Commentaar van art. 508, WIB 92
Art. 508, WIB 92
508/0 | |
508/1-2 | |
508/3-7 | |
508/3-5 | |
508/6-7 | |
IV. OPMERKING IN VERBAND MET HET VERZAKEN VAN DE VRIJSTELLING | 508/8 |
508/9-11 |
Nummer 508/0
Art. 508. - De pensioenen, renten, kapitalen en afkoopwaarden van levensverzekeringscontracten die geheel of ten dele gevestigd zijn door middel van stortingen als bedoeld in artikel 30bis, 3°, van de wetten betreffende de inkomstenbelastingen, gecoördineerd op 15 januari 1948, zoals dit bestond vóór het werd opgeheven door de wet van 20 november 1962 houdende hervorming van de inkomstenbelastingen, zullen van belasting vrijgesteld zijn wanneer de belastingplichtige, wegens de in artikel 169 bepaalde wijze van aanslag, schriftelijk vóór de aanslag aan de controleur der belastingen van zijn gebied heeft te kennen gegeven dat hij met ingang van het aanslagjaar 1964 afziet van de vrijstelling van die stortingen.
Zulks geldt eveneens in de gevallen waarin de nieuwe voorwaarde, waaraan de vrijstelling verbonden is krachtens artikel 82, 1°, c, zoals het bestond alvorens door artikel 80 van de wet van 28 december 1992 te zijn opgeheven, verhindert dat de stortingen op lopende contracten verder vrijstelling genieten.
De vrijstelling blijft nochtans behouden voor de stortingen op lopende contracten van een duur van minder dan tien jaar die vóór 1 januari 1964 zijn aangepast aan de nieuwe voorwaarde van artikel 82, 1°, c, zoals het bestond alvorens door artikel 80 van de wet van 28 december 1992 te zijn opgeheven.
Nummer 508/1
Art. 508, WIB 92, regelt twee uitzonderingstoestanden eigen aan de levensverzekeringen gesloten onder het stelsel van de cedulaire belastingen (art. 30bis, 3°, SWIB) :
- de eerste toestand - geregeld in art. 508, 1e lid, WIB 92 - vloeit voort uit de wijzigingen in het aanslagstelsel van de kapitalen van levensverzekeringscontracten : deze kapitalen worden fictief omgezet in een rente die elk jaar gezamenlijk met de andere inkomsten wordt belast (cf. art. 169, WIB 92, en art. 73, KB/WIB 92).
Indien de belastingplichtige het belasten van deze rente wil ontgaan, kan hij afstand doen van de vrijstelling inzake de stortingen verricht om deze kapitalen te vormen;
- de tweede toestand - geregeld in art. 508, 2e lid, WIB 92 - is het gevolg van de nieuwe voorwaarde die bepaald is voor de vrijstelling van de stortingen ter uitvoering van een individueel levensverzekeringscontract waarbij voordelen bij leven worden toegekend : dergelijk contract moet een duur van ten minste tien jaar hebben (cf. art. 82, 1°, c, WIB 92, zoals het bestond alvorens door art. 80, W 28.12.1992 te zijn opgeheven); is de looptijd korter, dan wordt geen vrijstelling meer verleend - tenzij het contract wordt aangepast overeenkomstig art. 508, laatste lid, WIB 92 - doch er wordt afgezien van het belasten van de voordelen gevestigd door middel van stortingen waarvoor onder het stelsel van de cedulaire belastingen vrijstelling werd verleend (cf. Senaat, zitting 1961- 1962, stuk 366, blz. 315 en 316).
Nummer 508/2
De aandacht wordt erop gevestigd dat in het kader van art. 508, 1e lid, WIB 92, er slechts mogelijkheid tot verzaking van het genot van de vrijstelling bestaat voor de premies van individuele levensverzekeringen, voor de sommen besteed tot aflossing van hypothecaire leningen gewaarborgd door een tijdelijke verzekering bij overlijden met afnemend kapitaal, alsmede voor de pensioenbijdragen van de vrijwillig verzekerden, wanneer dergelijke premies, sommen of bijdragen, eensdeels, belastingvrijdom hebben genoten op grond van art. 30bis, 3°, SWIB, en, anderdeels, vatbaar zijn om te worden afgetrokken van de voor het aanslagjaar 1964 belastbare beroepsinkomsten.
Hieruit volgt dat er geen sprake kan van zijn afstand te doen van de vrijstelling wanneer er in het kader van het WIB (92), geen aanleiding tot vrijstelling bestaat. Zulks geldt inzonderheid wanneer de storting van een premie of bijdrage, waarvan de betaling in 1963 in het contract bedongen was, niet effectief gedaan werd wegens het overlijden van de verzekerde.
[De erfgenamen kunnen natuurlijk de vrijstelling verzaken en aanspraak maken op de bepalingen van art. 508, 1e lid, WIB 92, wanneer een premie in 1963, voor het overlijden van de verzekerde, vervallen is.]
Er mag nochtans van de vrijstelling worden afgezien wanneer de stortingen niet effectief voor aftrek in aanmerking kwamen :
- wegens ontstentenis van belastbare beroepsinkomsten voor het aanslagjaar 1964;
- wegens het feit dat een verzekeringsonderneming aan de verzekerde die tijdelijk in geldmoeilijkheden verkeert, uitstel van betaling heeft verleend, voor een premie die normaal in 1963 verviel.
Nummer 508/3
De belastingplichtige moet schriftelijk, voor de aanslag, aan de controleur der belastingen van zijn gebied te kennen geven dat hij met ingang van het aanslagjaar 1964 van de vrijstelling afziet.
Nummer 508/4
De in 508/3 voorkomende uitdrukking "voor de aanslag" moet in die zin worden verstaan, dat de verzaking van de vrijstelling mag worden aanvaard zolang de fiscale toestand van de betrokken belastingplichtige op dit punt, voor ieder van de aanslagjaren 1964 en volgende, kan worden herzien.
Nummer 508/5
Wanneer contracten, waaromtrent de verzekerde met ingang van het aanslagjaar 1964 van de vrijstelling kon afzien, tijdens het jaar 1963 door de verzekeraar werden vereffend vóór dat de betrokkene de verzaking heeft genotificeerd, worden de door de verzekerde of door zijn rechthebbende geïnde sommen beschouwd als belastingvrij krachtens art. 508, WIB 92, en moet de eventueel op deze sommen ingehouden BV aan de betrokken belastingplichtigen ter gelegenheid van de regularisatie van hun fiscale toestand of mits tijdig bezwaarschrift worden terugbetaald.
B. AANPASSING VAN DE CONTRACTEN
Nummer 508/6
Deze aanpassing moet plaatshebben voor 1.1.1964.
Nummer 508/7
In de praktijk, mag worden aangenomen dat de aanpassing van de contracten binnen de vereiste termijn is geschied, wanneer de verzekerde, uiterlijk op 31.12.1963, aan de verzekeraar gevraagd heeft tot de vereiste aanpassing over te gaan. Te dien einde, leveren de verzekeringsondernemingen aan de verzekerden die de aanpassing van hun contracten zullen gevraagd hebben, een ontvangstbewijs af als "voorlopig attest", met verzoek het aan de aanslagdienst van hun gebied te doen geworden.
Na de aanpassing van het contract en de ondertekening van de wijzigingsclausule, wordt door de verzekeraar een nieuw attest, in vervanging van het bij de eerste aanvraag om vrijstelling afgeleverde attest, aan de verzekerde toegezonden, die het aan de bevoegde taxatiedienst moet doen geworden.
Indien de belastingplichtige het nieuwe attest niet heeft opgestuurd op het ogenblik dat tot de regularisatie van zijn fiscale toestand voor het aanslagjaar 1964 wordt overgegaan, mag worden aangenomen dat de aanpassingsaanvraag van het contract zonder gevolg werd gelaten.
IV. OPMERKING IN VERBAND MET HET VERZAKEN VAN DE VRIJSTELLING
Nummer 508/8
In het antwoord op de vraag gesteld op 16.6.1964 door Sen. Maisse (Bull.VA, nr. 33, Senaat, gewone zitting 1963-1964, blz. 1027 tot 1029) werd aangenomen, dat iedere belastingplichtige die reeds gebruik heeft gemaakt van het recht dat hem wordt toegekend door art. 508, 1e lid, WIB 92, zijn verzaking voor aanslag (*) mocht intrekken of ze, in voorkomend geval, tot andere contracten mocht uitbreiden.
[(*) De in 508/4 opgenomen onderrichtingen zijn, mutatis mutandis, van toepassing op de intrekking van de verzaking of op de uitbreiding ervan tot andere contracten.]
V. TAAK VAN DE HOOFDCONTROLEUR
Nummer 508/9
In geval van verzaking van de vrijstelling, brengt de hoofdcontroleur het verzekeringsorganisme hiervan op de hoogte (dit organisme moet weten of de vereffening van het contract met vrijstelling van belasting kan geschieden krachtens art. 508, WIB 92) en maakt van deze mededeling melding op het attest dat door de verzekerde bij de eerste aanvraag om vrijstelling werd voorgelegd.
Nummer 508/10
Wanneer een verzaking van de vrijstelling, die reeds ter kennis werd gebracht van het verzekeringsorganisme (cf. 508/9), geldig wordt ingetrokken, moet deze intrekking eveneens onverwijld, bij aangetekende brief, aan voornoemd organisme worden betekend; van die betekening moet ook melding worden gemaakt op het attest dat door de verzekerde bij de eerste aanvraag om vrijstelling werd overgelegd.
Nummer 508/11
Als bij de regularisatie van de fiscale toestand van de betrokken belastingplichtige voor het aanslagjaar 1964, de controleur niet in het bezit is van het attest waarvan sprake in 508/7, 2e lid, moet hij de belastingplichtige melden dat de belastingvrijdom met ingang van dat aanslagjaar niet kan worden gehandhaafd en het verzekeringsorganisme daarvan inlichten (cf. 508/9 hierboven).