Artikel 145^8, WIB 92

Art. 145^8, § 2, eerste lid, is van toepassing 10 dagen na publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad (25.05.2019) (art. 9, W 02.05.2019 - B.S. 15.05.2019; Numac: 2019012436)

§ 1. De betalingen die ingevolge artikel 145^1, 5°, in het kader van het pensioensparen in aanmerking komen voor vermindering, zijn die welke in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte definitief zijn gedaan:

1° of wel voor het aanleggen van een collectieve spaarrekening;

2° of wel voor het aanleggen van een individuele spaarrekening;

3° of wel als premie van een spaarverzekering.

Het bedrag dat voor vermindering in aanmerking komt is beperkt tot 625 euro (basisbedrag) per belastbaar tijdperk. Elke echtgenoot is gerechtigd op de vermindering indien hij persoonlijk houder is van een spaarrekening of een spaarverzekering. Het voormelde bedrag kan bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit tot ten hoogste 1.000 euro (basisbedrag) worden verhoogd.

In afwijking van het vorige lid, mag de belastingplichtige ervoor kiezen om meer dan het in het tweede lid vermelde bedrag met een maximum van 800 euro in aanmerking te nemen voor de belastingvermindering. De belastingplichtige deelt zijn definitieve keuze mee aan de instellingen en ondernemingen bedoeld in artikel 145^15 alvorens hij het maximumbedrag bedoeld in het vorige lid mag overschrijden. De keuze van de belastingplichtige is onherroepelijk en uitsluitend geldig voor het betrokken belastbare tijdperk.

De betalingen in een belastbaar tijdperk mogen slechts worden verricht voor één enkele collectieve spaarrekening of één enkele individuele spaarrekening of één enkele spaarverzekering.

§ 2. Wanneer een in artikel 145^9, eerste lid, 1°, a, bedoelde belastingplichtige een individuele of collectieve pensioenspaarrekening wil openen of een spaarverzekering wil afsluiten bij een instelling of een onderneming als bedoeld in artikel 145^15 die is gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die, overeenkomstig de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen, of overeenkomstig de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, niet gemachtigd is zijn activiteiten op Belgisch grondgebied uit te oefenen door de vestiging van een bijkantoor, moet de titularis of de verzekeringnemer een basisattest of bewijsstukken kunnen overleggen afgeleverd door de voormelde instelling of onderneming waarbij de instelling of de onderneming zich engageert om alle voorwaarden na te leven die zijn vermeld in de artikelen 145^8 tot 145^16 en in de koninklijke besluiten die in uitvoering van die bepalingen zijn genomen.

De Koning bepaalt de inhoud van het in het eerste lid vermelde basisattest en de regels met betrekking tot de bewijstukken in het kader van de uitwisseling van inlichtingen tussen de in het eerste lid vermelde instellingen en ondernemingen enerzijds en hun klanten en de Belgische belastingadministratie anderzijds.