Artikel 90, KB/WIB 92

Art. 90, § 2, eerste lid, en § 4, is van toepassing 10 dagen na publicatie van het koninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad (27.03.2023) (art. 5, 1° en 2°, KB 13.03.2023 - B.S. 17.03.2023; Numac: 2023041021)

§ 1. De schuldenaars van bedrijfsvoorheffing, die in artikel 87, 1° tot 7°, vermelde belastbare inkomsten hebben betaald of toegekend, moeten binnen de in artikel 412 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 gestelde termijn langs elektronische weg een aangifte in de bedrijfsvoorheffing indienen bij het kantoor aangeduid door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde en de verschuldigde bedrijfsvoorheffing betalen volgens de regels van hoofdstuk III, afdeling III.

Door de schuldenaars van bedrijfsvoorheffing moet eveneens langs elektronische weg een aangifte worden ingediend ingeval:

- zij voor een bepaalde periode geen in artikel 87, 1° tot 7°, vermelde belastbare inkomsten hebben betaald of toegekend;

- zij in artikel 87, 1° tot 7°, vermelde belastbare inkomsten hebben betaald of toegekend waarop echter volgens de toepassingsregels en de berekeningswijze waarvan sprake in artikel 88 geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd is.

De schuldenaars zijn vrijgesteld van de verplichting tot indiening langs elektronische weg zolang zij en in voorkomend geval de persoon die gemachtigd is de bedoelde aangiften namens hen in te dienen, niet over de nodige geïnformatiseerde middelen beschikken om aan deze verplichting te voldoen. In dit geval moet de indiening van deze aangiften geschieden op papier.

De Minister van Financiën of zijn gedelegeerde stelt het model van de aangifte in de bedrijfsvoorheffing vast en bepaalt de modaliteiten met betrekking tot haar indiening.

§ 2. Iedere niet in artikel 270, eerste lid, 5°, van hetzelfde Wetboek vermelde schuldenaar van bedrijfsvoorheffing moet bij de in § 1 vermelde ontvanger een registratienummer aanvragen dat hij bij iedere aangifte in de bedrijfsvoorheffing, alsook bij iedere betaling van bedrijfsvoorheffing dient te vermelden.

Wanneer een geregistreerde schuldenaar van bedrijfsvoorheffing niet langer als schuldenaar van bedrijfsvoorheffing kan worden aangemerkt, dient hij onmiddellijk de ambtenaar bij wie hij in die hoedanigheid is geregistreerd daarvan in kennis te stellen en moet hij terzelfdertijd de schrapping van het registratienummer vragen.

Het registratienummer omvat eventueel het nummer dat de schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing heeft gekregen voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde.

§ 3. De werkgever of de hiermee gelijkgestelde vennootschap die in toepassing van de artikelen 275^8, § 1, eerste lid, of 275^9, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek tijdelijk is vrijgesteld van de storting van 25 % van de bedrijfsvoorheffing en die verzaakt aan de verplichting om aan te tonen dat één of meerdere nieuwe arbeidsplaatsen gedurende de voorgeschreven termijn behouden zijn gebleven en gedurende deze periode hebben voldaan aan de voorwaarde bedoeld in artikel 275^8, § 4, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, moet volgens de modaliteiten vastgelegd in § 1, eerste lid, een afzonderlijke aangifte in de bedrijfsvoorheffing indienen.

In afwijking van § 1 verstrijkt de termijn voor het indienen van deze afzonderlijke aangifte op respectievelijk:

- de 15de dag na het verstrijken van de 36ste maand volgend op de maand waarin de nieuwe arbeidsplaats voor het eerst werd ingevuld, voor de in het eerste lid vermelde werkgever die in toepassing van artikel 275^8, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek tijdelijk is vrijgesteld van storting van 25 % van de bedrijfsvoorheffing;

- de 15de dag na het verstrijken van de 60ste maand volgend op de maand waarin de nieuwe arbeidsplaats voor het eerst werd ingevuld, voor de in het eerste lid vermelde werkgever die in toepassing van artikel 275^9, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek tijdelijk is vrijgesteld van storting van 25 % van de bedrijfsvoorheffing.

Deze aangifte bevat:

a) in het vak "aard der inkomsten": de code die is opgenomen in bijlage IIIbis;

b) in het vak "belastbare inkomsten": het totaal van de door de werkgever betaalde of toegekende belastbare bezoldigingen die verbonden zijn met één of meerdere nieuwe arbeidsplaatsen bedoeld in het eerste lid en waarvoor in toepassing van artikel 275^8, § 1, eerste lid, of artikel 275^9, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek een aangifte als bedoeld in artikel 95^2, § 3, is overgelegd;

c) in het vak "verschuldigde bedrijfsvoorheffing": het totaal van de niet doorgestorte bedrijfsvoorheffing dat verbonden is met één of meerdere nieuwe arbeidsplaatsen bedoeld in het eerste lid;

d) in het vak "jaar en periode van betaling der inkomsten": de maand en het jaar waarin het vroegste van de twee volgende tijdstippen heeft plaatsgevonden:

- het tijdstip waarop de aangifte wordt overgelegd;

- voor de in het eerste lid vermelde werkgever die in toepassing van artikel 275^8, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek tijdelijk is vrijgesteld van de storting van 25 % van de bedrijfsvoorheffing: het tijdstip waarop de 36ste maand volgend op de eerste invulling van de nieuwe arbeidsplaats, verstreken is;

- voor de in het eerste lid vermelde werkgever die in toepassing van artikel 275^9, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek tijdelijk is vrijgesteld van de storting van 25 % van de bedrijfsvoorheffing: het tijdstip waarop de 60ste maand volgend op de eerste invulling van de nieuwe arbeidsplaats, verstreken is.

§ 4. Voor de toepassing van § 1 moeten de in artikel 270, eerste lid, 4°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing binnen vijftien dagen na het verstrijken van de maand waarin de in artikel 87, 7°, vermelde inkomsten overeenkomstig artikel 364 van hetzelfde Wetboek geacht worden te zijn toegekend, een aangifte in de bedrijfsvoorheffing indienen bij de bevoegde ontvanger en de verschuldigde bedrijfsvoorheffing (...) betalen volgens de regels van hoofdstuk III, afdeling III.