Artikel 54, KB/WIB 92

Art. 54 is van toepassing vanaf 01.01.1997 (art. 3 en 15, KB 20.05.1997 – B.S. 10.06.1997; Numac: 1997003253)

§ 1. In gevallen als vermeld in artikel 101, § 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en onverminderd §§ 1 en 2 van dat artikel, wordt de meerwaarde die ter gelegenheid van een overdracht onder bezwarende titel is verwezenlijkt op in België gelegen onroerende goederen of op zakelijke rechten met betrekking tot die onroerende goederen, vastgesteld met inachtneming van volgende bepalingen.

§ 2. Bij overdracht van de blote eigendom zonder voorbehoud van vruchtgebruik, van het vruchtgebruik of van het recht van gebruik van een goed, is de eerste grootheid van het verschil, dat moet worden berekend om de meerwaarde te bepalen, de prijs waartegen het recht is overgedragen, of, indien die hoger is, de verkoopwaarde die tot maatstaf van heffing van het registratierecht of de BTW heeft gediend. Bij overdracht van de blote eigendom met voorbehoud van vruchtgebruik door de overdrager, is de eerste grootheid van het verschil de prijs van overdracht of, indien die hoger is, de verkoopwaarde van de volle eigendom die tot maatstaf van heffing van het registratierecht of de BTW heeft gediend, verminderd met de waarde van het vruchtgebruik berekend overeenkomstig artikel 47 van het Wetboek der Registratierechten.

Wanneer een zakelijk recht vermeld in het vorige lid als zodanig door de vervreemder is verkregen, is de tweede grootheid van het verschil gelijk aan de verkoopwaarde van de volle eigendom van het goed op de datum van verkrijging vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller de verkoopwaarde is van het zakelijk recht op de datum van de vervreemding en de noemer de verkoopwaarde van de volle eigendom op dezelfde datum.

Is alleen de blote eigendom van een goed verkregen en is, nadat het vruchtgebruik is geëindigd, de volle eigendom van dat goed overgedragen, dan wordt als tweede grootheid van het verschil voor dat goed de verkoopwaarde in aanmerking genomen van de volle eigendom op de dag dat de blote eigendom is verkregen.

Slaat de overdracht op de blote eigendom of op het vruchtgebruik van een goed of wordt op een goed een ander zakelijk recht gevestigd, dan wanneer de vervreemder het onroerend goed in volle eigendom verkreeg, dan is de tweede grootheid van het verschil gelijk aan de prijs of de verkoopwaarde van de volle eigendom van dat goed bij de verkrijging, bepaald overeenkomstig artikel 101, § 1, 2°, of § 2, eerste lid, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, naargelang van het geval, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller gelijk is aan de eerste grootheid van het verschil vastgesteld op de wijze bepaald in onderhavige paragraaf, en de noemer aan de verkoopwaarde van de volledige eigendom van het goed op de dag van de overdracht of vestiging van gezegd recht. Als waarde van die tweede grootheid mag evenwel nooit een bedrag in aanmerking worden genomen dat de kostprijs of de verkoopwaarde van de volle eigendom van het goed bij de verkrijging overtreft.

§ 3. Voor goederen overgedragen in volle eigendom of in blote eigendom zonder voorbehoud van vruchtgebruik tegen betaling van een lijfrente, van een tijdelijke rente of van elk ander levenslang recht, is de eerste grootheid van het verschil gelijk aan de waarde die tot maatstaf van heffing van het registratierecht of de BTW heeft ingediend, dit wil zeggen ofwel de gekapitaliseerde waarde van de rente of van het levenslang recht, eventueel verhoogd met het bedrag waarvan de betaling in kapitaal is bedongen boven de rente of het levenslang recht, ofwel indien die hoger is, de verkoopwaarde van respectievelijk de volle of de blote eigendom van de goederen.

Wanneer de goederen zijn verkregen in volle eigendom of in blote eigendom zonder voorbehoud van vruchtgebruik tegen betaling van een lijfrente, van een tijdelijke rente of van elk ander levenslang recht, is de tweede grootheid van het verschil gelijk aan de waarde die bij de verkrijging tot maatstaf van heffing van het registratierecht of de BTW heeft gediend, dit wil zeggen ofwel de gekapitaliseerde waarde van de rente of van het levenslang recht, eventueel verhoogd met het bedrag waarvan de betaling in kapitaal was bedongen boven de rente of het levenslang recht, ofwel, indien die hoger is, de verkoopwaarde van respectievelijk de volle of de blote eigendom van de goederen op het tijdstip van de verkrijging.

Slaat een overdracht of verkrijging als vermeld in deze paragraaf op de blote eigendom met voorbehoud van vruchtgebruik, dan gelden dezelfde regels, mits de verkoopwaarde van het goed te verminderen met die van het vruchtgebruik op de datum van de verkrijging berekend overeenkomstig artikel 47 van het Wetboek der Registratierechten.

§ 4. Bij ruiling van goederen, wanneer de ruilverrichting niet is vermeld in artikel 93, 1 en 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992:

1° is de eerste grootheid van het verschil gelijk aan de overeengekomen waarde van de overgedragen goederen, of bij gebreke daarvan aan de verkoopwaarde van de in ruil verkregen goederen verhoogd met de ontvangen of verminderd met de betaalde opleg, zonder dat die grootheid lager mag zijn dan de verkoopwaarde van de overgedragen goederen;

2° is de tweede grootheid van het verschil gelijk aan de overeengekomen waarde van de in ruil verkregen goederen, of, bij gebreke daarvan, aan de verkoopwaarde van de bij ruiling overgedragen goederen, verhoogd met de alsdan betaalde of verminderd met de alsdan ontvangen opleg, zonder dat die grootheid lager mag zijn dan de verkoopwaarde van de in ruil verkregen goederen op het tijdstip van de verkrijging.

Wanneer bij een ruilverrichting als vermeld in artikel 93, 2, van hetzelfde Wetboek, de geruilde loten niet gelijk zijn, is in principe alleen de meerwaarde met betrekking tot het verschil tussen de loten belastbaar en is zij gelijk aan het verschil tussen:

- eensdeels, de opleg of, indien het hoger is, het verschil tussen de verkoopwaarde van beide loten, dat tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend, en

- anderdeels, de verkrijgingsprijs van het overgedragen goed, of de verkoopwaarde ervan op dat tijdstip, bepaald overeenkomstig artikel 101, § 1, 2, van hetzelfde Wetboek, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller gelijk is aan de opleg, of indien het hoger is, het verschil tussen de verkoopwaarde van beide loten, dat tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend, en de noemer aan de overeengekomen waarde, of, indien die hoger is, de verkoopwaarde van het overgedragen goed op de dag van de overdracht.

§ 5. Bij verdeling van goederen is de eerste grootheid van het verschil voor elk van de eigenaars in onverdeeldheid gelijk aan de overeengekomen waarde van zijn deel in de goederen die aan een of meerdere van zijn mede-eigenaars zijn toegekend of aan de verkoopwaarde die voor het vaststellen van de maatstaf van heffing van het registratierecht of de BTW aan dat deel is toegekend, indien er geen waarde is overeengekomen of indien die waarde lager was dan de verkoopwaarde.

Bij overdracht van goederen waarvan de overdrager gedeeltelijk eigenaar is geworden ingevolge verkrijging van onverdeelde delen en gedeeltelijk ingevolge een latere verdeling van de onverdeeldheid, is de tweede grootheid van het verschil gelijk aan de som van de volgende twee bestanddelen:

- ten eerste, ofwel de prijs die voor de verkrijging van de onverdeelde delen is betaald, of- wel de verkoopwaarde ervan bij de verkrijging - bepaald overeenkomstig artikel 101, § 1, 2°, of § 2, eerste lid, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, naargelang van het geval - in zover die prijs of waarde op de overgedragen goederen betrekking heeft;

- ten tweede, de overeengekomen waarde die aan het overblijvende deel van deze goederen bij die latere verdeling is gegeven of aan de verkoopwaarde die aan dat deel voor het vaststellen van de maatstaf van heffing van het registratierecht of de BTW is toegekend, indien er geen waarde is overeengekomen bij de verdeling of indien die waarde lager was dan de toenmalige verkoopwaarde.

§ 6. Bij inbreng van goederen in vennootschap is de eerste grootheid van het verschil gelijk aan de waarde die tot maatstaf van heffing van het registratierecht of de BTW heeft gediend, dit wil zeggen de waarde van de maatschappelijke rechten en van de kosten die de vennootschap ten gunste van de inbrenger op zich neemt, of, indien die hoger is, de verkoopwaarde van de ingebrachte goederen.

Wanneer het gaat om een overdracht door een belastingplichtige die overeenkomstig artikel 227, 2 of 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, aan de belasting van niet-inwoners is onderworpen en die het goed voorheen heeft verkregen door inbreng in vennootschap, wordt de tweede grootheid van het verschil gevormd door de waarde die bij die inbreng tot maatstaf van heffing van het registratierecht of de BTW heeft gediend, dit wil zeggen de waarde van de maatschappelijke rechten en van de kosten die voormelde belastingplichtige ten gunste van de inbrenger op zich nam, of, indien die hoger was, de verkoopwaarde van de destijds ingebrachte goederen.

§ 7. Slaat een overdracht of verkrijging als vermeld in de §§ 4 tot 6 op de blote eigendom van een goed met voorbehoud van vruchtgebruik door de overlater, dan blijven de in die paragrafen vermelde regels van kracht, met dien verstande dat als verkoopwaarde van die blote eigendom, de verkoopwaarde van de volle eigendom op de datum van de overdracht in aanmerking wordt genomen verminderd met de waarde van het vruchtgebruik berekend overeenkomstig artikel 47 van het Wetboek der Registratierechten.

§ 8. Bij overdracht van goederen die voorheen zijn verkregen ter gelegenheid van de ontbinding of de verdeling van het maatschappelijk vermogen van een vennootschap, is de tweede grootheid van het verschil gelijk aan de waarde waarvoor die goederen hebben bijgedragen tot de vaststelling van de bedragen die bij de ontbinding of bij de verdeling van het maatschappelijk vermogen van voormelde vennootschap aan de aandeelhouders of vennoten werden uitgekeerd, of indien die hoger was, de verkoopwaarde van die goederen die naar aanleiding van die gebeurtenis gediend heeft tot maatstaf van heffing van het registratierecht of de BTW.

§ 9.In gevallen als vermeld in dit artikel wordt de meerwaarde bepaald met inachtneming van de kosten en uitgaven, van de verhoging met 5 % per jaar en van de vergoedingen die vermeld zijn in artikel 101, §§ 1 en 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

In gevallen als vermeld in § 5, tweede lid, wordt die verhoging met 5 % per jaar toegepast door, enerzijds, de verkrijging van de onverdeelde delen, en, anderzijds, de verdeling, afzonderlijk in beschouwing te nemen.