Parlementaire vraag nr. 22862 van de heer Benoît Piedboeuf van 24.01.2018
Kamer, Integraal Verslag – Commissie voor de Financiën, 2017-2018 CRIV 54 COM 803 d.d. 24.01.2017, blz. 36
Personenbelasting en de belastingvrijstelling voor anciënniteitspremies
VRAAG (van de heer Piedboeuf)
In de gunstige belastingregeling inzake anciënniteitspremies mag er maximaal twee keer tijdens de loopbaan van een werknemer bij dezelfde werkgever een premie worden toegekend aan die werknemer.
Het Wetboek van de inkomstenbelastingen bevat geen artikelen inzake de vrijstelling die men in die context kan verkrijgen. Ik neem aan dat uw administratie zich baseert op artikel 38, § 1, eerste lid, 11°, b), op grond waarvan voordelen die niet de aard van een werkelijke bezoldiging hebben, worden beschouwd als sociale – dus niet-belastbare en niet-aftrekbare – voordelen.
Is die vrijstellingsregeling ook van toepassing op de door bedrijfsleiders ontvangen voordelen, van wie de bezoldiging in artikel 30, 2° aan bod komt?
ANTWOORD (van de minister)
De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) aanvaardt dat een in specie, in natura of in geschenkbonnen toegekende anciënniteitspremie vrijgesteld kan worden van de sociale zekerheidsbijdragen. Die vrijstelling geldt voor werknemers.
Die belastingregeling, waaraan in 2011 een administratieve omzendbrief werd gewijd, is van toepassing op alle werknemers die onder de RSZ vallen. Niets belet dat die belastingregeling wordt toegepast op een bedrijfsleider, zolang de premie hem wordt toegekend in het kader van een activiteit als werknemer met een onder de RSZ vallende arbeidsovereenkomst.