien uit andere rechtsvoorschriften worden door deze richtlijn niet beperkt.

Artikel 12

Slotbepalingen

1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 1979 aan het bepaalde in deze richtlijn te voldoen en stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

2. De Lid-Staten dragen er zorg voor dat aan de Commissie de tekst van belangrijke voorschriften van intern recht die zij vaststellen op het gebied waarop deze richtlijn betrekking heeft, wordt medegedeeld.

Artikel 13

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 19 december 1977.

Voor de Raad

De Voorzitter

w.g. G. GEENS.