Artikel 145^3/1, WIB 92
Art. 145^3/1is van toepassing vanaf aanslagjaar 2019 (art. 57, 58 en 66, W 18.02.2018 - B.S. 30.03.2018; Numac: 2018011529)
§ 1. De in artikel 145^1, 1°bis bedoelde bijdragen en premies komen voor een belastingvermindering in aanmerking onder de volgende voorwaarden en binnen de volgende grenzen:
1° de bijdragen en premies zijn definitief gestort aan een in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte gevestigde verzekeringsonderneming of instelling voor bedrijfspensioenvoorzieningen;
2° de wettelijke en extra-wettelijke uitkeringen naar aanleiding van de pensionering, uitgedrukt in jaarlijkse renten en berekend op basis van een normale duur van de beroepswerkzaamheid van 40 jaar, bedragen niet meer dan 80 % van het referentie-inkomen. Een indexering van de renten is toegelaten;
3° de belastingplichtige houdt de bewijsstukken ter beschikking van de administratie die de vaststelling mogelijk maken van de echtheid en het bedrag van de betalingen en het naleven van de in het 1° en 2° vermelde voorwaarden en grenzen.
Voor de toepassing van het eerste lid, 2°:
1° is het referentie-inkomen gelijk aan het gemiddelde van de in de artikelen 23, § 1, 1° en 2°, en 30, 3°, bedoelde inkomsten van de belastingplichtige van de drie vorige belastbare tijdperken, met uitzondering van de meerwaarden, na aftrek van de andere dan de in artikel 52, 7°, et 7°bis, bedoelde beroepskosten. De in artikel 23, § 1, 2°, bedoelde inkomsten die geen betrekking hebben op een activiteit als zelfstandige als bedoeld in artikel 2, 2° tot 5°, van de wet van 18 februari 2018 houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen en tot instelling van een aanvullend pensioen voor de zelfstandigen actief als natuurlijke persoon, voor de meewerkende echtgenoten en voor de zelfstandige helpers, worden hierbij buiten beschouwing gelaten;
2° worden, om na te gaan of aldaar bedoelde begrenzing in acht wordt genomen voor uitkeringen in kapitaal, die uitkeringen omgezet in een rente op basis van de gegevens in een door de Koning vastgestelde tabel die, zonder rekening te houden met de overdraagbaarheid of de indexering van de uitgestelde rente binnen de grens van 2 % per jaar te rekenen vanaf de aanvang ervan, voor onderscheiden leeftijden van de rente, het nodig geachte kapitaal, inclusief winstdeelnemingen, vermeldt voor een per twaalfden na vervallen termijn betaalbare rente van 1 euro. Zo nodig, mogen de gegevens van de tabel worden aangepast om rekening te houden met de overdraagbaarheid of de indexering van de uitgestelde rente binnen de grens van 2 % per jaar te rekenen vanaf de aanvang van de rente;
3° wordt de begrenzing tot 80 % beoordeeld ten opzichte van het totale bedrag van de wettelijke pensioenen en van de op jaarbasis berekende extra-wettelijke pensioenen, waaronder het extrawettelijk pensioen gevormd met bijdragen als bedoeld in artikel 52, 7°bis, betaald voor de jaren van beroepswerkzaamheid die overeenkomstig de bepaling onder 4° in de teller van de loopbaanbreuk in aanmerking worden genomen. De uitkeringen op grond van pensioensparen en van andere individuele levensverzekeringen dan die welke worden gesloten ter uitvoering van een individuele aanvullende pensioentoezegging inzake een rust- en/of overlevingspensioen worden niet in aanmerking genomen;
4° wordt om de rente te berekenen op basis van de duur van de beroepswerkzaamheid, 80 % van het referentie-inkomen vermenigvuldigd met een breuk met als teller het aantal werkelijk gepresteerde jaren waarin een beroepswerkzaamheid werd uitgeoefend als zelfstandige als bedoeld in artikel 2, 2° tot 5°, van de wet van 18 februari 2018 houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen en tot instelling van een aanvullend pensioen voor de zelfstandigen actief als natuurlijke persoon, voor de meewerkende echtgenoten en voor de zelfstandige helpers vanaf het kwartaal van het sluiten van de pensioenovereenkomst, desgevallend verhoogd met maximaal 10 vanaf 1 januari 2018 daadwerkelijk gepresteerde jaren van beroepswerkzaamheid voorafgaand aan het sluiten van de pensioenovereenkomst, en het nog te presteren aantal jaren van de beroepswerkzaamheid tot de pensioenleeftijd en als noemer 40 jaar;
5° kunnen de uitkeringen die overeenkomen met vanaf 1 januari 2018 reeds gepresteerde jaren van beroepsactiviteit voorafgaand aan het kwartaal van het sluiten van de pensioenovereenkomst die in de teller van de loopbaanbreuk in aanmerking worden genomen, worden gefinancierd onder de vorm van één of meerdere bijdragen of premies;
6° mag de overdraagbaarheidscoëfficiënt van de toekenningen ten voordele van de langstlevende echtgenoot waarin de pensioenovereenkomst voorziet, niet meer bedragen dan 80 %;
7° komen de bijdragen en premies slechts voor de belastingvermindering in aanmerking in zover ze jaarlijks niet hoger zijn dan de bedragen die verschuldigd zijn krachtens de pensioenovereenkomst.
Wanneer de belastingplichtige slechts in één van de drie vorige belastbare tijdperken inkomsten als bedoeld in het tweede lid, 1°, heeft behaald, is het referentie-inkomen gelijk aan de in dat belastbare tijdperk behaalde in aanmerking te nemen inkomsten. Wanneer de belastingplichtige slechts in twee van de drie vorige belastbare tijdperken inkomsten als bedoeld in het tweede lid, 1°, heeft behaald, is het referentie-inkomen gelijk aan het gemiddelde van de in die twee belastbare tijdperken behaalde in aanmerking te nemen inkomsten. Wanneer de belastingplichtige in geen van de drie vorige belastbare tijdperken inkomsten als bedoeld in het tweede lid, 1°, heeft behaald, wordt het referentie-inkomen bepaald op basis van de in het belastbare tijdperk zelf behaalde in aanmerking te nemen inkomsten.
§ 2. Voorschotten op prestaties, inpandgevingen van pensioenrechten voor het waarborgen van een lening en de toewijzing van de afkoopwaarde aan de wedersamenstelling van een hypothecair krediet vormen geen beletsel voor de definitieve storting van de bijdragen en premies vereist door paragraaf 1, eerste lid, 1°, wanneer ze worden toegestaan om het de belastingplichtige mogelijk te maken in de Europese Economische Ruimte gelegen onroerende goederen die in België of in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte belastbare inkomsten opbrengen, te verwerven, te bouwen, te verbeteren, te herstellen of te verbouwen en op voorwaarde dat de voorschotten en leningen terugbetaald worden zodra de voormelde goederen uit het vermogen van de zelfstandige verdwijnen.
De in het eerste lid bedoelde beperking moet ingeschreven zijn in de pensioenovereenkomst als bedoeld in artikel 2, 7°, van de wet van 18 februari 2018 houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen en tot instelling van een aanvullend pensioen voor de zelfstandigen actief als natuurlijke persoon, voor de meewerkende echtgenoten en voor de zelfstandige helpers.
§ 3. De Koning kan de inhoud en vorm van de bewijsstukken vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 3°, en de toepassingsmodaliteiten van de belastingvermindering verder bepalen.